33 400 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2013

Y BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2013

Op 23 mei jl. heb ik het UNICEF-onderzoek Koninkrijkskinderen: Kinderrechten op de Nederlandse Cariben in ontvangst genomen. Tijdens het Algemeen Overleg op 4 juni 2013 is de beleidsreactie op het onderzoek aan de orde geweest. Die doe ik u hierbij toekomen. Deze beleidsreactie is, naast de staatssecretaris van VWS, mede namens de minister van VWS, de minister voor Wonen en Rijksdienst, de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) opgesteld.

Het onderzoek van UNICEF heeft geresulteerd in diverse deelrapporten waarin de kinderrechtensituatie op de zes Caribische eilanden in het Koninkrijk aan de orde komt. De onderzoekers van UNICEF geven mijns inziens een goede beschrijving van de huidige situatie en wijzen ons tegelijkertijd de wegen om binnen de staatsrechtelijke verhoudingen te doen wat we als landen en openbare lichamen kunnen en moeten doen.

De onderzoekers concluderen dat er nog veel moet gebeuren om de situatie op de eilanden in overeenstemming te brengen met de normen die door het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) worden gesteld.

Het rapport bevat een aantal aanbevelingen en uitgangspunten voor verbetering.

Het structureel verbeteren van de positie en rechten van kinderen heeft de aandacht van het kabinet. Het uitgangspunt is dat de stem van kinderen wordt gehoord zodat ze gezond, veilig, prettig en met goede toekomstperspectieven kunnen opgroeien. Nederland wil zich, samen met de landen in het Koninkrijk en de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, blijven inzetten om de situatie van kinderen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te verbeteren. De afgelopen jaren is veel werk verzet om verbeteringen tot stand te brengen. In deze brief wordt weergegeven welke programma’s en maatregelen op de verschillende beleidsterreinen reeds in gang zijn gezet.

Maar we zijn er nog niet, er moet ook nog meer gebeuren. UNICEF geeft terecht aan dat het verbeteren van de kinderrechtensituatie in Caribisch Nederland een gezamenlijk verantwoordelijkheidsbesef van de vakministeries en een integrale aanpak in de beleidsvorming en uitvoering vereist. Het gaat, zoals de onderzoekers ook constateren, tijd kosten om grondige verbetering te bereiken. Er is afgelopen jaren veel opgebouwd. Het is zaak om dat gezamenlijk uit te bouwen en verder te brengen. In het slot van de brief ga ik hier nader op in.

Allereerst geef ik een toelichting op de kinderrechtensituatie in Curaçao, Sint Maarten en Aruba alvorens in te gaan op Caribisch Nederland.

Curaçao, Sint Maarten en Aruba

Voorafgaand aan de officiële overhandiging van de rapporten aan de minister van BZK tijdens het UNICEF symposium, heeft UNICEF de rapporten de week ervoor al gepresenteerd en aangeboden aan de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba.

Ieder land in het koninkrijk is primair zelf verantwoordelijk voor het beschermen van kinderrechten zoals dat is vastgelegd in het VN Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Dat neemt niet weg dat we als koninkrijkspartners samenwerken op die gebieden die juist voor kinderen en jongeren van belang zijn. Daarom ondersteunt de Nederlandse regering de andere landen binnen het Koninkrijk op het gebied van de kinderrechten onder meer door middel van de samenwerkingsprogramma's zoals het Onderwijs en Jongeren samenwerkingsprogramma. Sint Maarten en Curaçao hebben hierbinnen, met financiële steun van Nederland onderwijsinnovatie en een sociale vormingsplicht kunnen realiseren.

Daarnaast worden in het samenwerkingsprogramma Sociaal Economisch Initiatief (SEI) onder andere projecten gefinancierd op het gebied van armoedebestrijding, opvoedingsondersteuning, sport en verbetering van wijken. Verder subsidieert Nederland via de Antilliaanse Medefinancierings Organisatie (AMFO) een aantal NGO’s die goed werk doen voor schoolmaaltijden, de voedselbank, naschoolse opvang en pleegzorg. Het FDA financiert projecten om het bestuur, het onderwijs, de rechtshandhaving en de overheidsfinanciën op Aruba te versterken. Sommige projecten hebben een meer indirect effect (zoals de projecten die de economie stimuleren). Andere projecten zoals die op het gebied van onderwijs hebben een direct effect op de jongeren in Aruba

De uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s loopt tot eind 2014, daarna is het aan de landen zelf om voldoende geld te reserveren in de begroting om de resultaten van de samenwerkingsprogramma’s duurzaam te kunnen borgen. In de contacten tussen de landen en de minister van BZK en zijn ambtsvoorgangers, evenals in de correspondentie over de samenwerkingsmiddelen en in de contacten met de landen wordt steeds aandacht besteed aan het «verduurzamen van de resultaten» van het samenwerkingsbeleid. Zo heeft Sint Maarten het onderwijsinnovatiekantoor dat was opgericht om goede uitvoering te geven aan het Onderwijs en Jongeren samenwerkingsprogramma opgenomen in de reguliere onderwijsbegroting. Andere vormen van verduurzaming zijn het aantrekken van leerplichtambtenaren en onderwijsinspecteurs, maar ook het reserveren van voldoende financiën in de begrotingen van de landen voor onderhoud van de gebouwen en meubilair dat met behulp van samenwerkingsmiddelen tot stand is gekomen.

De komende jaren zal voor de landen meer dan voorheen de nadruk komen te liggen op wederzijdse samenwerking en de uitwisseling van kennis en expertise. Zo is vanuit het kabinet door de minister van OCW een samenwerkingsprotocol met Aruba ondertekend op het gebied van onderwijs. Maar het is verheugend te constateren dat ook organisaties als het Oranjefonds het thema «jongeren» oppakt en gemeenten een grote betrokkenheid bij het thema voelen en er plannen op ontwikkelen. Daarnaast zal de Nederlandse Vertegenwoordiging in Aruba, Curaçao en Sint Maarten ook in de toekomst ondersteuning kunnen blijven bieden door middel van specifieke (kleine) subsidieaanvragen, onder meer op het gebied van kinderrechten. Zo heeft de vestiging in Aruba subsidie verleend aan de Kindertelefoon, een NGO die activiteiten organiseert ten behoeve van lichamelijke en verstandelijke gehandicapte kinderen en een kindertehuis dat (naar aanleiding van de affaire «Het Hofnarretje») een cursus voor zijn personeel heeft georganiseerd om openheid van communicatie binnen het kindertehuis te garanderen. Ook heeft de Stichting tegen Kindermishandeling op Curaçao onlangs een financiële ondersteuning gekregen voor het geven van voorlichting.

Tijdens het Koninkrijksberaad begin juni zijn de UNICEF rapporten met de landen besproken. De landen herkennen veel van de door UNICEF geschetste problematiek, zoals het hoge aantal kinderzwangerschappen. Afgesproken is dat de landen zoveel mogelijk samen gaan werken om de problematiek het hoofd te bieden. Daarnaast heb ik de landen aangeboden de landen bij te willen staan, indien zij gebruik willen maken van Nederlandse kennis, expertise of het Nederlandse netwerk op dit thema.

Caribisch Nederland

Het IVRK ligt aan de basis van de missie van het jeugdbeleid in Caribisch Nederland, die samen met de jeugdorganisaties en bestuurders in Caribisch Nederland is vastgesteld. De missie voor de jeugdzorg in Caribisch Nederland luidt als volgt: «Elk kind moet gezond en veilig en met plezier kunnen opgroeien, zijn talenten kunnen ontwikkelen, goed voorbereid zijn op de toekomst en leren zelf ook een bijdrage te leveren aan de maatschappij». We werken toe naar een situatie waarin zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan dit streven.

Het is van belang om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van de openbare lichamen. Voor het Caribisch deel van Nederland is en wordt gekozen voor maatwerk. Op de drie eilanden worden gefaseerd verbetermaatregelen doorgevoerd door alle betrokken departementen. De verwachtingen ten aanzien van Caribisch Nederland moeten echter in die zin worden getemperd dat de voorzieningen in Caribisch Nederland niet vergeleken kunnen worden met die in Europees Nederland. Overwegingen van gelijkheid vormen geen voldoende rechtvaardigingsgrond voor het overnemen van de voorzieningen die we in Europees Nederland kennen. De gedachte van de wetgever is juist geweest, dat de bijzondere ligging en de specifieke sociaaleconomische omstandigheden van Caribisch Nederland aanleiding moeten kunnen geven tot een specifiek wettelijk regime, dat uitsluitend voor de eilanden geldt. Discussies over gelijke behandeling worden onder meer gevoerd in het kader van sociale voorzieningen zoals uitkeringen, kindertoeslag en huursubsidie. Het pakket aan regelgeving moet echter in zijn totaliteit worden beoordeeld. Zo is er gekozen voor een relatief simpel fiscaal stelsel met een hoge belastingvrije voet, een relatief lage vlaktax, maar dan ook geen compensaties via toeslagen en subsidies.

Voor wat betreft Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn de verschillende vakdepartementen verantwoordelijk voor het eigen beleid evenals in het Europese deel van Nederland. Hieronder zal per betrokken departement worden ingegaan op de activiteiten rond de problemen die bestaan ten aanzien van de Kinderrechten zoals beschreven in de rapporten van UNICEF. UNICEF geeft echter terecht aan in haar rapporten dat samenwerking tussen de verschillende departementen, evenals een integrale aanpak cruciaal zijn. Hoewel er door ieder departement afzonderlijk beleid wordt uitgevoerd gericht op het verbeteren van de verschillende probleemgebieden, wordt er sinds 10-10-10 tevens samengewerkt op departement overschrijdende problematiek. De wijze waarop dit gebeurt wordt in de volgende paragrafen toegelicht.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Het beeld dat wordt geschetst in de rapporten van UNICEF over de kinderrechtensituatie in Caribisch Nederland wordt herkend door de staatssecretaris van VWS. Het komt overeen met het eigen beeld, namelijk dat er de afgelopen jaren veel is verbeterd, maar dat er ook nog veel moet gebeuren.

Het Comité van de Verenigde Naties voor de monitoring van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind heeft in 2009 gewezen op de zorgelijke situatie van de kinderrechten in de toenmalige Nederlandse Antillen. Saba, Sint Eustatius en Bonaire hebben daarom al in 2008 met Nederland afgesproken om – naast gezondheidszorg, veiligheid en onderwijs – de jeugd tot een prioritair thema te maken. Voor het jeugdbeleid zijn in 2009 en 2010 extra middelen vrijgemaakt. Hiermee kon, vooruitlopend op de transitie van 10-10-10, worden gestart met het opbouwen en versterken van de jeugdvoorzieningen. Dit is later omgezet in een structureel budget.

Samen met het lokale bestuur, de lokale instellingen en de Inspectie Jeugdzorg is er in de afgelopen jaren een behoorlijke verbetering van de voorzieningen gerealiseerd: het opzetten van Centra voor Jeugd en Gezin, de verbetering van vrije tijdsvoorzieningen voor jongeren vanaf 12 jaar, het ontwikkelen van jeugdzorg (ambulant, pleegzorg en residentiële zorg) en het verbeteren van de gezinsvoogdij1. De acties op het gebied van de jeugdbescherming onderneemt de staatssecretaris van VWS in nauwe samenspraak met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Daarbij is het belangrijk aan te sluiten bij de specifieke regionale situatie. In navolging van de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité, zijn professionals opgeleid in een methodiek voor positief opvoeden (Triple P).

De taken op het terrein van de publieke gezondheidszorg zijn vastgelegd in de Wet Publieke Gezondheid. Deze wet is ook van toepassing voor Caribisch Nederland. De gemeentelijke taken worden in Europees Nederland grotendeels uitgevoerd door de GGD’en. Op de eilanden is, gelet op de schaalgrootte, in samenspraak met de eilandbesturen vastgesteld dat inrichten van een GGD naar Europees/Nederlands model niet tot de mogelijkheden behoort. Wel zullen de wettelijke taken moeten worden uitgevoerd. De eilanden zijn thans niet in staat om de wettelijke taken zelfstandig in te vullen. Om die reden is, in overeenstemming met de eilandbesturen, de GGD Den Haag gevraagd de eilandbesturen te helpen om aan die taken invulling te geven. Het ministerie van VWS heeft hiervoor middelen vrijgemaakt. Speerpunten daarbij zijn de jeugdgezondheidszorg en seksuele gezondheidszorg. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de Centra voor Jeugd en Gezin en het onderwijs. Daarnaast is er een aantal taken voortvloeiend uit de Wet Publieke Gezondheid op Rijksniveau, bijvoorbeeld bestrijding van infectieziekten waar ook aandacht voor is de manier waarop dat vorm kan worden gegeven voor de eilanden.

De komende jaren ligt de focus op het verder verbeteren van de jeugdgezondheidszorg, het bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders van tieners, het versterken van seksuele voorlichting, het begeleiden van tienermoeders, het bereiken van ouders in de buurten via buurtmoeders en een sluitende aanpak van kindermishandeling.

Aangezien er vóór de transitie nagenoeg geen sprake was van voorzieningen op het gebied van jeugdhulpverlening, is binnen Caribisch Nederland allereerst ingezet op een adequate invulling van de functie, voorzieningen en preventie en op de samenwerking tussen diverse partners. Nu de voorzieningen er staan, inclusief personeel, wordt er in samenwerking met diverse partners (onder andere politie, OM, Expertisecentrum Onderwijs Zorg, Centra voor Jeugd en Gezin, Voogdijraad en Jeugdzorg en Gezinsvoogdij) gewerkt aan het tegengaan van ernstige problematiek, waaronder kindermishandeling.

In dit kader zijn in 2012 op initiatief van Jeugdzorg en Gezinsvoogdij op alle eilanden conferenties gehouden genaamd «Niets doen is geen optie» waarbij alle ketenpartners aanwezig waren. Tijdens de conferenties zijn partijen met elkaar in gesprek gekomen en zijn prioriteiten en aandachtspunten benoemd voor een vervolg in de aanpak van kindermishandeling: werkgroepen zijn aan de slag gegaan om tot een sluitende aanpak te komen; er zijn initiatieven ontplooid op het gebied van bewustwording door middel van publiekscampagnes, het beschrijven en vaststellen van een handelingsprotocol en er zijn trainingen gehouden op Sint Eustatius en Saba.

Voor de transitie van 10 oktober 2010 was er geen sprake van een structurele registratie (van cijfers) met betrekking tot de zorg voor de jeugd. Hier zijn de nodige slagen in gemaakt. Aan het opbouwen van zulke gegevens wordt thans gewerkt. Daarnaast wordt bezien hoe in samenwerking met de GGD Den Haag, het RIVM en het CBS basale gegevens over een breed veld van zorg en de jeugd, kunnen worden verkregen.

Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de openbare lichamen en de ministeries van VWS en VenJ om te zorgen voor een goed functionerend stelsel van preventieve voorzieningen, jeugdzorg, jeugdbescherming, maar ook jeugdreclassering (zie hieronder bij VenJ). Bij de ontwikkeling van een goed functionerend stelsel is het eerste ijkpunt het voldoen aan de internationale norm, zoals het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

Een goed voorbeeld van de door UNICEF bepleite samenwerking is de gekozen organisatorische vormgeving en financiering van de gezinsvoogdij in Caribisch Nederland. Gezinsvoogdij is de politieke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van VenJ, maar is vanwege de beperkte schaalgrootte ondergebracht bij de organisatie jeugdzorg en gezinsvoogdij CN, onder verantwoordelijk van de staatssecretaris van VWS).

Veiligheid en Justitie

Ten aanzien van Caribisch Nederland zijn bij brief van 18 januari 2012, TK 2011–2012, 31 568, nr. 91 verbeteringen geschetst met betrekking tot het justitieel jeugdbeleid, op zowel civiel als strafrechtelijk terrein. Het gaat hierbij, naast bovenvermelde verbeteringen van de gezinsvoogdij, ook om betere voorzieningen in geval van detentie (jeugdigen worden gescheiden geplaatst van volwassenen) en om de professionalisering van de voogdijraad die zowel civielrechtelijke als strafrechtelijke taken uitvoert2.

De aanpak jeugdcriminaliteit in Caribisch Nederland is erop gericht om zoveel mogelijk te investeren in de preventieve kant (de «voorkant») van de jeugdketen. De Voogdijraad is daarbij een belangrijke ketenpartner. Met behulp van betrekkelijk recent3 geïntroduceerde interventiemodellen (Halt-afdoening, Officiersmodel en het Rechtersmodel) wordt geïnvesteerd in een aanpak voor respectievelijk lichte, gemiddelde en ernstige jeugdcriminaliteit, zodanig dat daar voorbeeldwerking van uitgaat. Hiermee wordt geprobeerd te voorkomen dat minderjarigen gedetineerd dan wel gesloten moeten worden geplaatst. In dit verband kan worden verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Veiligheid en Justitie van 12 september 2012, TK 33 000 IV, nr. 80, over (o.a.) jeugdcriminaliteit.

De constateringen in het rapport van UNICEF zijn hiermee in lijn.

UNICEF noemt echter ook dat op een aantal punten de regelgeving niet aan de minimumeisen van het Kinderrechtenverdrag voldoet, zoals de toepassing van het volwassenstrafrecht op 16 en 17-jarigen, alsmede de mogelijkheid tot levenslange veroordeling. Caribisch Nederland kent geen apart jeugdstrafrecht. Overigens bestaat ook in Europees Nederland de mogelijkheid dat afhankelijk van de persoon van de dader, de ernst van het delict en de omstandigheden, op 16- en 17-jarigen het volwassenstrafrecht kan worden toegepast.

UNICEF constateert tegelijkertijd ook dat de huidige aanpak van jeugdige overtreders, met nadrukkelijke aandacht voor de pedagogische component, goed aansluit bij de gedachte achter het Kinderrechtenverdrag.

In dit verband kan worden gemeld dat de Raad voor de Rechtshandhaving in december 2012 heeft onderzocht hoe de organisatie en de werkwijze van jeugdreclassering op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is vormgegeven. De Raad heeft zich in dit onderzoek gericht op het proces dat een minderjarige doorloopt vanaf het moment dat de Voogdijraad BES een melding ontvangt over mogelijke betrokkenheid van een minderjarige bij een strafbaar feit. De Raad concludeert dat de Voogdijraad BES bij de uitvoering van de strafrechtelijke taken in de afgelopen twee jaar grote stappen voorwaarts heeft gezet. Ook de coördinatie van taakstraffen en de samenwerking daarin met ketenpartners verloopt op alle drie de eilanden goed. Een brief hierover is op 14 juni 2013 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Vanwege de afgesproken legislatieve terughoudendheid zal na 2015 worden bezien of en in hoeverre jeugdstrafrecht kan worden ingevoerd.

Uit de rapporten komt verder naar voren dat huiselijk geweld een groot probleem is in Caribisch Nederland. In dit verband is van belang te melden dat Nederland het verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld van de Raad van Europa op 14 november 2012 heeft getekend. Dit verdrag zal tevens van toepassing zijn op Caribisch Nederland. Het Verdrag ziet onder meer toe op een integrale aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de relatie tussen slachtoffers, daders, kinderen en hun sociale omgeving. De staatssecretaris van VWS, de minister van OCW en de minister van VenJ zijn bezig met het opstellen van een implementatieplan voor de invoering van de uit het Verdrag voortvloeiende acties in Nederland. Naar verwachting wordt dit plan nog in 2014 aan de Tweede Kamer toegezonden. De voorbereidingen, waaronder het in kaart brengen van de gevolgen voor Caribisch Nederland, zijn reeds in gang gezet.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

In het sociale domein refereren de rapporten met name aan de financiële situatie van de inwoners op de eilanden. Verschillende kinderen groeien op in armoede en hebben daardoor soms geen toegang tot de meest basale kinderrechten. Veel bevindingen over armoede in Caribisch Nederland zijn herkenbaar. Armoedebestrijding is dan ook van het grootste belang. Tegen die achtergrond zijn armoedebeleid en sociaaleconomische ontwikkeling terugkerende thema’s in de overleggen tussen het Rijk en de eilanden, die zich gezamenlijk en vanuit de eigen verantwoordelijkheid inspannen voor de verbetering van de situatie op de eilanden.

Dit jaar is € 20 miljoen extra beschikbaar voor de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid. Voor het zomerreces zal de staatssecretaris van SZW de Tweede Kamer nader informeren over de inzet van deze middelen. Daarbij zal ook aandacht zijn voor de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland.

Reeds in het Bestuurlijk Akkoord van 18 april 2010 tussen Bonaire, Sint Eustatius, Saba en (Europees) Nederland is geconstateerd dat voor het verbeteren van de welvaart op de eilanden het versterken van economische activiteiten, het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt en het vergroten van werkgelegenheid uitermate belangrijk zijn. Daarbij is sprake van een verbinding tussen beleidsterreinen als arbeidsmarkt, kinderopvang, educatie en onderwijs, zorg, sociale woningbouw en wijken en de situatie van jongeren. Dit betekent dat een zo integraal mogelijke aanpak een extra impuls kan geven aan het vergroten van de arbeidsparticipatie en het bevorderen van de maatschappelijke participatie.

Met de alleen voor Caribisch Nederland geldende Regeling bijzondere uitkering integrale projecten 2013 kunnen, evenals in voorgaande jaren, succesvol geachte projecten op bovengenoemde terreinen financieel worden ondersteund. De eilanden dienen zelf projectaanvragen in voor de besteding van het budget.

Om het integrale karakter van de aanpak ook binnen de rijksoverheid te waarborgen, voeren de betrokken departementen regelmatig overleg op hoogambtelijk niveau.

Een groot deel van deze projectgelden integrale aanpak is ook ingezet ten behoeve van het verbeteren van de situatie van kinderen en jongvolwassenen in Caribisch Nederland. In een jobprogram op Bonaire werkt het openbaar lichaam samen met werkgevers en beroepsonderwijs om lokale jongeren een kans te geven op een baan in de horeca en toerisme middels een duaal traject van leren en werken. Ook loopt er een project om de drugsproblematiek op de Scholengemeenschap Bonaire aan te pakken, waardoor de kans op een gezonde leefstijl toeneemt. Het project «begeleid wonen en begeleiding naar werk», dat eveneens op Bonaire wordt uitgevoerd, biedt jongeren van 18 tot 27 jaar een omgeving waar ze begeleid kunnen wonen en een opstap kunnen maken naar werk of opleiding. Daarnaast wordt geïnvesteerd in een integrale wijkaanpak in een aantal achterstandswijken, die naar verwachting ook een verbetering van de situatie van kinderen met zich mee zal brengen.

Op Saba is een maatschappelijk werker aan de slag gegaan om de sociale problematiek op het eiland duurzaam aan te pakken. Ook is een sportcoördinator aangesteld die moet bijdragen aan de ontwikkeling van de georganiseerde sportbeoefening, onder meer door jongeren. Tenslotte loopt op Saba een project om jongeren met een taakstraf voor te bereiden op hun terugkeer in de gemeenschap.

Kinderopvang op de eilanden is een belangrijk aandachtspunt. Met SEI-gelden zijn eerder projecten gestart om verbeteringen in de kinderopvang te bewerkstelligen. Binnen de integrale aanpak zijn de eilanden ook projecten gestart om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Hoewel dit in eerste instantie een eilandelijke verantwoordelijkheid is, heeft SZW tijdens de CN week van oktober 2012 ook geld ter beschikking gesteld hiervoor.

Zo heeft SZW, verdeeld over drie jaar, ca. € 1 miljoen extra beschikbaar gesteld voor kinderopvang. Ook draagt SZW voor € 1 miljoen financieel bij aan het realiseren van een voorziening kinderopvang in een brede school op Bonaire.

Ook op andere manieren ondersteunt SZW de eilanden. SZW heeft kinderopvangorganisaties in Europees en Caribisch Nederland met elkaar in contact gebracht, om een «twinning» mogelijk te maken van kinderopvanginstellingen in het Europees deel van Nederland met crèches in Caribisch Nederland. Een «verkenner» vanuit de kinderopvangsector heeft een bezoek gebracht aan de eilanden om de concrete behoefte te inventariseren en te bezien hoe daarop kan worden ingespeeld. Desgewenst kunnen de eilanden hieraan een vervolg geven.

Ook op het gebied van budgetvoorlichting en schuldhulpverlening is een twinning gestart, met als doel duurzame deskundigheidsbevordering; het Nibud ondersteunt de eilanden om praktische instrumenten op dit terrein te ontwikkelen, zoals een train the trainer opleiding. Daarnaast heeft Bonaire financiële ondersteuning ontvangen voor het ontwikkelen en uitvoeren van budgetteringscursussen, onder meer voor laaggeletterden.

Overigens komt in de rapporten ook het minimumloon en de sociale voorzieningen aan de orde. Dat zijn strikt genomen geen instrumenten gericht op armoedebestrijding, maar de niveaus spelen natuurlijk wel een rol in de mogelijkheden die mensen hebben om rond te komen en dus ook om noodzakelijke uitgaven ten behoeve van hun kinderen te doen. Per 10 oktober 2010 zijn de niveaus gestegen ten opzichte van de situatie voorheen, maar verdere groei is, onder voorwaarden, wenselijk. Het streven is nadrukkelijk om het minimumloon en de sociale uitkeringen verder te verbeteren naar gelang de economische draagkracht en ontwikkeling. Daarbij dient de ontwikkeling van minimumloon en uitkering wel met elkaar in de pas te lopen. Dit is van belang om te waarborgen dat werken blijft lonen.

De beleidsinzet omvat meerdere sporen, waarbij ter illustratie gewezen zij op de afspraken die vanuit meerdere departementen gemaakt zijn in oktober 2012, zoals het verlagen van de ABB (de algemene bestedingsbelasting) voor een aantal producten. De inzet was en is er nadrukkelijk op gericht de koopkracht te verbeteren.

Tot slot zij opgemerkt dat verhoging van het minimumloon een aangelegenheid is waarin ook (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers een rol moeten hebben. De staatssecretaris van SZW gaat medio dit jaar tijdens haar werkbezoek aan de eilanden met werkgevers en werknemers in gesprek over een sociaaleconomisch groeimodel. Het oplossen van de problematiek is dus niet alleen de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid (dat zou ook niet kunnen), maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het rijk, de openbare lichamen en de sociale partners in Caribisch Nederland.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De uitdagingen waarvoor het onderwijs in Caribisch Nederland wordt gesteld, worden opgepakt in de uitvoering van de Onderwijsagenda. Deze agenda werd in de CN-week van maart 2011 met de schoolbesturen, schoolleiding, de gedeputeerden van onderwijs van de eilanden en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondertekend. De Tweede Kamer wordt door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap separaat geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de Onderwijsagenda. In de Onderwijsagenda is de ambitie uitgesproken dat de basiskwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland in 2016 op een naar Nederlandse en Caribische maatstaven aanvaardbaar niveau gebracht moet zijn. Het respect voor de eigen Caribische taal en cultuur is daarbij een van de aandachtspunten. Zo wordt er voor Bonaire lesmateriaal in het Papiamentu ontwikkeld en wordt gewerkt aan het aanpassen van Nederlandstalig lesmateriaal aan de Caribische context.

De afspraken uit de Onderwijsagenda zullen direct bijdragen aan de aspecten uit het UNICEF-rapport die verband houden met onderwijs. Dat betreft zowel de pedagogisch didactische kwaliteit van het onderwijs als het aanpakken van zaken als schoolverzuim en lesuitval. Sinds 2011 is al veel winst behaald op het vlak van onderwijs. Rapportages van de Inspectie van het Onderwijs geven aan dat door vrijwel alle scholen vooruitgang is geboekt en dat een aantal scholen al dicht is bij het realiseren van de gestelde ambitie uit de Onderwijsagenda. Ook uit belevingsonderzoeken onder onderwijsprofessionals blijkt dat naar hun oordeel de afgelopen 1,5 jaar op vrijwel alle fronten verbeteringen zijn gerealiseerd.

Op 22 april 2013 heeft de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Onderwijsconferentie op Saba bijgewoond en heeft daar geconcludeerd dat het onderwijsveld met veel inzet en betrokkenheid werkt aan het verbeteren van het onderwijs. Op de conferentie zijn door alle betrokkenen de ambities die zijn neergelegd in de Onderwijsagenda herbevestigd.

Wonen en Rijksdienst

Op het terrein van de woonsituatie van kinderen in Caribisch Nederland concludeert UNICEF dat er obstakels zijn om de woonrechten uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind te effectueren. Problemen zijn overbewoning en verwaarloosde particuliere woningen, onder andere veroorzaakt door een tekort aan geschikte en betaalbare (sociale huur) woningen.

In een dergelijke omgeving krijgen kinderen volgens UNICEF onvoldoende slaap en rust en zijn ze niet in de gelegenheid om huiswerk te maken, een situatie die op gespannen voet staat met het recht van een kind op privacy, onderwijs en gezondheid.

Het ministerie van BZK heeft in maart 2013 van de Openbare Lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius (verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van goede en betaalbare huisvesting) het verzoek gekregen hen te ondersteunen bij het wegnemen van knelpunten in hun woningmarktbeleid. Het ministerie van BZK geeft hieraan gehoor door kennis in te brengen, door te bezien welke nationale voorwaarden op het gebied van wonen ook voor de eilanden interessant kunnen zijn en door, indien de eilanden dit nodig hebben alsmede indien het mogelijk is, knelpunten in bestaande regelgeving aan te passen. Hierdoor wordt het voor de Openbare Lichamen mogelijk een verbetering in de woonsituatie van kwetsbare groepen op Bonaire, Saba en Sint Eustatius te bewerkstelligen. De Openbare Lichamen worden hierin tevens ondersteund door de Nederlandse woningcorporaties Woonlinie en Aert Swaens, die een samenwerkingsverband hebben met respectievelijk Saba en Sint Eustatius, en Bonaire.

Op Bonaire zijn het ministerie van BZK, het Openbaar Lichaam, de woonstichting Fundashon Cas Bonairiano en verschillende maatschappelijke partners in mei 2013 bijeen gekomen om de problemen op de woningmarkt in kaart te brengen en het Openbaar Lichaam hulp te bieden bij het opstellen van een plan van aanpak. Hierbij is ook aandacht voor de verbeterpunten zoals door UNICEF gesignaleerd, waaronder het vergroten van een gedifferentieerd aanbod van sociale huurwoningen, mede gericht op tienermoeders. Ook voor Saba en Sint Eustatius wordt vergelijkbare ondersteuning op woningmarktbeleid aangeboden. Daarnaast heeft het kabinet de eilanden gevraagd om uiterlijk 1 september 2013 uitgewerkte ontwikkelplannen in te dienen voor het wegwerken van achterstanden. De eilanden kunnen ervoor kiezen om achterstanden op het gebied van wonen hierin op te nemen.

Ook de leefbaarheid in bepaalde wijken baart UNICEF zorgen. Om de complexe en gestapelde problemen op te lossen zetten de Openbare Lichamen in op een integrale en gebiedsgerichte aanpak. Het gaat hier om een integrale wijkaanpak waarbij een fysieke verbetering van wijken wordt gerealiseerd, met extra aandacht voor faciliteiten voor de jeugd. Tegelijkertijd werken de Openbare Lichamen aan de verbetering van de gezinssituatie van bewoners door onder andere het begeleiden van mensen naar werk en de aanpak van multiprobleemgezinnen middels de Achter de Voordeur methode. Het ministerie van BZK en het ministerie van SZW, spelen bij deze integrale wijkaanpak een stimulerende en waar mogelijk voorwaarden scheppende rol.

Integrale aanpak Caribisch Nederland

Het structureel verbeteren van de kinderrechtensituatie vraagt verbeteringen op velerlei terreinen; dit zal ook in de komende decennia het geval zijn. Het gaat dan zowel om economische ontwikkeling, toekomstperspectief voor de jeugd, verbetering van de kinderopvang, verbetering van de publieke gezondheidszorg, naschoolse opvang, onderwijs en armoedebestrijding. De bestuurlijke verantwoordelijkheid op de diverse beleidsterreinen met relevantie voor de belangen en rechten van kinderen zijn verdeeld over diverse ministeries en de lokale overheden. En hoewel de verantwoordelijkheid gespreid is, is voor elke instantie de verbetering van de positie van het kind een belangrijke doelstelling.

UNICEF benadrukt terecht in zijn deelrapporten dat een integrale aanpak van groot belang is. Hoewel er al op verschillende terreinen wordt samengewerkt is meer samenwerking van groot belang om te komen tot de gewenste verbeteringen. De onderzoekers constateren ook dat het tijd zal kosten om deze verbetering te bereiken. Dit temeer omdat het kabinet de verbeteringen samen met de bevolking wil bereiken om ze duurzaam te laten zijn. Dat is alleen mogelijk indien rekening wordt gehouden met de draagkracht van de instanties en instellingen die de verbeteracties in – en uitvoeren. Ook zal er rekening moeten worden gehouden met de regiospecifieke situatie en problematiek. Er is afgelopen jaren veel opgebouwd. Het is zaak om dat gezamenlijk en gefaseerd uit te bouwen en verder te brengen. Gefaseerd, omdat de samenleving de veranderingen moet kunnen dragen. De betrokken bewindspersonen zijn zich er van bewust dat het vorenstaande aandacht vergt en zullen die aandacht geven.

Vele onderwerpen die betrekking hebben op de kinderrechtensituatie in Caribisch Nederland worden al regelmatig en op structurele basis interdepartementaal besproken en aangepakt. Dit zal in de toekomst worden gecontinueerd met inachtneming van de resultaten van het UNICEF rapport. De rapporten van UNICEF geven goede handvatten om, waar dat nog niet of onvoldoende gebeurt, onderwerpen interdepartementaal te agenderen.

Het verbeteren van de kinderrechtensituatie is echter niet een taak van de rijksoverheid alleen. Om te komen tot effectieve maatregelen is de rol van de openbaar lichamen en betrokken organisaties eveneens van groot belang.

Tijdens de CN week van maart 2013 hebben vertegenwoordigers van de betrokken openbare lichamen al het belang benadrukt van een integrale aanpak van de jeugdproblematiek die voorkomt dat jongeren uitvallen of buiten beeld geraken van de verschillende instanties. Ook de betrokken organisaties die te maken hebben met de jeugd op Caribisch Nederland staan dit voor. Afgesproken is dat onder aanvoering van Bonaire in het najaar van 2013 tijdens de CN week een plan zal worden gepresenteerd. Dit plan omvat verschillende deelgebieden zoals onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid, welzijn en veiligheid. De focus ligt hierbij op het bieden van goede basisvoorzieningen. Beoogd wordt om op basis van gemeenschappelijke prioriteiten een meerjarenplan met speerpunten te maken. De insteek is erop gericht om voort te gaan op de ingeslagen weg en stap voor stap tot verbeteringen in de basiszorg voor jeugdigen te komen. Stapsgewijs omdat het absorptievermogen van de eilanden beperkt is. Een uitgangspunt is om zoveel mogelijk gebruik te maken van voorzieningen binnen de regio en in dat kader is samenwerking met Curaçao, Aruba en Sint Maarten van belang.

Door middel van de gesprekken tijdens de CN week met de bestuurders van de openbare lichamen, de regelmatige structurele agendering op hoogambtelijk niveau en de continue samenwerking met de diverse actoren in het veld, is het kabinet van mening de integrale samenwerking tussen rijk, openbare lichamen en partners in het veld afdoende en structureel geborgd te hebben.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

De gezinsvoogdij voert kinderbeschermingsmaatregelen uit (veelal ondertoezichtstelling).

X Noot
2

De Voogdijraad kan worden vergeleken met de Raad voor de Kinderbescherming in Europees NL.

X Noot
3

Sinds augustus 2010 op Bonaire en sinds mei 2011 op Sint Eustatius en Saba.

Naar boven