33 351 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 18 november 2013

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag dat de commissie heeft uitgebracht. Op de gemaakte opmerkingen ga ik graag in, de gestelde vragen beantwoord ik eveneens gaarne.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie beoordelen het positief, dat het voor een wijziging van het geslacht in de geboorteakte niet meer vereist is dat de noodzakelijke medische ingrepen om de geslachtswijziging te bewerkstelligen daadwerkelijk worden verwezenlijkt. De zelfdiagnose, bevestigd door een schriftelijke verklaring van een deskundige op het terrein van genderdysforie, komt deze leden als voldoende voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte voor. Met hen meen ik dat de schriftelijke deskundigenverklaring afkomstig dient te zijn van artsen of psychologen die specifiek deskundig zijn op het terrein van genderdysforie. Ik ga hierop hierna nog nader in.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en waardering van het wetsvoorstel kennisgenomen en op grote voortvarendheid bij de beantwoording van het voorlopig verslag aangedrongen omdat de vereisten van lichamelijke aanpassing en van absolute onvruchtbaarheid naar het oordeel van deze leden niet snel genoeg kunnen worden afgeschaft. Hun vragen betreffende de gekozen leeftijdsgrens, waar de leden van de fractie van D66 zich bij aansluiten, beantwoord ik hierna.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel verder gaat dan het afschaffen van de vereisten van absolute onvruchtbaarheid en fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht. Hun aarzeling dat het advies van de Raad van State niet een op een is gevolgd, hoop ik hierna weg te kunnen nemen.

Op de zorg en de vragen van de leden van de SP-fractie betreffende een aantal punten ga ik eveneens hierna in.

De leden van de fractie van GroenLinks verwelkomen het wetsvoorstel. Zij brengen in herinnering dat dit deel uitmaakt van het in 2012 gesloten Roze Stembus-akkoord, een akkoord gesloten tussen een groot aantal partijen (VVD, PvdA, SP, D66, GroenLinks, PvdD, 50PLUS en DPK). De regering onderschrijft, met name gelet op de mensenrechtelijke aspecten, met deze leden de noodzaak van spoedige aanvaarding van het wetsvoorstel. De vragen van deze leden over de uitvoering van de wet beantwoord ik hierna.

De concrete zorgen van personen die worstelen met genderidentiteit gaat de leden van de ChristenUnie-fractie aan het hart. Met hen hecht ik aan het belang van een zorgvuldige juridische ordening in deze. Ik hoop de vragen van deze leden naar genoegen te beantwoorden.

Het lid van de SGP-fractie, dat met belangstelling, maar ook wel met zorg zegt te hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zich aansluit bij enkele vragen van de SP-fractie en bij een enkele vraag van de CDA-fractie, zal hierna naar ik hoop duidelijke antwoorden op zijn vragen aantreffen.

2. Algemeen

Relatie voorliggend wetsvoorstel en obstakels wens tot levensbeëindiging

De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de regering de discrepantie beoordeelt tussen het voorliggende wetsvoorstel waarbij burgers de mogelijkheid wordt geboden ingrijpende beslissingen over hun persoonlijke leven te bewerkstelligen en de praktisch onoverkomelijke obstakels voor burgers om een sterk gevoelde wens tot levensbeëindiging gerealiseerd te krijgen.

Zowel bij het vraagstuk van de levensbeëindiging als bij dit wetsvoorstel transgenders speelt de wens of overtuiging van betrokkene een belangrijke rol. Voor beide onderwerpen geldt dat de eigen wens of overtuiging de basis is voor de te nemen beslissing maar dat dit bevestigd moet worden door een arts of deskundige. Het zijn immers ingrijpende beslissingen die met waarborgen omkleed moeten zijn.

Adviezen Raad van State

De leden van de SP-fractie constateren dat het steeds vaker lijkt voor te komen dat dringend geformuleerde adviezen van de Raad van State worden genegeerd en daarnaast ingrijpende wijzigingen niet worden voorgelegd. Zij vragen zich af hoe zij dit moeten duiden.

De Afdeling advies van de Raad van State is de laatste adviseur van de regering waar het wetsvoorstellen betreft. Elk advies van de Afdeling wordt met gepaste aandacht bezien, en indien dit niet of niet volledig wordt gevolgd, wordt gemotiveerd aangegeven waarom de regering daartoe niet meent te kunnen of moeten overgaan. Voor eventuele wijzigingen die nadien bij nota van wijziging worden aangepast, wordt ook altijd overwogen of een advies van de Afdeling moet worden gevraagd.

Noodzaak wetgeving

Op blz. 5 van de memorie van toelichting en op blz. 8 van de nota naar aanleiding van het verslag kondigt de regering aan het vraagstuk van mensen die zich noch man noch vrouw voelen te zullen bezien. De leden van de SP-fractie vragen zich af of voor ieder probleem in de samenleving een wet moet worden gemaakt. Is het niet zo dat de duidelijke anti-discriminatie bepaling in de Grondwet, tezamen met het mensenrechten instituut ervoor kan zorgen dat deze mensen zonder problemen kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven?

Het vraagstuk van mensen die zich noch man noch vrouw voelen is uitdrukkelijk aan de orde gesteld tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Mede om deze reden wordt bezien welke problematiek hier precies speelt en welke consequenties van het onbepaald laten van het geslacht heeft. Zou dit onderzoek tot de conclusie leiden dat wetgeving noodzakelijk is dan kan dat zorgvuldig en onderbouwd gebeuren.

Terugwerkende kracht

De leden van de SP-fractie constateren dat in de context van de regeling inzake transgenders terugwerkende kracht in het familierecht (Boek 1 BW) (evenals thans) is uitgesloten, maar dat dit niet voor andere wetten geldt. Zij vragen zich af of en zo ja, welke gevolgen dit maatschappelijk kan hebben, bijvoorbeeld in de sport.

Bij topsport, zeker op internationaal niveau, gelden de regels van de toernooiorganisatie en/of de regels van internationale sportfederaties. Die zullen niet accepteren dat wat op de geboorteakte staat ook zonder meer geldt als geslacht waarin men mag deelnemen. Deelnemers moeten ook fysiek tot die sekse behoren en daarvoor kunnen verschillende richtlijnen gelden. Per organisatie zijn daar andere richtlijnen voor, maar nog niet bij elke organisatie volledig en helder. Bloedonderzoek is een van de mogelijkheden die gebruikt worden om een beslissing te nemen. Bij veel takken van sport zal een team van deskundigen besluiten of deelnemen in de desbetreffende sekse is toegestaan. Dat is dan een afweging met het oog op die betreffende sporter (bijvoorbeeld gebaseerd op genitaliën en/of chromosomen en/of hormonen). Gaat het om breedtesport dan kunnen transgenders zonder meer meesporten bij het geslacht waarmee zij zich het meest identificeren.

Omvang huidige problematiek genderdysforie

De leden van de SP-fractie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat in Argentinië in drie maanden tijd 947 mensen hun geslacht hebben laten veranderen. Dat lijkt hun erg veel, ook voor een land met 42 miljoen inwoners.

Dit gegeven is ontleend aan een mededeling van de vertegenwoordiger van dat land in de CIEC (Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand). Ik heb geen reden om aan de getrouwheid en de juistheid ervan te twijfelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe vaak een verzoek tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte thans wordt gedaan. Ook vragen zij tegen welke concrete problemen mensen aanlopen die in het huidige stelsel en onder de huidige voorwaarden een ander geslacht op hun geboorteakte willen laten registeren.

Blijkens een publicatie van het Centraal Bureau voor Statistiek waren er op 31 december 2009 in totaal 900 personen in Nederland, die in de periode 1995–2009, dus over een periode van 15 jaar, met toepassing van afdeling 1.4.13 BW wijziging van de vermelding van hun geslacht in de akte van geboorte hebben verkregen. Een gemiddelde dus van 60 personen per jaar, zie verder http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2011/2011–3513-wm.htm.

Mensen die in het huidige stelsel en onder de huidige voorwaarden een ander geslacht op hun geboorteakte willen laten registeren zijn niet altijd tevens bereid of in staat om te voldoen aan de voorwaarden van fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht en/of van absolute onvruchtbaarheid. Om deze reden kunnen zij op dit moment dus niet de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte wijzigen terwijl zij wel de overtuiging hiertoe hebben.

Evaluatietermijn

Indien zich voor het verstrijken van de evaluatietermijn van vijf jaar ontwikkelingen zouden voordoen die aanleiding geven de uitvoeringsregels van de wet bij te stellen, zo antwoord ik de leden van de GroenLinks-fractie, kan de evaluatie inderdaad vervroegd worden uitgevoerd. Dit zou bijvoorbeeld ten aanzien van de deskundigenverklaring kunnen spelen.

Onderzoek mogelijkheden afschaffing geslachtsregistratie in officiële documenten

De leden van de GroenLinks-fractie hebben in het kader van de behandeling van het voorstel van Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie ten principale vragen gesteld over nut en noodzaak van de registratie van sekse in de GBA. Het niet meer registreren van sekse zou zeker voor transgenders veel problemen oplossen. Deze leden realiseren zich dat het nemen van een dergelijke stap nog het nodige onderzoek en de nodige voorbereiding zal vragen.

In het kader van de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd een onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheden om het geslacht in officiële documenten onbepaald te laten. Dit onderzoek wordt momenteel voorbereid. Het onderzoek naar de mogelijkheid en consequenties van het onbepaald laten van het geslacht, in de landen Australië, Nieuw Zeeland, Nepal, het Verenigd Koninkrijk en India, bevindt zich in de startfase (zie: http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2393-de-mogelijheid-en-consequenties-van-het-onbepaald-laten-van-het-geslacht.aspx). Begin oktober 2013 zijn offertes voor dit onderzoek door het WODC gevraagd. Na ontvangst van de offertes zal het onderzoek aan één van de offranten worden gegund.

3. Procedure wijziging geslachtsregistratie

Tegenstrijdigheid met procedure naamswijziging

De leden van de CDA-fractie constateren, mede namens het lid van de SGP-fractie, dat indien dit wetsvoorstel zou worden aangenomen, de paradoxale toestand ontstaat dat men voor een eenvoudige voornaams- respectievelijk wijziging van de achternaam een verzoek bij de burgerlijke rechter moet indienen en dat voor een – toch ingrijpender – verzoek tot geslachtswijziging een verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand volstaat, waarbij tegelijk ook nog eens de voornaam kan worden gewijzigd.

Het wetsvoorstel beoogt de thans geldende procedure inzake wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte te vereenvoudigen. Daarbij is het alleen maar praktisch die vereenvoudiging ook door te trekken naar de voornaamswijziging in geval wijziging van de vermelding het geslacht in de geboorteakte aan de orde is. Iets anders is of naamswijziging in het algemeen een bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand zou kunnen zijn. Deze discussie overstijgt de reikwijdte van dit wetsvoorstel.

De leden van de CDA- en SGP-fractie vragen zich af wat nog de zin is van de geslachtsaanduiding in de registers van de burgerlijke stand indien het geslacht slechts ter subjectieve beoordeling zou zijn aan de verzoeker.

Het geslacht van een persoon is nog steeds bepalend voor een aantal rechten en plichten. Ik geef als voorbeeld de wetsartikelen inzake het afstammingsrecht (titel 1.11 BW): moeder van een kind kan slechts een vrouw zijn, vader van een kind alleen een man. Terzijde merk ik op dat de overtuiging te behoren tot het andere geslacht moet worden bevestigd door een onafhankelijke deskundige.

Procedurewijziging

De leden van de SP-fractie constateren dat het huidige voorstel veel verder gaat dan het in consultatie gegeven voorontwerp en zouden het aspect van een procedure bij de burgerlijke stand in plaats van bij de rechter graag voorgelegd zien aan ten minste de Raad voor de Rechtspraak (RvdR), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB).

Daartoe zie ik, dit ook in antwoord aan het lid van de SGP-fractie dat zich aansloot bij deze vraag van de leden van de SP-fractie, geen reden. Het aan de Afdeling advies van de Raad van State, dus aan de laatste adviseur van de regering voorgelegde voorstel ging uit van een procedure bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Daartoe vond ik aanleiding in de reacties ter gelegenheid van de consultatie over het voorontwerp, waaronder ook die uit de rechterlijke macht en de burgerlijke stand. In het nader rapport aan de Koningin en de memorie van toelichting op het wetsvoorstel is die keuze toegelicht.

De regering stelt, aldus de leden van de ChristenUnie-fractie, dat een eigenstandige beoordelingsbevoegdheid door de rechter op grond van een deskundigenverklaring geen meerwaarde heeft in vergelijking met een ambtelijke vaststellingsprocedure op grond van een deskundigenverklaring. Deze leden vragen zich af waarom de regering deze mening is toegedaan.

In de memorie van toelichting is aangegeven waarom een ambtelijke procedure in deze passend is. De wens tot vereenvoudiging van de procedure is, behalve uit praktische overwegingen ingegeven, ook inhoudelijk gegrond. Bij de overtuiging tot het andere geslacht te behoren dan in de akte van geboorte is vermeld, gaat het namelijk bij betrokkenen primair om een niet-lichamelijk verschijnsel. Het belangrijkste criterium voor de vaststelling van de genderidentiteit is de zelfdiagnose van de betrokken persoon, welke door een schriftelijke verklaring van een specifiek deskundige is bevestigd. Ook vanuit kringen van de rechterlijke macht is aangegeven dat de toegevoegde waarde reeds thans afwezig dan wel gering is.

De leden van deze fractie antwoord ik voorts dat betrokkenheid van een rechter niet nodig is om een deel van de zorgen over identiteitsfraude te kunnen wegnemen. Ervoor gezorgd is dat de ambtenaar van de burgerlijke stand op de aangifte kan afgaan. Jegens een bij algemene maatregel van bestuur of door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen deskundige inzake genderdysforie moet de desbetreffende persoon immers hebben verklaard dat hij de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren en de deskundige kan de verklaring hebben afgegeven mede omdat hij geen gegronde reden aanwezig achtte om aan de gegrondheid van die overtuiging te twijfelen.

Geslachtsregistratie GBA

De leden van de SP-fractie memoreren dat op vragen van de fracties van de SP en de ChristenUnie in de Tweede Kamer de regering heeft laten weten dat «uit de GBA de geschiedenis van de geslachtswijziging niet noodzakelijkerwijs kenbaar is. Dit komt omdat het oude geslacht ingevolge art. 81 derde lid wet GBA van de persoonslijst kan zijn verwijderd»1.

Evenals thans wordt ook na de wijziging van de wet waartoe het wetsvoorstel naar ik hoop zal leiden, van de wijziging van het geslacht een latere vermelding aan de geboorteakte toegevoegd. Het verschil is slechts dat het niet meer een latere vermelding zal betreffen van een door de rechter gegeven last tot wijziging. De genoemde adviesinstanties, en met name de koepel van ambtenaren van de burgerlijke stand, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB), hadden en hebben hier geen problemen mee.

Of een arts of het kind van de betrokkene ook daadwerkelijk kennis kan nemen van iemands vorige geslacht, is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de betrokken transgender zelf. Aldus voor de medische behandeling ook het voorschrift van art. 7:452 BW. Het kind van de betrokkene geldt als een persoon die bij de verkrijging van een afschrift van de akte van geboorte van zijn ouder een gerechtvaardigd belang heeft als bedoeld in art. 1:23b lid 2 BW. Alleen uit een afschrift van de akte van geboorte, en niet uit het voor een breder publiek in beginsel beschikbare uittreksel van zo’n akte, blijkt ook het vorige geslacht van de desbetreffende persoon.

Nadat het geslacht op de geboorteakte is gewijzigd, wordt vanzelfsprekend ook in de GBA een ander geslacht vermeld. De leden van de GroenLinks-fractie zeggen te hebben begrepen «dat dit niet slechts gebeurt door het geslacht te wijzigen in het systeem, en de wijziging op te nemen in het (niet voor iedereen toegankelijke) historisch overzicht, maar dat bij inzage in de basisgegevens altijd een melding verschijnt dat het geslacht gewijzigd is». Door mensen die hun geslachtsregistratie hebben gewijzigd wordt dat als onnodig stigmatiserend ervaren. Is het juist dat het feit dat een wijziging van de geslachtsregistratie heeft plaatsgevonden zichtbaar is en blijft in de GBA, en is de regering bereid te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat dit -anders dan in de historische gegevens- zichtbaar blijft, zo vragen deze leden.

De akte van geboorte heeft voor de toepassing in de gemeentelijke basisadministratie een nummer dat bestaat uit 6 posities. Op de derde positie voegt de GBA-ambtenaar een letter toe, in het geval van een transgender een «S». Het betreft hier statistische gegevens, die uitsluitend aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worden verstrekt om dit in staat te stellen de verschillende gebeurtenissen in de burgerlijke stand te tellen, zoals geboorten, erkenningen, huwelijken, echtscheidingen e.d. Dit gegeven, dat tot de «historische» gegevens omtrent een persoon behoort, is alleen voor de GBA-ambtenaar (ook niet voor de ambtenaar van de burgerlijke stand) kenbaar. In de persoonslijst wordt het vorige geslacht alleen dan opgenomen indien de desbetreffende persoon een verzoek als bedoeld in artikel 81 lid 3 wet GBA niet heeft gedaan. Aan derden («afnemers» van het GBA) wordt het gegeven dat het geslacht van een bepaalde persoon is gewijzigd nooit verstrekt.

4. Deskundigenverklaring vaststelling blijvende overtuiging

Safeguards deskundigenverklaring

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de schriftelijke deskundigenverklaring verstrekt dient te worden door artsen of psychologen die specifiek deskundig zijn op het terrein van genderdysforie. Deze leden achten het van belang is dat er «safeguards» zijn om te bewerkstelligen dat de verklaring op goede gronden wordt verleend. Hun vraag «welke garanties de regering kan bieden dat de kring van deskundigen in de toekomst niet zal worden uitgebreid» beantwoord ik als volgt.

Bij de op de voet van het nieuwe artikel 1:28a BW tot stand te brengen aanwijzingsbesluit zullen in beginsel alleen artsen en psychologen verbonden aan het VUmc, het UMCG en (voor minderjarigen) het LUMC worden aangewezen. Slechts indien daartoe een reële noodzaak bestaat, kan de lijst aangevuld worden. Dat zou het geval kunnen zijn als er gedurende langere tijd een niet aanvaardbare wachtlijst zou ontstaan. Verder merk ik op dat alleen die deskundigen opgenomen kunnen worden die voldoen aan en werken overeenkomstig het protocol.

Objectiveerbare toetsing blijvende overtuiging

De leden van de CDA-fractie en het lid van de SGP-fractie horen graag nog eens waarom de regering er niet voor gekozen heeft een onafhankelijke instantie aan te wijzen die een objectiveerbare toets omtrent de blijvendheid van de overtuiging hanteert.

De deskundige jegens wie de transgender verklaart de overtuiging te hebben dat hij tot het andere geslacht behoort dan is vermeld in de akte van geboorte, is een onafhankelijk arts of psycholoog. De blijvendheid van die overtuiging wordt door de deskundige vastgesteld aan de hand van een protocol. Dit behoeft niet per se de rechter te zijn.

De regering acht het voldoende dat de desbetreffende persoon jegens een deskundige inzake genderdysforie heeft verklaard de overtuiging te hebben tot het andere geslacht te behoren en dat deze jegens de deskundige ervan blijk heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en vervolgens er blijk van heeft gegeven de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte weloverwogen te blijven wensen. De deskundige mag de verklaring niet afgeven indien hij gegronde redenen zou hebben om aan de gegrondheid van bedoelde overtuiging te twijfelen.

Beperkte rol deskundige

Het wetsvoorstel is bij nota van wijziging ingrijpend veranderd, zo constateren de leden van de SP-fractie. Consultatie heeft ook daarover niet plaats gevonden. Daarenboven is ook de Raad van State niet in de gelegenheid gesteld over deze wijzigingen te adviseren, zo merken deze leden voorts op.

In de rol van de deskundige is bij nota van wijziging inderdaad wijziging gebracht. Hierover heeft wel degelijk overleg plaatsgevonden. Met name zijn ter zake de genderteams van VUmc en UMCG geraadpleegd, en voorts ook Transgender Netwerk Nederland (TNN). Tot de benadering die bij de nota van wijziging in artikel 28a wordt gevolgd is de regering gekomen op basis van het verslag dat de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer had uitgebracht. De taak die de deskundige op grond van artikel 28a heeft, is niet een zeer beperkte taak. Van «een wegen van het rapport door de ambtenaar van de burgerlijke stand» is in het wetsvoorstel nooit sprake geweest. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft hiertoe ook niet de deskundigheid. Hij dient zonder meer over te gaan tot toevoeging van een latere vermelding van wijziging van het geslacht aan de geboorteakte als hem de deskundigenverklaring is overgelegd. De deskundige moet inderdaad hebben kunnen vaststellen dat de betrokkene de reikwijdte van «deze staat» (daarmee is bedoeld wat het in de praktijk betekent om voortdurend en ook in het maatschappelijk verkeer te leven in de andere gender) heeft begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen is blijven wensen. Maar de deskundige mag ook geen gegronde redenen hebben gehad om aan de gegrondheid van de overtuiging te twijfelen. Een «zeer beperkte taak» zou ik dit dan ook niet willen noemen.

De consequenties voor de transgender van de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte zijn geen andere dan onder de geldende wet. Dat ook adolescenten, althans personen vanaf de leeftijd van zestien jaar, het verzoek kunnen doen, acht de regering met deskundigen zoals die van het VUmc, het UMCG en het LUMC verantwoord. Dit is ook de leeftijd waarop genderdysfore adolescenten voor behandeling met cross-sekshormonen in aanmerking komen waardoor de puberteit van het gewenste geslacht op gang komt.

Deskundigenverklaring

De leden van de SP-fractie memoreren de gang van zaken aan VUmc bij de diagnose van genderdysforie bij kinderen en vragen zich af of de specialisten die opgenomen zijn in de concept-AMvB over het bij het wetsvoorstel voorgestelde stelsel zoals dit sinds de nota van wijziging in artikel 28a is vervat, hebben kunnen adviseren.

Het antwoord op die vraag luidt bevestigend. Naar aanleiding van de weergave van het wetsvoorstel door de leden van de SP-fractie merk ik nog wel op, dat de deskundige niet slechts een verklaring van de transgender aanhoort en de nodige informatie verschaft, maar tevens moet vaststellen dat de transgender de voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van het duurzaam leven in het andere geslacht heeft begrepen, en vervolgens heeft moeten constateren dat de transgender de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen is blijven wensen. Daarenboven moet de deskundige geen redenen hebben om aan de gegrondheid van de overtuiging te twijfelen. De deskundigen verbonden aan het Kennis- en Zorgcentrum van VUmc en de Genderteams van het UMCG en het LUMC stellen op verzoek van ondergetekende thans een protocol op waardoor er voor de beoordeling een duidelijke maatstaf beschikbaar zal zijn. Het vragen van advies aan de Gezondheidsraad is niet nodig omdat de te beslissen punten voldoende duidelijk zijn.

Eisen vaststelling blijvende overtuiging

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af wanneer een deskundige van een duurzame overtuiging mag spreken.

De deskundigen van VUmc en de genderteams van het UMCG en het LUMC stellen in overleg met belanghebbende instanties zoals TNN, een protocol op waarin nadere kaders worden gesteld met het oog op de beoordeling door de deskundigen, bedoeld in artikel 28a.

Het had wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft voor de hand gelegen zwaardere eisen te stellen aan de totstandkoming van de deskundigenverklaring, waarbij zij denken aan een deskundigenpanel of een dubbele beoordelingsverplichting. Dit onderschrijf ik niet. De procedure is mijns inziens met voldoende waarborgen omkleed.

Vervalsing deskundigenverklaring

Vervalsing van een deskundigenverklaring, dit in antwoord op een vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie, zal kunnen worden tegengegaan doordat de ambtenaar van de burgerlijke stand uitsluitend verklaringen van deskundigen zal mogen accepteren die bij of krachtens de in artikel 28a bedoelde algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Dit is eenvoudig controleerbaar. Een lijst van zulke deskundigen zal op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden geplaatst en bijgehouden.

Monopoliepositie VUmc afgeven deskundigenverklaring

De vragen van de leden van de GroenLinks-fractie omtrent de wat zij noemen de monopoliepositie van het Kennis- en Zorgcentrum van VUmc beantwoord ik als volgt.

Zowel het genderteam van VUmc als die van het UMCG en het LUMC (de laatste vanwege de expertise voor kinderen) zullen bij het afgeven van de deskundigenverklaring een centrale rol spelen. Zorgvuldigheid staat voorop en de deskundigheid inzake genderdysforie is hier te lande nu eenmaal slechts beperkt aanwezig. Het vragen van een second opinion is mogelijk, deze kan in ieder geval en zo nodig bij een ander genderteam worden ingewonnen. Van ongeoorloofde mededinging is geen sprake al was het maar omdat ook andere deskundigen kunnen worden aangewezen.

5. Terugdraaien wijziging geslachtsregistratie

Deskundigenverklaring

De leden van de VVD-fractie constateren dat de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte weer ongedaan kan worden gemaakt en vragen zich af welke betekenis in dit verband moet worden toegekend aan de deskundigenverklaring.

Indien een transgender wenst terug te komen op zijn of haar keuze voor het andere geslacht, zal deze, teneinde deze keuze in de geboorteakte vermeld te zien, wederom een verklaring van een aangewezen deskundige moeten overleggen. Evenals de oude verklaring zal de nieuwe verklaring moeten vermelden dat de betrokkene tegenover de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte en jegens de deskundige er blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen. Als de deskundige dan tevens heeft kunnen constateren dat de betrokkene bij zijn of haar wens tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte blijft en geen gegronde redenen aanwezig acht om aan de gegrondheid van de nieuwe overtuiging te twijfelen, kan hij de verklaring zonder bezwaar afgeven. Wel zou het kunnen zijn dat, in geval van een nieuw verzoek de desbetreffende deskundige meer tijd zal nemen om tot de verklaring te komen.

De deskundigenverklaring is als zodanig doorslaggevend, de ambtenaar van de burgerlijke stand kan en behoort bij overlegging ervan tot toevoeging van de latere vermelding van wijziging van het geslacht aan de geboorteakte over te gaan, ook indien het om een tweede verzoek zou gaan. Een inhoudelijke beoordeling door de ambtenaar van de burgerlijke stand is hier niet aan de orde.

Beperking aantal wijzigingen geslachtsregistratie

In beginsel kan wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte meer dan één keer plaats vinden, zo antwoord ik de leden van de VVD-fractie voorts. Dat de betrokkene gedurende een zekere periode in het gewenste geslacht heeft geleefd, zoals sommige landen eisen, kan een aanwijzing zijn voor de duurzaamheid van de overtuiging. Die eis wordt evenwel niet expliciet gesteld omdat er ook andere feiten en omstandigheden dan de genderexpressie kunnen zijn die de echtheid van de wens van wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte kunnen bevestigen.

De leden van de CDA-fractie constateren, mede namens het lid van de SGP-fractie, dat het wetsvoorstel zich niet uitlaat over de vraag of iemand die heeft verzocht om van geslacht te wisselen, waarbij dit verzoek is toegestaan, na enige tijd opnieuw een verzoek mag indienen tot terugkeer naar zijn/haar oorspronkelijke geslacht. Zij vragen of het wetsvoorstel deze mogelijkheid biedt, nu de eisen tot lichamelijke aanpassing komen te vervallen. Ook vragen zij of men dan onbeperkt van geslacht kan wisselen.

Het wetsvoorstel staat er niet aan in de weg dat iemand wiens verzoek om van geslacht te wisselen is ingewilligd, na enige tijd opnieuw een verzoek kan en mag indienen tot terugkeer naar zijn/haar oorspronkelijke geslacht. Meerdere keren van geslacht wisselen is mogelijk, onbeperkt van geslacht wisselen ook, maar dit laatste is uiteraard theorie. Reëel is te veronderstellen dat dit hoogstens twee keer mogelijk is. Bij een steeds wisselend inzicht zal de duurzame overtuiging te behoren tot het andere geslacht al snel ter discussie staan.

Implicaties voor andere wet- en regelgeving

De leden van de CDA-fractie en SGP-fractie vragen welke implicaties de voorgestelde regeling heeft voor andere wet- en regelgeving waarin het geslacht voorkomt en op welke terreinen uit dit voorstel direct of indirect verdere rechtsgevolgen kunnen voortvloeien.

Die consequenties zijn, behoudens die betreffende het ouderschap waarvoor in het voorgestelde artikel 28c lid 3 een regeling wordt voorgesteld, geen andere dan die welke bij de introductie van de regeling in 1985 aan de orde waren en waarvoor toen geen regeling nodig werd geacht.

6. Ouderschap

Terugdraaien geslachtswijziging na het krijgen van een kind

Nu de eis tot lichamelijke aanpassing komt te vervallen, bestaat de mogelijkheid dat een vrouw respectievelijk een man die later van geslacht verandert, alsnog een kind kan baren respectievelijk kan verwekken. De aan deze constatering door de leden van de CDA- en SGP-fractie verbonden gevolgtrekking, dat indien zulks gebeurt, «er kennelijk niet langer sprake is van een «blijvende» overtuiging tot het andere geslacht te behoren, zodat in dat geval de geslachtsverandering van rechtswege zou moeten komen te vervallen», deelt de regering niet.

Nu de vereisten van fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht en van onvruchtbaarheid niet meer door het wetsvoorstel worden gesteld, is het feitelijk mogelijk dat een transman een kind baart en een transvrouw een kind verwekt. Zo-iets kan en mag de wetgever in het belang van de transgender, maar met name ook in het belang van het te geboren kind, niet ongeregeld laten.

Wetenschappelijke ondersteuning voor de aanname dat uit het verwekken of baren van een kind door een persoon bij wie geen sprake is geweest van fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht en van onvruchtbaarheid, volgt dat niet langer sprake is van een «blijvende» overtuiging tot het andere geslacht te behoren, is er niet. Een novelle van de strekking dat in het geval van een tot man geworden vrouw die een kind baart, respectievelijk van een tot vrouw geworden man die een kind verwekt, de geslachtsverandering van rechtswege komt te vervallen, zal dan ook niet worden voorgesteld.

Juridisch ouderschap

Het in de nota van wijziging veranderde artikel 28c lid 3 roept bij de leden van de SP-fractie de nodige vragen op, waarop deze leden graag antwoord zouden ontvangen van de regering, maar die zij daarnaast alsnog voorgelegd willen hebben aan ten minste de Raad van State, Raad voor de Rechtspraak (RvdR), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB).

Zoals in antwoord op eerder vragen is aangegeven is een adviesaanvraag niet opportuun.

De vragen van deze leden beantwoordt de regering als volgt.

De leden van de SP-fractie begrijpen met juistheid dat, als «een tot man veranderde vrouw» een kind baart, deze vrouw/man van rechtswege de moeder is. Aldus bepaalt immers het nieuwe artikel 28c lid 3. Deze «inmiddels-man» is van rechtswege de moeder van het kind, de vrouw met wie zij is getrouwd kan eveneens als de moeder gelden indien en nadat zij het kind heeft geadopteerd. Op de geboorteakte staat uit welke persoon, namelijk de man die voorheen vrouw was, het kind is geboren.

Wetsvoorstel 33 032 maakt het mogelijk dat de vrouw met wie de moeder van het kind samenleeft door erkenning moeder van het kind wordt. Ingeval de vrouw op het tijdstip van de geboorte van het kind met de moeder is gehuwd en het kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, sub 1, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, ontstaat de afstammingsband van rechtswege. Adoptie is in beide gevallen dan niet meer nodig om de afstammingsband te vestigen.

Niet duidelijk is volgens de leden van de SP-fractie de situatie waarin een tot vrouw veranderde man een kind heeft verwekt. De wettekst suggereert dat deze tot vrouw geworden man het door haar verwekte kind zou moeten adopteren om er juridisch ouder van te worden. Zij vragen waarom hij/zij haar kind niet kan erkennen. Als een kind uit een man geboren kan worden kan een kind toch ook door een vrouw verwekt zijn? Deze leden zien, anders dan de regering in de memorie van toelichting (de laatste zin van blz. 15), de overeenstemming met wetsvoorstel 33 032 hier niet.

Indien een transvrouw (d.w.z. een biologische man waarvan de vermelding van het geslacht in de geboorteakte is gewijzigd in vrouw) een kind verwekt zal deze persoon onder de geldende wet slechts dan als de ouder (moeder) van het kind kunnen gelden als deze het kind heeft geadopteerd. Deze persoon kan immers niet worden aangemerkt als «de man die», zoals bedoeld in artikel 199 BW. Een vrouw kan een kind pas erkennen indien het wetsvoorstel 33 032 tot wet zal zijn verheven en in werking getreden. In afwachting daarvan maakt het voorgestelde artikel 28c, derde lid, zoals dit bij nota van wijziging is gewijzigd, het mogelijk dat het kind op eenvoudige wijze door de transvrouw kan worden geadopteerd, namelijk met toepassing van de thans van kracht zijnde regels die gelden voor de adoptie van een kind dat wordt geboren binnen de relatie van de moeder met een partner van gelijk geslacht. Voor de situatie dat een kind uit een juridische man (biologisch een vrouw) wordt geboren geldt de hiervoor besproken bepaling van artikel 28c, derde lid, eerste volzin.

Naar aanleiding van de vragen die het doorfilosoferen van de leden van de SP-fractie opleverde het volgende. De man geworden vrouw die een kind heeft gebaard, is inderdaad van rechtswege de moeder. De goede reden daarvoor is dat het kind anders niet van rechtswege een juridische moeder zou hebben. Dit zou niet in overeenstemming zijn met het hier te lande en vrijwel overal elders sinds jaar en dag gehuldigde uitgangspunt dat de vrouw uit wie het kind geboren is, de moeder is van het kind. De situatie dat een kind uit een transman wordt geboren zal zich overigens naar verwachting zeer zelden voordoen.

De vader van het kind is inderdaad de man die met deze moeder/transman is gehuwd of die het kind heeft erkend. Of het in de maatschappij er dan uitziet alsof dit kind twee vaders heeft, is niet zonder meer te zeggen. Het kan heel wel zijn dat de transman ook in het dagelijks leven als de moeder zal worden beschouwd. In geval van ongehuwd samenwonen zal, mits ten aanzien van het kind alleen het moederschap vaststaat, het ouderlijk gezag ingevolge artikel 1:253b lid 1 BW inderdaad aan de juridische moeder toekomen.

Het is de vraag of, in geval de juridisch tot man geworden vrouw die met een vrouw is getrouwd, hun kind in de ogen van de samenleving een vader en een moeder heeft. Het zou ook kunnen zijn dat die juridische man die het kind heeft gebaard en als de juridische moeder van het kind geldt, ook in de praktijk als de moeder zal worden beschouwd, zodat het kind in het dagelijks leven en ook in de ogen van derden twee moeders heeft. De juridische moeder zal het gezag over het kind hebben. Indien zij met een vrouw ongehuwd samenwoont zal, als gezegd, de juridische moeder het gezag hebben; als de juridische moeder met een vrouw ongehuwd (of niet geregistreerd) samenwoont, zal die vrouw op eenvoudige wijze door adoptie als ouder van het kind kunnen gelden, zie immers het bij nota van wijziging gewijzigde artikel 28c BW. Kinderen kunnen reeds thans twee moeders of twee vaders hebben, de regering is daarom niet ervoor beducht dat dit fenomeen niet aan het betrokken kind zou zijn uit te leggen.

De wetgever stelt overigens slechts met het oog op één situatie een regel voor die in geval van afschaffing van de vereisten van fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht en van onvruchtbaarheid actueel kan worden, namelijk de situatie dat een kind uit een transman wordt geboren. In alle andere gevallen wordt voor de afstammingsrelatie van het kind met de ouder van het actuele, dus het gewijzigde geslacht uitgegaan. Daartoe is bij de nota van wijziging alsnog overgegaan, waarbij rekening is gehouden met de op de oorspronkelijk voorgestelde opzet geuite kritiek.

De deskundige bedoeld in artikel 28b behoeft niet steeds te vragen of de vrouw die man wil worden toevallig zwanger is. Wel behoort tot de door de deskundige te verstrekken voorlichting het wettelijk gegeven dat, indien de betrokkene als transman een kind zou baren, deze juridisch als de moeder van het kind zal gelden.

De deskundige zal ook de biologische man die juridisch vrouw wil worden erop moeten wijzen dat, indien deze een kind verwekt heeft voordat wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte heeft plaatsgevonden, de afstammingsband met dat kind als dit na de wijziging van de vermelding wordt geboren, alleen door adoptie, en straks, als wetsvoorstel 33 032 het Staatsblad zal hebben bereikt en in werking zal zijn getreden, door erkenning door die vrouw tot stand kan komen. Hetzelfde geldt als het kind na de wijziging van de vermelding van het geslacht wordt verwekt.

Het staat niet één op één vast dat op het moment dat iemand zich voortplant volgens zijn oorspronkelijke geslacht er tevens en daardoor van een blijvende wens om tot het andere geslacht te horen geen sprake meer is en de geboorteakte van deze transman of transvrouw in de oorspronkelijke staat moet worden hersteld. «De nodige problemen over de afstamming» voorziet de regering niet, en evenmin is gebleken dat de ambtenaar van de burgerlijke stand «deze constructie niet eenvoudig zal vinden». Uiteraard hebben ook met die kringen een en andermaal ter zake consultaties plaatsgevonden.

Het is vanzelfsprekend aan de Kamer te beslissen wanneer de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel zal geschieden. Ik merk naar de leden van de SP-fractie wel op dat er naar het oordeel van de regering niet een zodanig verband met het bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel 33 032 over juridisch ouderschap van de duomoeder anders dan door adoptie is, dat de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel pas zou kunnen plaatsvinden nadat de behandeling van wetsvoorstel 33 032 zal zijn voltooid. Zoals reeds gezegd, nadere advisering over de regeling van artikel 28c, derde lid, acht de regering niet nodig.

Behouden eis sterilisatie

Het CIEC-verdrag van Wenen van 12 september 2000, dit in antwoord op de desbetreffende vraag van de leden van de SP-fractie, stelt in artikel 2 onder a de eis van fysieke aanpassing aan het gewenste geslacht, en niet, althans niet expliciet, de eis van sterilisatie. Sterilisatie gaat veel minder ver, en is een standaardbehandeling die veel mensen ondergaan. Indien de eis van sterilisatie wel zou kunnen worden behouden zouden er, aldus deze leden, geen sprake zijn van afstammingsproblemen.

De wet stelt thans een verdergaande eis stelt, namelijk van absolute, niet meer te herstellen onvruchtbaarheid. De regering ziet geen enkele goede reden of aanleiding om in plaats van de eis van onvruchtbaarheid de eis van sterilisatie voor te stellen. Gedwongen sterilisatie is immers evenmin proportioneel te achten, en toch bepaald wat anders dan de sterilisatie die mensen vrijwillig ondergaan met name omdat zij hun gezin voltooid achten.

Uitspraak EHRM rechtvaardiging art. 28c lid 3

Op blz. 15 van de memorie van toelichting beroept de regering zich op de uitspraak van het EHRM inzake Christine Goodwin v. United Kingdom om de regeling van artikel. 28c lid 3 te rechtvaardigen. Het is de leden van de SP-fractie in het geheel niet duidelijk in hoeverre de voorgestelde regeling op genoemde uitspraak van het EHRM kan worden gefundeerd nu die uitspraak uitging van «fully achieved and post-operative transsexuals». Ik licht het citeren van dit arrest in de context van het voorgestelde artikel 28c, derde lid, graag nader toe.

Het ging in de onderhavige zaak om een persoon die geslachtsaanpassende operaties had ondergaan van man naar vrouw en in de maatschappij ook als een vrouw leefde. Desalniettemin bleef zij voor «legal purposes» gelden als van het mannelijk geslacht. In rechtsoverweging 78 lezen we het volgende:

«Where a State has authorised the treatment and surgery alleviating the condition of a transsexual, financed or assisted in financing the operations and indeed permits the artificial insemination of a woman living with a female-to-male transsexual (as demonstrated in the case of X., Y. and Z. v. the United Kingdom, cited above), it appears illogical to refuse to recognise the legal implications of the result to which the treatment leads.»

Het is deze gedachtegang van het hof, die in de memorie van toelichting is gevolgd waar het de mogelijke gevolgen betreft van de omstandigheid dat een vrouw geworden man toch een kind baart, of een man die volgens de gewijzigde geboorteakte een vrouw is, een kind verwekt. Indien dit als gevolg van gewijzigde wetgeving mogelijk zal zijn, kan en behoort een staat de mogelijke gevolgen ervan niet ongeregeld te laten. Zulks klemt te meer indien, zoals hier aan de orde, het gevolgen betreft die ook anderen dan de transgender raken, zoals het te geboren kind. Overigens komt het (ook) in ons land nu al voor dat een kind wordt verwekt met zaad dat was ingevroren voordat bij de desbetreffende transvrouw operaties plaatsvonden teneinde te voldoen aan het vereiste van absolute onvruchtbaarheid.

Belangen bestaande en toekomstige kinderen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of de regering kan aangeven hoe de belangen van bestaande en toekomstige kinderen zijn meegewogen in het wetsvoorstel.

De belangen van ten tijde van de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte reeds bestaande kinderen van de transgender zijn nu en ook volgens het wetsvoorstel aldus gewaarborgd, dat de wijziging van de vermelding van het geslacht de bestaande familierechtelijke betrekkingen en de daaruit voortvloeiende, op Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegronde rechten, bevoegdheden en verplichtingen onverlet laat. Voor kinderen die na inwerkingtreding van de wetswijziging worden geboren is aansluiting gezocht bij het nieuwe geslacht van de transgender, behalve voor de situatie dat een kind uit een transman/biologische vrouw wordt geboren.

7. Leeftijdsbeperking wijziging geslachtsregistratie

Leeftijdsgrens

De leden van de VVD-fractie hebben moeite met de mogelijkheid die het wetsvoorstel biedt dat 16-jarigen zonder toestemming van ouders of tussenkomst van een rechter wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte kunnen verkrijgen, mits vanzelfsprekend voldaan is aan de voorwaarden van zelfdiagnose en schriftelijke verklaring van een deskundige op het terrein van genderdysforie. De leeftijd van 16 jaar is, zo zeggen deze leden, weliswaar gekozen omdat vanaf dat moment onomkeerbare medische ingrepen mogen worden verricht, maar desalniettemin vragen deze leden zich af waarom niet is gekozen voor de meerderjarige leeftijd van 18 jaar.

Voor de leeftijdsgrens van 16 jaar is inderdaad aansluiting gezocht bij de leeftijd zoals deze geldt onder de WGBO. Minderjarigen van 16 jaar en ouder mogen zelf bepalen of zij een geneeskundige behandelingsovereenkomst aangaan of niet. Het al dan niet wijzigen van de vermelding van het geslacht op de geboorteakte is een min of meer vergelijkbare beslissing qua ingrijpendheid. Jonge transgenders kunnen voor het bereiken van de achttienjarige leeftijd de wens hebben tot het andere geslacht te behoren en leven veelal ook in het andere geslacht dan in de akte van geboorte is vermeld. Daarvan kan zelfs ook sprake van zijn op een jongere leeftijd dan 16 jaar. Voorts is van belang dat het juist minderjarigen zijn die in veel gevallen en in dagelijkse situaties worden geconfronteerd met de genderidentiteit die zij nu juist afwijzen: zij hebben baantjes waarvoor zij hun paspoort moeten tonen, zij verkrijgen diploma’s die zij vervolgens bij sollicitaties ook moeten laten zien, etc. In al die situaties worden zij in feite ook belemmerd om zich overeenkomstig de beleefde genderidentiteit te presenteren.

Ook is, zoals ook de leden van de VVD-fractie zelf aangeven, overwogen dat vanaf de leeftijd van 16 jaar gedeeltelijk onomkeerbare medische interventies (behandeling met cross-sekshormonen) mogen en ook worden verricht. En dit laatste kan, zoals bij elke medische behandeling het geval is, plaatsvinden zonder de toestemming van de ouders of voogd, zie immers artikel 7:450, tweede lid, BW.

De gegrondheid van iedere wettelijke leeftijdsgrens moet worden bezien in relatie tot de situatie of het probleem waarvoor die leeftijdsgrens een oplossing beoogt te zijn. Zoals hierboven is aangegeven is in dit geval aansluiting gezocht bij de leeftijdsgrenzen zoals de WGBO deze hanteert.

Ik merk voorts op dat, evenals bij medische verrichtingen in de regel het geval is, ook hier naar verwachting de zestien- of zeventienjarige, hoewel bekwaam om geheel zelfstandig te beslissen, ter zake met zijn ouders zal overleggen. Thans, en ook als het wetsvoorstel geldend recht zal zijn, heeft de verkregen instemming van de ouders, hoewel niet vereist, de voorkeur. Ik verwacht niet dat het kind zijn of haar ouders niet in het verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zal kennen. De aangifte bedoeld in artikel 28 en de daaronder liggende wens zullen niet uit de lucht komen vallen: daaraan zal in de regel een jarenlange zoektocht en worsteling van de transgender en van degenen met wie deze in gezinsverband samenleefde zijn voorafgegaan.

Onderzoek van het SCP toont aan dat de helft van de transgenders zich al voor het tiende levensjaar realiseert dat het geboortegeslacht niet overeenkomt met de genderidentiteit. Ik laat voorts niet onvermeld dat, hoewel het desbetreffende amendement van het lid van de Tweede Kamer Dijkstra (33 351, nr. 9) niet de vereiste meerderheid verkreeg, een belangrijk deel van die Kamer zelfs voorstander was van lagere leeftijd dan 16 jaar (of beter, zoals het amendement luidde, van in het geheel geen minimumleeftijd). Het moge dan zo zijn dat een land als het Verenigd Koninkrijk de leeftijd van meerderjarigheid hanteert, er zijn, zoals hierna nog aan de orde komt, andere landen die een lagere leeftijd, of zelfs in het geheel geen minimumleeftijd aanhouden. Ik hoop dat ik hiermee ook de leden van de PvdA-fractie en die van de fractie van D66 alsnog heb overtuigd.

De leden van de CDA-fractie en het lid van de SGP-fractie zijn van oordeel dat een verzoek tot geslachtswijziging slechts door een meerderjarige kan worden gedaan.

Hierboven ben ik ingegaan waarom in het wetsvoorstel is gekozen voor de leeftijdsgrens van 16 jaar. Ik zal in de voorlichting die omtrent de wetswijziging zal worden geëntameerd in het bijzonder aandacht geven aan de positie van de ouders van zestien en zeventienjarigen, in die zin dat het voor de hand ligt dat dezen de eersten zijn en blijven met wie de jongere over aangelegenheden als deze overlegt. Het is een feit dat jonge transgenders voor het bereiken van meerderjarigheid in de gewenste gender leven, en voorts is van belang dat het juist minderjarigen zijn die in veel gevallen en in dagelijkse situaties worden geconfronteerd met de genderidentiteit die zij nu juist afwijzen: zij hebben baantjes waarvoor zij hun paspoort moeten tonen, zij verkrijgen diploma’s die zij vervolgens bij sollicitaties ook moeten laten zien, etc. In al die situaties worden zij in feite ook belemmerd om zich overeenkomstig de beleefde genderidentiteit te presenteren. Voorts wijs ik erop dat ook de leeftijd onderwerp zal zijn van de evaluatie van de wet na verloop van vijf jaar.

Ten slotte merk ik nog het volgende op. De referte in het wetsvoorstel aan de leeftijdsgrens van zestien jaar in de WGBO is ingegeven omdat het ook daar om ingrijpende beslissingen kan gaan. Er zijn ook andere gewichtige beslissingen te noemen die de minderjarige van die leeftijd geheel zelfstandig kan nemen. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst bij voorbeeld, zie artikel 7:612 lid 1 BW, hetgeen kan impliceren dat een verdere opleiding niet (meer) wordt gevolgd. Een ander voorbeeld is het maken en herroepen van uiterste wilsbeschikkingen, zie artikel 4:55 lid 1 BW. De beslissing tot het ter beschikking stellen van organen na overlijden dan wel het daartegen bezwaar maken kan zelfs zelfstandig door minderjarigen van twaalf jaar en ouder geschieden.

De leden van de SP-fractie menen dat aansluiting bij de WGBO onder de huidige wet logisch is omdat er dan sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Nu de fysieke aanpassing aan het gewenste geslacht in het wetsvoorstel niet meer vereist is, ligt naar hun oordeel aansluiting bij de WGBO niet meer voor de hand.

Volgens de WGBO is medische behandeling van en medische verrichtingen mogelijk bij minderjarigen van zestien en zeventien jaar ongeacht de aard en de ingrijpendheid ervan zonder dat de toestemming van de ouders is vereist of zelfs behoeft te worden gevraagd.

De leden van de SP-fractie merken op dat er na veel soorten sport altijd gedoucht moet worden. Het kan voor een kind dat door het leven gaat als jongen heel pijnlijk zijn om uit te moeten leggen dat hij geboren is in het lichaam van een meisje en vice versa.

Dit onderkent de regering ook. Dit is een probleem dat in de praktijk moet worden aangepakt onder meer door het geven van voorlichting.

Toestemming ouders minderjarige

Met de leden van de CDA-fractie kan ik mij voorstellen dat een aanvraag tot geslachtswijziging van een minderjarige die nog thuis woont, zonder dat de ouders zich daar achter stellen, tot grote fricties in de huiselijke sfeer zou kunnen leiden.

Uiteraard kan dit aan de orde zijn maar dat geldt voor meer situaties. Te denken valt aan het weigeren van een geneeskundige behandelingsovereenkomst waardoor een onomkeerbare situatie ontstaat. Gelukkig ontmoet de keuze van hun kind heden ten dage in de regel begrip en ook steun van de ouders.

Advies deskundigen leeftijdsgrens

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is, zoals de leden van de CDA-fractie met juistheid opmerken, sprake geweest van verschillende leeftijden. Zo stelde het lid van die Kamer Dijkstra voor in artikel 28 een lagere leeftijd dan 16 jaar aan te houden. Het amendement van die strekking werd door de regering bestreden en vervolgens verworpen. De leeftijd van 16 jaar is evenwel van aanvang af in het aan de Raad van State en ook in het ingediende wetsvoorstel opgenomen geweest.

Leeftijdsgrens buitenland

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven welke de minimumleeftijd is waarop iemand om geslachtswijziging kan verzoeken in de behalve het Verenigd Koninkrijk nog meer door haar behandelde landen, zoals België, Spanje, Portugal, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Finland, Argentinië, Mexico, Colombia en Uruguay. Daartoe het volgende, waarbij ook een aantal andere landen is meegenomen. Het beeld is dat verzoeken van minderjarigen om wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte in een aantal landen mogelijk zijn, en dat andere landen hun wetgeving ook op dit aspect bezig zijn te herzien.

In het Verenigd Koninkrijk geldt inderdaad een leeftijd van 18 jaar, zie http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2004/7/pdfs/ukpga_20040007_en.pdf

Ierland: eind juni 2013 is door senator Katherine Zappone een initiatiefwetsvoorstel bij de Seanad (Senaat) ingediend. Het biedt ook 16 en 17 jarigen de mogelijkheid om in their own right een verzoek om wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte te doen. Indien het gaat om minderjarigen beneden de leeftijd van 16 jaar, dan kan een legal guardian ten behoeve van de minderjarige zulk verzoek doen. Medische behandeling is niet vereist. Zie verder http://www.tgeu.org/Ireland_Legal_Recognition_of_Gender_Act_2013_Draft

Frankrijk: de geldende regeling is nog steeds gebaseerd op rechtspraak en gaat uit van de vereisten van fysieke aanpassing en onvruchtbaarheid; in de praktijk geldt meerderjarigheid. Het in december 2011 door de leden van de Assemblée Générale Michèle Delaunay c.s. gepresenteerde wetsvoorstel (No. 4127) schaft de medische vereisten af, het verzoek wordt ingewilligd behoudens indien sprake is van klaarblijkelijk misbruik; het wetsvoorstel bevat geen specifieke regels ten aanzien van minderjarigen.

Zweden: met ingang van 1 juli 2013 gelden in Zweden (Wet SFS 1972:119) geen medische vereisten meer. Is de desbetreffende persoon twaalf jaar of ouder dan geschiedt de aanvraag door de gezagsdrager; daarbij dient de minderjarige zijn of haar toestemming te hebben gegeven. Beneden die leeftijd dient met de wil van het kind rekening te worden gehouden overeenkomstig diens leeftijd en rijpheid.

België: de wet op transseksualiteit van 10 mei 2007 legt voor het indienen van de aangifte bij de burgerlijke stand van voornaamswijziging en geslachtswijziging geen leeftijdsvereiste op en aanvaardt dat dit kan gebeuren door een niet ontvoogde minderjarige. Dit is in lijn met een advies van de Orde van Geneesheren van 20 september 1997, hetwelk bevestigt dat een minderjarige die in staat is tot een «redelijke waardering van zijn belangen» zelf over een behandeling kan beslissen. Een ver gaande overeenkomst derhalve met de Nederlandse WGB0-situatie (art. 7:450 BW).

Spanje: de desbetreffende wet van 15 maart 2007 stelt de eis van meerderjarigheid. In autonome gebieden zoals País Vasco (Baskenland) and Navarra kunnen 16 en 17 jarige minderjarigen zelfstandig toestemming geven voor de medische verrichtingen die verband houden met hun wens tot het andere geslacht te behoren.

Portugal: hier geldt een administratieve procedure, de gehanteerde leeftijd is 18 jaar.

Denemarken: thans geldt aldaar nog de leeftijd van 21 jaar en de voorwaarde van onvruchtbaarheid. De Deense regering heeft een werkgroep ingesteld ter heroverweging van de bestaande regelgeving daaronder begrepen de mogelijkheid van het schrappen van de medische vereisten en wijziging van de ter zake gehanteerde leeftijd. Regelmatig wordt van Deense zijde bij het ministerie van Veiligheid en Justitie belangstellend geïnformeerd naar de stand van zaken van het onderhavige wetsvoorstel.

Nieuw Zeeland: volgens artikel 29 van deel 5 van de Births, Deaths, Marriages and Relationships Act 1995 komen ook minderjarigen voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte in aanmerking.

Duitsland: aanvankelijk was voornaamswijziging en wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte niet mogelijk bij transgenders van nog geen 25 jaar oud. Medische vereisten gelden niet meer. De rechtspraak heeft bewerkstelligd dat er geen minimum leeftijd meer geldt, de wettekst is met ingang van 1 november 2007 met dit gegeven in overeenstemming gebracht. Minderjarigen van 14 jaar en ouder zijn bekwaam om zelf het verzoek te doen (§ 9 Abs. 1 Nr. 3 FamFG).

Oostenrijk: er geldt in dat land geen wettelijke regeling, de administratieve regeling kent geen minimumleeftijd. Toegevoegd kan nog worden dat, blijkens de op blz. 11 van de memorie van toelichting genoemde beslissing van het Oostenrijkse Verwaltungsgerichtshof van 27 februari 2009, verwijdering van de primaire geslachtskenmerken geen noodzakelijke voorwaarde is om wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte te verkrijgen. Dat fysieke aanpassing aan het verlangde geslacht geen dwingende voorwaarde is werd nog bevestigd door het Oostenrijkse Verfassungsgerichtshof bij beslissing van 3 december 2009. Minderjarigen behoeven de bijstand van hun wettelijke vertegenwoordiger. Het is voorgekomen dat een 14-jarige transvrouw de geslachtsaanduiding op de geboorteakte gewijzigd kreeg.

Zwitserland: in dat land geldt geen specifieke wettelijke regeling, in sommige kantons geldt niet meer de eis van irreversibele onvruchtbaarheid. Minderjarigen kunnen een verzoek om wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte aan de rechter doen, mits zij tot oordelen in staat zijn te achten. Dit is omdat zulke minderjarigen in het algemeen zelfstandig die rechten kunnen uitoefenen die nauw met hun persoonlijkheid samenhangen, anders gezegd hoogstpersoonlijk van aard zijn (zie art. 19c lid 1 van het Zwitsers Burgerlijk Wetboek). Noch voor de wijziging van het geslacht en evenmin voor het doen van het verzoek ter zake is de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger noodzakelijk.

Finland: leeftijd van 18 jaar, in september 2013 is een werkgroep is ingesteld die over de gehele linie, en ook het geldende leeftijdsvereiste, de geldende regelgeving moet herijken.

Argentinië: hier geldt een zuiver administratieve procedure, via de National registry of Persons, die ook openstaat voor minderjarigen. In dat geval moet het verzoek worden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordiger en met de expliciete toestemming van de minderjarige, waarbij rekening moet worden gehouden met «the evolving capacities» en «best interests of the child» zoals verwoord in het IVRK. Alleen in het geval het om een minderjarige van 14 jaar of jonger gaat, is de tussenkomst van de rechter vereist. Als de toestemming van de minderjarige door de wettelijke vertegenwoordiger wordt geweigerd of het niet mogelijk is deze te verkrijgen kan de rechter om een beslissing worden gevraagd, die daarbij eveneens het criterium van de »evolving capacities» en «best interests of the child» als richtsnoer moet nemen (art. 5 van de Gender Identity Law, No 26743). Opgemerkt zij nog dat de Argentijnse wet rechterlijke tussenkomst niet vereist, noch gehele of gedeeltelijke «reassignment surgery», hormonale of psychologische behandeling, medische diagnose, getuigen- of deskundigenverklaringen of het aanhouden van een bepaalde wachtperiode (het niet overeenkomen van diens geregistreerde geslacht met de door de betrokkene zelf beleefde genderidentiteit is voldoende).

Mexico: de regelgeving aldaar bevat geen bepalingen inzake minderjarigen.

Colombia: idem als in Mexico.

Uruguay: de met ingang van 17 november 2009 in werking getreden Wet 18.620 bevat geen expliciete bepalingen inzake minderjarigen.

Chili: begin 2013 is aldaar een wetsvoorstel inzake genderidentiteit ingediend dat vrijwel identiek is aan hetgeen in Argentinië geldt.

8. Misbruik

Misbruik

De leden van de CDA-fractie vragen zich af welke mogelijkheden tot misbruik (fraude, ontgaan van vervolging van strafbare feiten) de regering ziet, nu het wetsvoorstel het, naar zij zeggen, zo gemakkelijk maakt om van geslacht te veranderen.

Het wetsvoorstel bevat waarborgen en maakt het niet te gemakkelijk om van geslacht te veranderen. Overgelegd moet immers worden een deskundigenverklaring van niet zomaar een arts of psycholoog, maar van een deskundige die bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 28b is aangewezen. Deze mag de verklaring niet afgeven indien hij gegronde redenen heeft om aan de gegrondheid van de overtuiging tot het andere geslacht te behoren te twijfelen.

Identiteitsfraude

De leden van de SP-fractie vrezen dat het feit dat iemand een onbeperkt aantal keren van geslacht kan wisselen bijdraagt tot identiteitsfraude. De vragen die deze leden op dit gebied hebben beantwoordt de regering als volgt.

  • Stel, iemand is veroordeeld ter zake van seksueel misbruik van een minderjarige. Hij wil toch heel graag in de kinderopvang werken. Hij laat zijn geslacht en voornaam wijzigen. En vraagt nu een verklaring omtrent gedrag (VOG) aan. Krijgt hij die? De wijziging van de vermelding van het geslacht en van de voornaam van de desbetreffende persoon blijven na de veroordeling steeds te koppelen aan de veroordeelde. Het primaire en unieke personen-identificerende gegeven, het burgerservicenummer, blijft ongewijzigd waardoor nog steeds gekoppeld kan worden aan de veroordeelde. Gewezen wordt nog op artikel 22b jo artikel 6, eerste lid, van het Besluit justitiële gegevens. Het persoonsidentificerende nummer (BSN) wordt als justitieel gegeven verstrekt door de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ter beoordeling van de VOG die aangevraagd is voor het werkzaam zijn in de kinderopvang of in het peuterspeelzaalwerk.

  • Indien iemand een eindexamenbewijs heeft verkregen als jongen en nadien, na de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte, er een aanvraagt als meisje, en omgekeerd als jongen (voorheen meisje) zo’n bewijs aanvraagt, zal het oorspronkelijke getuigschrift ingenomen worden. («De aanvrager ontvangt het vervangend opleidingsdocument in persoon, onder voorwaarde dat het originele opleidingsdocument wordt ingeleverd bij de medewerker Examendiensten van DUO», aldus de nota van toelichting op het koninklijk besluit van 18 januari 2013, Stb. 109, tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het verstrekken van een vervangend opleidingsdocument bij naams- en geslachtsverandering). De betrokkene zal zich dus, al naar gelang de baan waarnaar hij/zij solliciteert uitsluitend kunnen presenteren als man of als vrouw volgens de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte.

  • Een man heeft een pleegkind in huis gehad en wordt verdacht van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het kind wordt overgeplaatst, maar er komt geen strafzaak, bewijs is moeilijk te leveren of het meisje is verliefd op pleegvader en wil geen aangifte doen en geen verklaring afgeven. Pleegvader komt op de «zwarte lijst» (is in de praktijk iets ingewikkelder maar komt op hetzelfde neer). Antwoord: als deze pleegvader zich laat registreren als vrouw en zich opnieuw opgeeft als aspirant pleegouder, kan jeugdzorg er zeker achter komen dat het, hoewel inmiddels juridisch een vrouw, nog steeds om de persoon van de voormalige pleegvader gaat. Ook hier is het niet gewijzigde burgerservicenummer primair van belang.

  • De regering geeft verder toe dat er behoefte is aan middelen in de preventieve sfeer, nu vingerafdrukken, irisscan en dergelijke uitsluitend achteraf kunnen worden ingezet. Wordt er, zo vragen de leden van de SP-fractie ten slotte, iets gedaan om middelen in de preventieve sfeer te ontwikkelen? Dat genoemde middelen en technieken alleen achteraf kunnen worden ingezet heb ik aangegeven in reactie op de suggestie vanuit de Tweede Kamer om middelen als deze als preventieve middelen in te zetten. De omstandigheid dat de in artikel 28a bedoelde, bij de aangifte over te leggen deskundigenverklaring uitsluitend kan worden afgegeven door bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen deskundigen lijkt de regering voldoende om te bewerkstelligen dat van de voorziening van de artikelen 28 e.v. geen misbruik zoals identiteitsfraude zal worden gemaakt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstukken II 2012–2013, 33 351, nr. 6, blz. 4

Naar boven