33 400 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

J BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2012

Hierbij stuur ik u conform uw verzoek van 22 november de nadere schriftelijke beantwoording van enkele vragen gesteld tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen.

De minister van Financiën, J. R. V. A. Dijsselbloem

Bijlage: nadere schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen.

Het lid Vos (GL) vraagt om een toelichting op het schrappen van het revolverend fonds energiebesparing dat was aangekondigd in het Begrotingsakkoord 2013. Zij vraagt het kabinet tevens op welke wijze het kabinet de investeringen in de woningbouw weer op gang denkt te brengen en roept in dit verband op tot een investeringsplan voor energiebesparing in de bestaande bouw.

De bouw wordt geraakt door de economische crisis en het gebrek aan vertrouwen op de woningmarkt. Met de hervorming van de woningmarkt zoals opgenomen in het regeerakkoord wordt lange-termijn duidelijkheid geboden. Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor herstel in de bouwsector. Op de koopmarkt ondersteunt het kabinet de doorstroming door starters en biedt het eigenaren met een restschuld meer ruimte om te bewegen op de woningmarkt. Dit in aanvulling op de permanente verlaging van de overdrachtsbelasting zoals opgenomen in het Begrotingsakkoord 2013. Doorstroming is ook gunstig voor het klimaat omdat mensen bij aankoop van een nieuwe woning eerder geneigd zijn energiebesparende maatregelen door te voeren. Op de huurmarkt zet het kabinet belangrijke stappen gericht op de doorstroming van scheefwoners en worden de huren richting marktconform niveau gebracht. Hierdoor kan het ook voor investeerders interessanter worden om weer in te stappen op de woningmarkt. In het voorjaar zal het kabinet met een nadere uitwerking van het huurbeleid komen. In de bredere context van de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te brengen, is er voor gekozen om de intensivering van het revolverend fonds energiebesparing uit het Begrotingsakkoord niet door te laten gaan. Wel krijgt de energiebesparing prioriteit van het kabinet. De aanpak van de Green Deals wordt uitgebreid met ten minste een besparingsdeal met energiebedrijven en woningbouwcorporaties voor een versnelling in het verduurzamen van de bestaande woningen. Ook voor kantoren, scholen en andere gebouwen wordt energiebesparing via energiebedrijven op deze wijze bevorderd. Het kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen. Daarnaast is er onder bepaalde voorwaarden nog steeds sprake van een verlaagd BTW-tarief (6%) op de isolatie van woningen.

Mevrouw Vos vraagt verder naar de verhouding tussen de verhuurderheffing en de extra opbrengsten voor corporaties als gevolg van de maatregelen uit het regeerakkoord, en in het bijzonder de gevolgen voor het aanbod van studentenwoningen.

De verhuurdersheffing laat onzelfstandige woonruimte buiten beschouwing. Daarmee wordt invulling gegeven aan een streven uit het «Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting 2011 tot 2016» om deze onzelfstandige wooneenheden van heffing uit te zonderen. Zoals aangegeven, zal de Minister van Wonen en Rijksdienst nog een nadere analyse verrichten van de effecten van de maatregelen uit het Regeerakkoord. Daarbij zal ook gekeken worden naar de positie van de studentenhuisvesting. De uitkomsten van de analyse zullen in het voorjaar aan de Staten-Generaal worden gestuurd.

Mevrouw Vos heeft ook gevraagd wat het kabinet voor alternatieven biedt om de files te bestrijden nu de fiscale maatregelen rond het woon-werkverkeer niet doorgaan en niet gewerkt wordt aan een kilometerheffing.

Het kabinet investeert in de komende jaren nog altijd tientallen miljarden euro’s in infrastructuur, ook na de korting van 250 mln. Hierbij wordt met name ingezet op het aanpakken van knelpunten, waardoor de files bestreden worden. Daarnaast zet het kabinet in op het beter benutten van de bestaande infrastructuur. Er zijn geen voornemens om fiscale maatregelen te treffen specifiek gericht op het terugdringen van files. In dit kader kan ik wel verwijzen naar de toezegging tijdens de behandeling van het Belastingplan 2013 in de Tweede Kamer met betrekking tot het zogenoemde «slimme reisbudget» zoals dat is gepresenteerd door de zogenoemde B50 en de ANWB. Dit slimme reisbudget zou volgens de opstellers tot een filereductie moeten leiden. De staatssecretaris heeft eerder al gemeld dit plan met interesse te hebben ontvangen en de bereidheid aangegeven te onderzoeken of dit een mogelijkheid is om via de fiscaliteit een prikkel te geven voor filereductie. Dat onderzoek heeft stilgelegen in het licht van het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer. Dat onderzoek kan nu weer worden opgepakt en zal zich voornamelijk richten op de budgetneutraliteit, de gevolgen op de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst, de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en uiteraard ook op de gevolgen voor de mobiliteit. Het streven van het kabinet is om beide Kamers nog voor het zomerreces 2013 over de resultaten van dit onderzoek te informeren.

De heer De Lange (OSF) vraagt naar de bezuinigingen in Nederland, mede in relatie tot het tempo dat andere landen volgen in het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

De Nederlandse overheidsfinanciën zijn als gevolg van de crisis fors uit het lood geslagen. Overschotten in de jaren 2007 en 2008 zijn omgeslagen in begrotingstekorten van meer dan 5% in 2009 en 2010. In de jaren 2011 en 2012 klimmen de overheidsfinanciën langzaam op uit dit dal. Het begrotingsakkoord dat in het voorjaar 2012 werd gesloten was nodig om greep op het tekort te krijgen en het tekort terug te brengen conform de aanbevelingen van de buitensporige tekortprocedure. Het op orde brengen van de overheidsfinanciën is een belangrijke voorwaarde voor macro-economische stabiliteit. Gezonde overheidsfinanciën zorgen ervoor dat de kredietreputatie van Nederland op financiële markten hoog blijft, de rente voor zowel de overheid als het bedrijfsleven laag blijft en bedrijven en burgers niet worden geconfronteerd met onverwachte lastenstijgingen in de toekomst. Dit bevordert het ondernemings- en investeringsklimaat. Ook om structurele redenen, zoals de groei van de overheidsuitgaven die met vergrijzing samenhangen, is het nodig om het begrotingstekort terug te dringen. Een lager begrotingstekort betekent daarnaast dat de staatsschuld minder snel groeit, waardoor niet-productieve rentebetalingen een minder groot beslag op de begroting leggen. De keuze om nu te werken aan herstel van de overheidsfinanciën betekent ook dat de huidige generatie bijdraagt aan de gevolgen van de crisis, en een minder grote rekening naar toekomstige generaties wordt overgedragen. Naar mening van het kabinet is werken aan herstel van de overheidsfinanciën dus buitengewoon belangrijk voor een toekomstbestendige economie. Bij de maatvoering baseert het kabinet zich op de adviezen van de Studiegroep Begrotingsruimte, die afgewogen in kaart heeft gebracht voor welke opgave het kabinet staat. Tot slot kan worden opgemerkt dat de andere landen in het eurogebied met een AAA-rating, Duitsland, Finland en Luxemburg, een aanzienlijk kleiner begrotingstekort kennen dan Nederland.

De heer De Lange (OSF) wijst op de risico’s van Noord-Europese investeringen in Griekenland, terwijl Griekenland voor het herstel van de groei wel investeringen nodig heeft.

De Nederlandse inzet is er op gericht om de weg naar economische groei in de zuidelijke EU-lidstaten te hervinden. De buitenlandse investeerders bleven weg, en om buitenlandse investeerders te trekken zijn economische hervormingen noodzakelijk. Het beleid van de regering gaat uit van het beginsel dat er steun verleend wordt op voorwaarde dat die economische hervormingen worden doorgevoerd. De structurele hervormingen moeten op middellange termijn de potentiële verdiencapaciteit vergroten en de concurrentiepositie verbeteren. Alleen op die manier kan een land als Griekenland weer op eigen benen komen te staan. Hieraan kan worden toegevoegd dat de eurozone geen gesloten economie is. Investeringen in Griekenland kunnen dus ook komen vanuit andere delen van de wereld dan Noord-Europa. Ook daarvoor is een verbetering van het investeringsklimaat cruciaal.

De heer Van Strien (PVV) vraagt of Griekenland zich aan de afspraken houdt en of dat gevolgen heeft voor de EMU-schuld.

In het algemeen is het zo dat iedere keer wanneer het EFSF een tranche uitkeert aan Griekenland, de Nederlandse EMU-schuld toeneemt met het deel van de tranche waarvoor Nederland garant staat. Griekenland krijgt alleen een tranche uitgekeerd als de Trojka heeft vastgesteld dat Griekenland voldoende voortgang heeft geboekt met het uitvoeren van het programma en de Eurogroep besluit de tranche uit te keren. De Eurogroep heeft op 26 november een akkoord bereikt over de voortgang van het leningenprogramma aan Griekenland. De Eurogroep heeft nog geen definitieve beslissing genomen vanwege de procedures in nationale parlementen. Voor de beantwoording van de vraag in hoeverre Griekenland zich aan de afspraken houdt verwijs ik naar het verslag van de Eurogroep zoals op 28 november aan de Staten-Generaal gestuurd.

Tot slot heeft de heer Reuten (SP) tijdens de Beschouwingen vragen gesteld over de koopkrachtontwikkeling over de vier inkomensgroepen zoals gepresenteerd door het CPB.

Bij de portefeuilleverdeling van het kabinet is afgesproken dat de minister van SZW verantwoordelijk is voor het algemeen sociaal-economisch beleid en het inkomensbeleid. Dit betekent dat hij binnen het kabinet optreedt als coördinerend minister voor het inkomensbeleid zoals dat vanuit het Rijk wordt vormgegeven. De vraag van de heer Reuten heb ik dan ook doorgeleid naar de Minister van SZW. Ik informeer u hierbij dat de minister van SZW deze vraag zal meenemen in een brief die is toegezegd aan de Tweede Kamer en volgende week zal worden verstuurd. Deze brief zal ook naar de Eerste Kamer worden gestuurd.

Naar boven