33 400 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2013

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 oktober 2012

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Nr

Vraag

Blz

van

tot

1

Kunt u informatie bij de provincies opvragen over de wijze waarop de afzonderlijke provincies hun tijdelijk overtollige middelen uitzetten, en deze gegevens aan de Kamer zenden?

Antwoord

Inzicht in de wijze waarop provincies hun tijdelijk overtollige middelen uitzetten is op Rijksniveau niet voorhanden. Het zogenaamde verticale financiële toezicht (van Rijk op provincies en van provincies op gemeenten en waterschappen) is risicogericht en daarmee verbonden terughoudend, en proportioneel. Het wordt uitgevoerd op begrotingen en jaarrekeningen aangevuld met opmerkingen die de accountant maakt op de jaarrekeningen.

Het uitzetten van overtollige middelen is een verantwoordelijkheid van de desbetreffende decentrale overheid zelf en het toezicht daarop behoort op dit moment primair toe aan de zogenaamde horizontale toezichtketen (provinciale staten).

0

 

2

Kunt u informatie bij de provincies opvragen over de staatsobligaties van Ierland, Portugal, Spanje, Italië en/of Griekenland die zij bezitten, en deze gegevens aan de Kamer zenden ?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 1.

0

 

3

Waarom is gekozen voor verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit?

Antwoord

De Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank (de sectorbanken) vervullen een cruciale kerntaak: het verzorgen van financiering van decentrale overheden en van de semipublieke sector (zoals woningbouwcorporaties). Het introduceren van een leenfaciliteit verhoudt zich slecht tot die kerntaak van de sectorbanken.

6

 

4

Kan de zinsnede «Depositotarieven en inleentarieven worden geharmoniseerd» nader worden toegelicht?

Antwoord

Schatkistbankieren kan worden gezien als een «central treasury» voor de collectieve sector. Bij een centrale treasury horen transparante en logische onderlinge verrekenprijzen. Dit verklaart waarom de depositotarieven gelijk zijn aan de tarieven waartegen de centrale treasury (in dit geval het Agentschap van het ministerie van Financiën) op de markt financiering kan aantrekken. Het binnen de collectieve sector verrekenen van transacties tegen hogere of lagere tarieven zou als een vorm van interne subsidiëring in beginsel niet doelmatig zijn.

Op basis van deze overwegingen krijgen decentrale overheden bij de schatkist rentes vergoed op hun deposito’s die gelijk zijn aan de rentetarieven waartegen de Staat zichzelf financiert op de geld- en kapitaalmarkt. Voor deposito’s met looptijden tot en met 1 jaar zijn dat de rentetarieven zoals die in de markt tot stand komen voor schatkistpapier uitgegeven door de Nederlandse Staat. Voor deposito’s langer dan 1 jaar zijn dat de rentetarieven zoals die op de markt tot stand komen voor obligaties uitgegeven door de Nederlandse Staat. Op het saldo in rekening-courant zal de interbancaire daggeldrente (Euro Overnight Index Average, EONIA) worden vergoed. Voorgesteld is om de rentevergoeding op middelen die worden aangehouden in de schatkist niet negatief te laten zijn, hoewel de Nederlandse Staat zich momenteel op de geldmarkt tegen negatieve rentes financiert.

6

 

5

Op welke wijze wordt de hoogte van de deposito- en inleentarieven vastgesteld? Voor hoe lang worden deze tarieven vastgesteld?

Antwoord

Omdat op de financiële markten gedurende de hele dag de prijzen en rentetarieven van Nederlands schuldpapier fluctueren, worden de tarieven die relevant zijn voor het schatkistbankieren eenmaal per dag vastgesteld. De tarieven worden vastgesteld door een onafhankelijke autoriteit en zijn niet te beïnvloeden door de Nederlandse Staat. De depositotarieven zijn gelijk aan de rentepercentages die dagelijks om 11 uur door een elektronisch platform waarop Nederlandse schuldtitels worden verhandeld worden vastgesteld (op dit moment is dat MTS1). Het EONIA-tarief dat vergoed wordt over het saldo van de rekening-courant wordt dagelijks vastgesteld door de European Banking Federation (EBF), via www.euribor-ebf.eu. De dagelijkse schatkistbankierentarieven zijn te vinden op de website www.schatkistbankieren.nl. Ook de historische tarieven zijn daar te raadplegen.

6

 

6

Op welke wijze wordt gemonitord of de beschikbare financiële middelen zodanig over provincies worden verdeeld dat elk van de provincies in staat is om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningpakket tegen globaal gelijke lastendruk te leveren?

Antwoord

De totstandkoming van het nieuwe verdeelmodel per 1 januari 2012 en de herverdeeleffecten die hiermee samenhangen hebben de vraag opgeroepen of er behoefte is aan een onderhoudssysteem, waarmee wordt gemonitord of de beschikbare financiële middelen zodanig over provincies worden verdeeld dat elk van de provincies in staat is om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningpakket tegen globaal gelijke lastendruk te leveren. De fondsbeheerders hebben een gezamenlijke werkgroep met IPO/provincies ingesteld om de behoefte hieraan en de vormgeving ervan verder te verkennen en uit te werken. Bij onderhoud kan een onderscheid gemaakt worden tussen onderwerpen die de komende jaren van belang zijn voor het provinciefonds vanuit veranderingen in het takenpakket of wijzigingen van de verdeelmaatstaven. Bij een onderhoudsinstrument kan ook worden gedacht aan een signaleringsfunctie op basis waarvan besluitvorming kan plaatsvinden over het al dan niet uitvoeren van nader onderhoud. Uiteindelijk kan dit leiden tot een aanpassing van het verdeelstelsel. Het doel van de signaleringsfunctie is om te voorkomen dat er in de toekomst grote schoksgewijze aanpassingen in de verdeling noodzakelijk zijn. De Tweede kamer wordt in de Ontwerpbegroting 2014 nader geïnformeerd over het nieuwe onderhoudssysteem.

6

 

7

Kunt u een overzicht verschaffen van de lastendruk per provincie en hierbij gedetailleerd ingaan op geconstateerde verschillende tussen de provincies?

Antwoord

Behoudens de opbrengsten MRB (zie overzicht bij vraag 11) wordt er geen overzicht bijgehouden van de lastendruk per provincie.

6

 

8

Leven er op dit moment vragen bij de regering over de prioriteiten van provincies als collectiviteit, en zo ja, welke?

Antwoord

In het regeerakkoord van het vorige kabinet was opgenomen dat Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zich tot hun kerntaken beperken. Daaraan was toegevoegd dat de kerntaken van de provincies liggen op de gebieden ruimte, economie en natuur. Om aan dit voornemen invulling te geven, hebben Rijk en medeoverheden in de bestuursafspraken 2011–2015 hun profielen nader uitgewerkt. De profielen vormden de basis voor de overdracht van een groot aantal taken naar provincies, gemeenten en waterschappen. Voor de provincies betekende dit dat zij taken en verantwoordelijkheden gedecentraliseerd kregen op de genoemde terreinen ruimte, economie en natuur. Deze decentralisaties zijn nagenoeg gerealiseerd. Ook maakten Rijk, provincies en gemeenten afspraken over de overheveling van de Jeugdzorgtaken van provincies naar gemeenten. Aan de voorbereiding van de nieuwe wet op de Jeugdzorg wordt hard gewerkt. Gelet op deze stand van zaken leven er bij de regering op dit moment geen vragen over de prioriteiten van provincies als collectiviteit.

7

 

9

Wat beschouwt u als «succesfactoren van beleid»?

Antwoord

«Succesfactoren van beleid» heeft te maken met het feit dat ondanks dat de gelden uit het provinciefonds voor de provincie vrij besteedbaar zijn van tijd tot tijd vragen kunnen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het «succes van het beleid» blijft bij de provincies.

7

 

10

Kunt u de onderhoudsagenda nader specificeren?

Antwoord

In de onderhoudsagenda wordt bijgehouden welke onderwerpen (zoals veranderingen in het takkenpakket van decentrale overheden of in de verdeelmaatstaven), de komende jaren van belang zijn voor het provinciefonds. Bij elk onderwerp wordt aangegeven in welke fase van het onderhoud het zich bevindt: signalering, aanpassing of onderzoek. «Signalering» betekent dat het onderwerp door de fondsbeheerders wordt gevolgd met het oog op de vraag of nader onderzoek nodig is; «Onderzoek» betekent dat er nader onderzoek naar dit onderwerp plaatsvindt en «Aanpassing» houdt in dat daadwerkelijke aanpassingen in de financiële verhouding aan de orde zijn. Indien relevant wordt aangegeven op welk uitgavencluster van het provinciefonds het onderwerp betrekking heeft. Bij elk onderwerp wordt tevens aangegeven wanneer de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd.

9

 

11

Kunt u de opbrengsten van provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting per provincie weergegeven?

Antwoord

Onderstaand een overzicht van de opbrengsten MRB 2012 per provincie (bedragen x € 1 miljoen).

   

Provincie

Opcenten MRB 2012

Drenthe

48,5

Flevoland

46,4

Fryslân

61,0

Gelderland

181,5

Groningen

49,3

Limburg

95,7

Noord-Brabant

217,0

Noord-Holland

194,8

Overijssel

98,4

Utrecht

108,7

Zeeland

34,7

Zuid-Holland

320,9

Totaal

1 456,9

12

Kunt u de mutatie «Nieuw Handelsregister» toelichten?

Antwoord

De mutatie «Nieuw Handelsregister» is opgenomen in de Voorjaarsnota 2012 (Tweede Kamer, 2011–2012, 33 280 C, nrs. 1 en 2). Het Nieuw Handelsregister van de Kamers van Koophandel is één van de basisregistraties binnen de overheid, waarvoor budgetfinanciering als meest doelmatige financieringswijze is afgesproken. In overleg met alle deelnemers heeft het Ministerie van EL&I in de gebruikersraad Handelsregister van 13 maart 2011 hiertoe een voorstel uitgewerkt en bij brief van 29 november 2011 «Budgetfinanciering Nieuw Handelsregister» (EL&I/FEZ/11166197) is een definitief voorstel gedaan. De overheveling betreft de bijdrage van de provincies aan Budgetfinanciering Nieuw Handelsregister, dat per 1 januari 2012 van start gaat voor de periode van twee jaar. Hiermee vervalt facturatie van elektronische producten en diensten uit het Handelsregister. De bijdrage van € 73 000 per jaar is gebaseerd op het gebruik 2010 en zal in 2014 wordt herijkt op basis van het werkelijke gebruik over 2012 en 2013.

19

 
Naar boven