Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2013
Naar aanleiding van het verzamel algemeen overleg Koninkrijksrelaties d.d. 16 april
2013 (Kamerstuk 33 400 IV, nr. 28), de procedurevergadering van 24 april 2013 en uw brief d.d. 25 april 2013, waarin
u verzoekt om een aanvullende brief over de stand van zaken inzake de verontreiniging
door de Isla raffinaderij op Curaçao. De toezegging aan het lid Van Ojik (GroenLinks)
de Kamer te informeren over de vorderingen van de regering van Curaçao inzake de Isla
raffinaderij, naar aanleiding van het vragenuurtje d.d. 26 maart j.l. over de Zembla
uitzending (Handelingen II 2012/13, nr. 66, item 3, blz. 5–6). Kan ik u het volgende mededelen.
Ik heb tijdens mijn recente bezoek aan Curaçao voor de begrafenis van het Statenlid
Herman Wiels, uitgebreid gesproken met Minister President Hodge en wederom de zorgen
van de Nederlandse regering en het parlement over het uitblijven van naleving en handhaving
van de milieunormen door de raffinaderij aangekaart. Ook heb ik het belang van spoedige
en richtinggevende besluitvorming door de regering van Curaçao over de toekomst van
de raffinaderij benadrukt. Tevens heb ik technische ondersteuning vanuit Nederland
aangeboden indien de regering van Curaçao daar van wenst gebruik te maken.
Minister- president Hodge meldde mij dat Curaçao in een vergevorderd stadium is met
de voorbereidingen van een nieuwe hinderwetvergunning voor de raffinaderij. Ook werd
gesteld dat de regering van Curaçao goede hoop heeft om nu snel de onderhandelingen
met Venezuela over de toekomst van de raffinaderij op te starten, op basis van het
samenwerkings-MOU dat Koninkrijksminister van Buitenlandse Zaken Timmermans deze week in Caracas
verwacht te ondertekenen. Minister-president Hodge zal bij die ondertekening aanwezig
zijn.
Ik zal ook bij de regering van Curaçao ook in mijn toekomstige besprekingen aandacht
blijven vragen voor de milieuvervuiling door de raffinaderij. Ik benadruk nogmaals
dat de handhaving en beslissing over de toekomst van de raffinaderij een autonome
verantwoordelijkheid van het Land Curaçao is.
Ik beschouw hiermee zowel de commissiebrief d.d. 25 april, als de toezegging aan het
lid Van Ojik d.d. 26 maart als afgedaan.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk