33 400 Nota over de toestand van ’s Rijks financiën

AG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 augustus 2015

Bij de bespreking van de brief van de Minister van Financiën van 1 juni 2015 in de vergadering van de vaste commissie voor Financiën1 van 23 juni jl. gaven de passages waarin hij − voor deze Kamer achteraf − melding maakte van het verlenen van toestemming voor eenmalig aanvullend budget voor DNB en structureel aanvullend budget voor DNB aanleiding tot het uiten van enkele zorgen. Daarop heeft de commissie de Minister van Financiën op 8 juli 2015 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 25 augustus 2015 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 8 juli 2015

In het plenaire debat van 19 november 2012 over de Miljoenennota 2013 zijn tussen u en het lid De Grave (VVD) enige woorden gewisseld over het bewaken van de ontwikkeling van de toezichtskosten bij DNB en AFM aan de hand van de kostenkaders, geregistreerd als toezegging onder nummer T016532. In uw brief van 1 juni jl.3 rapporteert u de Kamer dat u de begrotingen van de toezichthouders in de afgelopen periode heeft getoetst aan de hand van het kostenkader voor de periode 2013 tot en met 2016. Voorts meldt u dat de beheersing van de kosten van de AFM en DNB inmiddels wettelijk geregeld is in de Wet bekostiging financieel toezicht, en wel in artikel 2, vierde lid, en dat de toezegging derhalve als voldaan beschouwd kan worden.

Bij de bespreking van uw brief in de vergadering van de commissie Financiën van 23 juni jl. gaven de passages waarin u − voor deze Kamer achteraf − melding maakte van het verlenen van toestemming voor eenmalig aanvullend budget voor DNB en structureel aanvullend budget voor DNB aanleiding tot het uiten van enkele zorgen. Zoals ook al in het debat van 19 november 2012 werd uitgesproken, worden de toezichtskosten niet uit de rijksbegroting bekostigd, maar opgebracht door de participanten in de financiële markten. Het verlenen van toestemming voor aanvullend budget werkt dus door naar deze grote en kleine financiële dienstverleners zonder dat zij − afgezien van mogelijkheden om in het adviserend panel commentaar of advies te geven − een doorslaggevende stem hebben. Dan is het passend om te verzekeren dat voorafgaande parlementaire controle in beide Kamers op het gebruik van uw bevoegdheid bij het vaststellen en bijstellen van de financiële kaders geëffectueerd wordt. Zoals ook bij de schriftelijk behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes is geuit, verdwijnt door het schrappen van de bijdragen aan DNB en AFM een natuurlijke rem op de hoogte van de tarieven die door de toezichthouders worden doorberekend aan de sector. Bovendien zal − als sprake is van een negatief exploitatiesaldo − dit in het volgende jaar worden meegenomen in de berekening van de heffingen voor het doorlopend toezicht die aan de sector worden doorberekend.

Ter vergadering werd ook de suggestie gedaan in de wet meer uitgewerkte criteria op te nemen op grond waarvan de Minister in opwaartse zin zou kunnen afwijken van het wettelijk kader. De commissie verneemt graag uw visie omtrent mogelijkheden om de criteria in de wet nader te bepalen. Mogelijk kunnen de criteria voor ministeriële afwijkingsbevoegdheid na verloop van tijd, op basis van ervaring opgedaan bij ex ante parlementaire controle, nader ingevuld worden.

Gelet op de bij de commissie levende zorgen wil de commissie voorts van u de verzekering krijgen dat ook deze Kamer in voorkomende gevallen steeds vooraf zal worden geïnformeerd.

De commissie ontvangt uw reactie graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

F.H.G. de Grave Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 augustus 2015

Met deze brief kom ik tegemoet aan de vragen die de commissie Financiën van de Eerste Kamer met betrekking tot mijn bevoegdheid om in bijzondere omstandigheden af te wijken van het kostenplafond dat is neergelegd in artikel 2, lid 4, Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) heeft gesteld.

Met klem wil ik benadrukken dat ik hecht aan een beheerste kostenontwikkeling van de toezichtkosten van DNB en AFM. Bij de behandeling van het wetsvoorstel waarmee de overheidsbijdrage aan de toezichtkosten werd beëindigd, heb ik aangegeven dat het wegvallen van de overheidsbijdrage niets afdoet aan mijn stelselverantwoordelijkheid voor het toezicht. Uit hoofde van deze verantwoordelijkheid zie ik er op toe dat de toezichthouders hun taken op een zo efficiënt mogelijke wijze uitvoeren. Hiertoe beschik ik over diverse instrumenten: de cyclus van besprekingen van de secretaris-generaal met het bestuur/de directie van de toezichthouders alsmede met de Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen, de adviezen van de sector die via de panelbijeenkomsten tot stand komen, het kostenkader voor de toezichtkosten en de bevoegdheid van mij en mijn collega van Sociale Zaken om de begroting en verantwoording van de toezichtkosten goed te keuren. Bij de behandeling van het wetsvoorstel heb ik het amendement van het lid de Vries omarmd, waarmee de beheersing van de kosten wettelijk werd verankerd en de Kamers tijdig geïnformeerd worden indien ik gebruik maak van de bevoegdheid om wegens bijzondere omstandigheden toestemming te geven om de begroting hoger vast te stellen dan op grond van de wet is bepaald.

Voor het jaar 2015, dat ik als een overgangsjaar beschouw, heb ik vanwege de totstandkoming van het Europees bankentoezicht en de resolutieautoriteit DNB toegestaan haar begroting hoger vast te stellen. Uw Kamer is hierover in dit overgangsjaar nog niet tijdig geïnformeerd, waarvoor ik mij nogmaals verontschuldig. Dit is mijns inziens een uitzonderlijke situatie. Een verhoging van de totale toezichtkosten vloeit in vrijwel alle gevallen voort uit een wetswijziging. Ik heb toegezegd dat bij desbetreffende wetsvoorstellen, zoveel mogelijk, inzichtelijk gemaakt wordt wat het gevolg is van een nieuwe taak voor de toezichtbegroting, zodat het parlement daar kennis van kan nemen en het debat daarover kan aangaan. Voorts heb ik aangegeven dat met ingang van 2017 nieuwe afspraken gemaakt worden over een nieuw kostenkader en dat ik een efficiencytaakstelling aan de toezichthouders zal opleggen. Ik meen dat hiermee een gebalanceerd stelsel aan waarborgen bestaat om de kosten van de toezichthouders nu en in de toekomst te beheersen. Ik zie geen noodzaak om in de wet uitgewerkte criteria op te nemen op grond waarvan ik in opwaartse zin zou kunnen afwijken van het wettelijk kader. Voor zover ik in de toekomst gebruik zal maken van de bevoegdheid om het kostenkader opwaarts bij te stellen, zal ik uiteraard beide Kamers der Staten-Generaal daarover conform artikel 2, lid 4 van de Wbft tijdig informeren.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV) (vicevoorzitter), Bruijn (VVD), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken I 2014–2015, 33 400, AE.

Naar boven