33 346 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 2 november 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

   

Algemeen

1

Inleiding

2

De voorgestelde uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

2

Verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders

4

Voorlichting

6

Administratieve lasten

6

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetvoorstel en stemmen in met de voorgestelde wijziging van de Wegenverkeerswet waardoor de nu reeds voor alcoholgebruik geldende recidiveregeling van toepassing wordt verklaard op het rijden onder invloed van drugs om zo de aanpak daarvan te verbeteren. De leden van VVD-fractie herhalen wat zij aangaven bij het debat over het wetsvoorstel om het puntenrijbewijs in te voeren in februari 2008: alcoholgebruik en deelname aan het verkeer gaan niet samen en dit geldt ook voor drugsgebruik en verkeersdeelname. Nu bij het reeds eerder ontvangen wetsvoorstel «Wijziging wegenverkeerswet inzake rijden onder invloed drugs» aangetoond is dat er bruikbare en betrouwbare testen zijn voor het aantonen van drugsgebruik in het verkeer, steunen de leden van de VVD-fractie de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994. Wel zien genoemde leden aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het doel van het wetsvoorstel moet in de ogen van de leden van de PvdA-fractie zijn om de verkeersveiligheid te verbeteren en ouderen rechtvaardig te behandelen met betrekking tot hun herkeuring. Het gebruik van drugs wordt op dit moment niet op dezelfde manier bestraft als het gebruik van alcohol bij verkeersdelicten. De wet verandert dit met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten met drugs en drugsgerelateerde delicten. Verder zijn de lasten die de jaarlijkse herkeuring met zich meebrengt voor mensen tussen de 70 en 75 jaar oud hoog en onnodig. Met deze wet wordt hier iets aan gedaan. Deze wet draagt bij aan een eerlijker verkeerssysteem.

De leden van de PVV-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van de Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeerdelicten en zijn verheugd met het de voorgenomen verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet. De uitbreiding van de recidiveregeling voor verkeersdelicten met drugs is een maatregel die voortkomt uit motie De Rouwe (Kamerstukken II, 2007/2008, 30 324, nr. 18) en wordt volledig ondersteund door de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie wensen toch enkele vragen te stellen over het voorliggende voorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders. De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Inleiding

De leden van de PVV-fractie vragen op welke manier de regering om zal gaan met drugs die niet waarneembaar zijn, maar weldegelijk hun uitwerking kunnen hebben op de rijvaardigheden van de bestuurder.

De voorgestelde uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering aankondigt om in de voorbereiding van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel een maatregel nader te onderzoeken. Dit betreft het verwachte aantal te verzenden waarschuwingsbrieven en de consequenties voor de werklast het Openbaar Ministerie (OM) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Voorts of die brieven met het oog op mogelijke samenloop van straf- en bestuursrecht zouden moeten worden aangevuld. De leden van de VVD-fractie vragen of dit wel de juiste volgorde is, aangezien de leden van de VVD-fractie nu het wetsvoorstel behandelen en moeten kunnen overzien wat de consequenties van dit wetsvoorstel zijn. Wanneer informeert de regering de Tweede Kamer hierover en waarom doet de regering dit niet alvorens het wetsvoorstel ter behandeling aan de Tweede Kamer te sturen?

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat het combineren van alcohol en drugs of medicijnen grotere consequenties heeft voor het rijgedrag dan enkelvoudig gebruik van alleen alcohol of drugs. De gevaren van het rijden onder invloed van een combinatie van middelen heeft dus grotere gevolgen voor de veiligheid van de bestuurder en zijn omgeving. Desondanks geldt hier dezelfde straf voor als bij enkelvoudig gebruik. De leden van de PvdA-fractie zien liever een zwaardere straf voor het rijden onder invloed van een combinatie van alcohol en drugs. Ziet de regering hier mogelijkheden voor?

De leden van de PvdA-fractie vragen of een bestuurder bij het nuttigen van lage promillages van alcohol of bij weinig gebruik van drugs, dus onder invloed van een combinatie van middelen, onder deze recidiveregeling uitkomt of, zoals de leden van de PvdA-fractie dit wensen, wordt bestraft door het risico te nemen, zij het in minimale mate, deze middelen te combineren, zoals genoemd in Wegenverkeerswet, artikel 8, eerste lid?

De leden van de PvdA-fractie constateren met instemming dat de regering artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet wil onderbrengen onder de recidiveregeling. De leden van de PvdA-fractie vragen of de wet ook op het gebruik van nieuwe drugs betrekking heeft en op slecht of niet meetbaar gebruik van drugs.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat bestuurders een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid wanneer deze ook een kleinere hoeveelheid aan alcohol en drugs hebben genuttigd en er sprake is van een lager promillage. De regering noemt hierbij de mogelijke sancties van een boete, rijontzegging of een alcoholslotprogramma. De leden van de PvdA-fractie vragen welke lijn de regering hier van plan is te kiezen? Kiest de regering, samen met de leden van de PvdA-fractie, voor een zero-tolerance beleid en zet de regering daarmee zo veel mogelijk in op een rijontzegging?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het wetsvoorstel spreekt over waarschuwingsbrieven bij een eerste onherroepelijke veroordeling. De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de regering dat bestuurders na registratie van hun eerste punt, moeten worden ingelicht over de gevolgen van een tweede punt. De leden van de PvdA-fractie vragen echter wel wat de meerwaarde van een brief hiervoor is. Zoals genoemd in het wetsvoorstel leidt het produceren van een waarschuwingsbrief tot meer werklast en nieuwe automatisering. Dit terwijl aangehouden bestuurders bijvoorbeeld ter plekke informatie, bijvoorbeeld in de vorm van een folder, uitgedeeld kunnen krijgen. Ziet de regering ook alternatieven voor een brief? Zo ja, welke? Zo nee, waarom specifiek een brief?

De leden van de SP-fractie vragen of het alcoholslotprogramma met de aanscherping van de recidiveregeling voor alcoholovertredingen nog wel noodzakelijk is. Kan de regering dit toelichten? Welke gevolgen heeft de uitbreiding van de recidiveregeling voor iemand die gepakt wordt met een te hoog promillage bij het besturen van een fiets of bromfiets? Kan dit ook leiden tot het verplicht inbouwen van een alcoholslot in een auto? De Raad van State geeft aan dat iemand die gepakt wordt met een promillage boven de wettelijke limiet van meer dan 1,3 promille niet valt onder de recidiveregeling en dat het wetsvoorstel hiervoor moet worden aangepast. Kan de regering hierop nader reageren?

De leden van de CDA-fractie lezen in de Memorie van Toelichting dat het CJIB de bevoegdheid krijgt na een onherroepelijke veroordeling de punten op het rijbewijs te registreren. Kan de regering uitleggen waarom zij gekozen heeft voor het CJIB als bevoegde instantie? De leden van de CDA-fractie achten het Centraal Bureau voor Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een meer geschikte instantie voor uitvoering van deze taak. Ook gezien het feit dat het CJIB overtredingen van de Wet Mulder afhandelt en punten op het rijbewijs niet verkregen worden voor dergelijke overtredingen.

De leden van de D66-fractie lezen in de Memorie van Toelichting dat in de justitiële documentatie niet wordt geregistreerd of een veroordeling op basis van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 betrekking heeft op alcohol, drugs, geneesmiddelen of andere bewustzijnsbeïnvloedende stoffen. Kan de regering uitleggen waarom dit niet wordt geregistreerd? Ziet de regering geen voordelen van registratie voor de preventie en aanpak van bewustzijnsbeïnvloedende stoffen in het verkeer?

De leden van de D66-fractie constateren dat overtredingen met alcoholpromillages onder 1,3 niet worden meegeteld in het kader van de recidiveregeling. Deze leden vragen of er wel sprake is van enige cumulatieve werking. Bij ernstige verkeersdelicten hoeft er slechts één keer sprake te zijn van recidive voordat het rijbewijs van rechtswege ongeldig kan worden. De leden van de D66-fractie vragen of een groter aantal minder ernstige delicten hier uiteindelijk ook toe kan leiden.

De leden van de D66-fractie vernemen dat de recidiveregeling, ook na uitbreiding van de reikwijdte ervan, van toepassing blijft op beginnende bestuurders. Kan de regering toelichten of, en waarom, bij toepassing van de recidiveregeling, voor beginnende bestuurders dezelfde grenswaarden gelden als voor meer ervaren bestuurders, in plaats van grenswaarden die in verhouding staan tot het verschil in basisgrenswaarden tussen beginnende en meer ervaren bestuurders?

De leden van de D66-fractie lezen in de Memorie van Toelichting dat, indien een bestuurder tijdens de looptijd van het alcoholslotprogramma onherroepelijk wordt veroordeeld voor een drugsdelict, het alcoholslotprogramma wordt beëindigd. De leden van de D66-fractie vragen of dit in de praktijk dan zou kunnen betekenen dat als het rijbewijs van een deelnemer van het alcoholslotprogramma van rechtswege ongeldig wordt, en hij op zeer korte termijn zijn geschiktheid opnieuw aantoont, hij dan mag rijden zonder alcoholslot, terwijl het alcoholslotprogramma zonder de tussentijdse ongeldigheid van het rijbewijs nog zou hebben doorgelopen.

Verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering in de Memorie van Toelichting het algemeen overleg d.d. 09 maart 2011 (Kamerstukken II, 2010/2011, 29 398, nr. 268) aanhaalt waarin de leden van de VVD-fractie de verhoging van de keuringsleeftijd van 70 naar 75 jaar steunen als deze geen extra risico’s met zich meebrengt. De regering geeft in de Memorie van Toelichting aan dat de verkeersveiligheid afneemt wanneer de keuringsleeftijd wordt verhoogd naar 75 jaar, maar dat deze maatregel, volgens de regering, een aanzienlijke tijd- en kostenbesparing voor de burger meebrengt. De regering komt tot de eindconclusie dat de leeftijd voor herkeuring verhoogd kan worden naar 75 jaar. De leden van de VVD-fractie volgen de regering in deze afweging. De verhoging van de leeftijd naar 75 jaar is volgens de regering een eerste stap naar versoepeling van de keuringsleeftijden en eventuele afschaffing daarvan. De regering kondigt daarom een vervolgonderzoek aan. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de regering dit onderzoek wilt starten en wanneer de Tweede Kamer daar de resultaten van tegemoet kan zien.

De leden van de VVD-fractie vragen tevens of de regering bij het genoemde vervolgonderzoek ook de zogenoemde «Eigen Verklaring» gaat meewegen en de eventuele misverstanden die kunnen ontstaan bij het gebruik van de genoemde verklaring. De leden van de VVD-fractie constateren dat het eventueel opheffen van de keuringsleeftijd en toepassing van de «Eigen Verklaring», die naar zeggen van keuringsartsen tot onduidelijkheid kan leiden, eventueel kan leiden tot meer verkeersonveiligheid dan in eerste instantie wordt gedacht.

De leden van de PvdA-fractie hebben vernomen dat de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) van mening is dat het oplopen van de prevalentie (de mate waarin die aandoening voorkomt) met de leeftijd een reden is om te twijfelen aan de toenemende vitaliteit van ouderen en daarom het verhogen van de keuringsleeftijd. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Daarnaast wensen de leden van de PvdA-fractie dat een arts bij een keuring kan aangeven of een patiënt zich toch vanaf 70 jaar jaarlijks zal moeten laten keuren. Kan de regering instemmen met deze wens van de leden van de PvdA-fractie?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat een bestuurder die gekeurd is op 74-jarige leeftijd, pas een volgende keuring krijgt wanneer de bestuurder 79 jaar is, gevolgd door de jaarlijkse keuring. Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dit niet de bedoeling is en dat de keuring vanaf 75 jaar jaarlijks moet plaatsvinden?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering het onderzoek naar de mogelijkheid de keuringsleeftijd in de toekomst volledig af te schaffen in combinatie met een meldplicht voor artsen, naar het voorstel van SWOV, wil afwachten. De leden van de PvdA-fractie vinden dit een interessant wetsvoorstel en wachten samen met de regering dit onderzoek af. De leden van de PvdA-fractie worden graag van de resultaten van dit onderzoek op de hoogte gesteld. Door het CBR wordt gesproken over een meldplicht voor de rijbewijshouder zelf. De leden van de PvdA-fractie verwachten dat hierdoor veel bestuurders zichzelf niet onderwerpen aan een herkeuring en vinden dit daarom een slecht idee. De leden van de PvdA-fractie hopen dat ook de regering van dit idee afstand neemt.

De leden van de PvdA-fractie vragen of, in het verlengde van dit wetsontwerp, de regering noodzaak ziet om de aanvraag van een rijbewijs te vergemakkelijken, zoals ook de ANWB dit wenste1, zodat oudere rijbewijshouders bij een herkeuring voortaan niet meer van het kastje naar de muur gestuurd kunnen worden. De leden van de PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden de regering hiervoor ziet.

De leden van de SP-fractie zien het verhogen van de keuringsleeftijd als een positieve ontwikkeling voor burgers die minder snel worden geconfronteerd met een kostbare keuring. In de Memorie van Toelichting geeft de regering aan dat het aantal oudere bestuurders, dat wordt afgekeurd erg laag is. Kan de regering het percentage hiervan noemen?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het uit onderzoek in verschillende Europese landen niet is gebleken dat in landen met een verplichte keuring op basis van leeftijd het beter gesteld is met de verkeersveiligheid van oudere bestuurders dan in landen die deze verplichting niet kennen. De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering dan toch voorstelt om te keuren op basis van leeftijd en weer nader onderzoek in te stellen of men de keuring helemaal kan laten vervallen. De leden van de SP-fractie vragen waarom dit niet in één keer kan worden geregeld.

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover het idee van een meldplicht. Kan de regering dit in verder onderzoek meenemen? De leden van de SP-fractie vragen zich af of het raadzaam is als familieleden ook gebruik kunnen maken van deze meldplicht?

De leden van de CDA-fractie zijn voor het verhogen van de keuringsleeftijd voor oudere bestuurders, mits de verkeersveiligheid er niet op achteruit gaat. Uit onderzoek van de SWOV blijkt dat veel oudere bestuurders na de keuring een «hulpmiddel of beperking» voorgeschreven krijgen. Kan de regering aangeven om hoeveel bestuurders dit gaat? Voorts willen de leden van de CDA-fractie weten wat de gevolgen zijn als deze bestuurders niet op 70, maar op 75-jarige leeftijd een hulpmiddel of beperking voorgeschreven krijgen? Ziet de regering een andere manier om de bewustwording voor de gevaren van rijden zonder goede bril onder oudere bestuurders te vergroten?

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de regering onderzoek doet naar het geheel laten vervallen van de keuringsleeftijd voor oudere bestuurders. De leden van de CDA-fractie willen graag van de regering weten waarom de regering ervoor kiest om de wet nu te wijzigen, waardoor de leeftijd met vijf jaar verhoogd wordt, terwijl zij onderzoek laat doen naar het afschaffen van de keuringsleeftijd. Kan de regering aangeven wanneer dat onderzoek is afgerond?

De leden van de D66-fractie steunen het plan om de keuringsleeftijd te verhogen naar 75 jaar. De genoemde leden vinden echter dat de verkeersveiligheid daarbij niet in het geding mag komen.

De leden van de D66-fractie constateren dat een aanzienlijk deel van de ouderen die worden gekeurd momenteel een hulpmiddel of beperking voorgeschreven krijgen. De leden van de D66-fractie vragen de regering of bij het onderzoek naar het effect van de verhoging van de keuringsleeftijd rekening is gehouden met het feit dat zulke hulpmiddelen en beperkingen dan meestal ook op latere leeftijd zullen worden voorgeschreven?

De leden van de D66-fractie vinden het goed monitoren van de effecten van het wetsvoorstel van groot belang, omdat de verkeersveiligheid bij hen voorop staat. De leden van de D66-fractie willen dan ook graag van de regering weten hoe deze monitoring in zijn werk zal gaan en wanneer de Tweede Kamer over de resultaten hiervan wordt geïnformeerd.

Voorlichting

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het idee betrokken organisaties en burgers over de beslissing over de recidiveregeling voor te lichten. De leden van de PvdA-fractie verwachten echter dat veel burgers al in de veronderstelling zijn dat voor drugs en alcohol dezelfde regels gelden bij verkeersdelicten. Daarom verzoeken de leden van de PvdA-fractie de regering hier niet te veel geld en energie in te steken.

Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering in de Memorie van Toelichting stelt dat de recidiveregeling leidt tot een verlaging van de lasten voor burgers en bedrijven. De leden van de VVD-fractie vragen wat de verwachte extra kosten zullen zijn voor de Rijksoverheid en betrokken overheidsinstanties.

De fungerend voorzitter van de commissie, Koolmees

De griffier van de commissie, Sneep

Naar boven