33 341 Voorstel van wet van de leden Voordewind, Van der Staaij, Bouwmeester en Bruins Slot houdende wijziging van de Drank- en Horecawet teneinde enkele leeftijdsgrenzen te verhogen van 16 naar 18 jaar en de preventie en handhaving te verankeren

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 11 april 2013

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefvoorstel tot verhoging van de leeftijdsgrenzen van 16 jaar uit de Drank- en Horecawet naar 18 jaar. Het gaat dan met name om verhoging van de verstrekkingsleeftijdsgrens, de leeftijdsgrens voor bezoekers van slijtlokalen en de leeftijd waarop een jongere in het bezit mag zijn van alcoholhoudende drank. De minimumleeftijd voor het dienstdoende personeel in slijtlokaliteiten en horeca bedrijven blijft op 16 jaar. Bij de behandeling van de per 1 januari 2013 inwerking getreden wijziging van de Drank- en Horecawet (32 022) werd uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor goede handhaving van de in de wet opgenomen criteria en een duidelijke evaluatie. Het thans voorliggende voorstel gaat daaraan voorbij en neigt enigermate naar lichtvaardigheid en onvoldoende doordacht handelen, met name ten aanzien van de handhaafbaarheid.

De leden van de VVD-fractie hebben derhalve enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van Voordewind c.s. betreffende de verhoging van de alcoholleeftijd. Wel hebben zij nog enige vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsontwerp. Het voorstel sluit aan op het vorig jaar aangenomen wetsvoorstel 32022, waarin onder andere het bezit van alcohol op voor het publiek toegankelijke plaatsen bij jongeren onder de 16 jaar strafbaar is gesteld, en op de bij die gelegenheid in de Eerste Kamer aangenomen motie-Meurs (32 022, G). Zij leggen de indieners en de regering nog wel graag enige vragen voor.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het verhogen van de leeftijdsgrens. Zij hebben naar aanleiding van dit initiatiefvoorstel nog enige vragen over de handhaving.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De indieners stellen voor de leeftijd voor het aanschaffen van zwak-alcoholische dranken, aanwezigheid in een slijtlokaliteit en het openbaar alcoholbezit per 1 juli 2013 te verhogen van 16 naar 18 jaar. De problemen rondom alcoholgebruik onder jongeren, zoals gezondheidsrisico’s bij zelfs matig gebruik, effecten op schoolprestaties, schade als gevolg van vernielzucht door beschonken jongeren en het comazuipen, nemen de leden van deze fractie zeer serieus. Over de preventie- en handhavingsaspecten en de voorgestelde datum van inwerkingtreding hebben zij echter nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met waardering kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel. Zij hebben hierover nog een enkele vraag.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van dit wetsontwerp. Zij hebben naar aanleiding van het voorstel nog enkele vragen.

VVD-fractie

De leden van VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers kennis hebben kunnen nemen van de resultaten die tot nu toe behaald zijn bij de handhaving van de huidige wet. Hoe succesvol is die handhaving? Zijn gemeenten tevreden over de behaalde resultaten? Welke resultaten zijn bereikt ten aanzien van het aantal «comadrinkers»?

Zijn de initiatiefnemers bekend met het verschijnsel van jongerentrefpunten in keten en schuren waarin zonder enige controle en toezicht alcohol verstrekt wordt en door jongeren – ook vaak onder de 16 jaar – genuttigd wordt? Wordt deze vluchtweg voor het alcoholgebruik met de invoering van het onderhavige wetsvoorstel niet extra gestimuleerd? Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom door de verantwoordelijke gemeentebesturen tegen dergelijke verschijnselen niet wordt opgetreden? Zou hier sprake kunnen zijn van onmacht? Hebben de initiatiefnemers een mening over een dergelijke passieve houding van de betreffende gemeentebesturen en kunnen zij toelichten wat zij daarvan vinden?

Hoeveel gemeenten zijn inmiddels voldoende geëquipeerd om de vereiste controle en handhaving toe te passen? Wat zijn de consequenties voor gemeenten nu het aantal te controleren jongeren in één stap met 400.000 groter wordt? Daarbij is het een extra verzwarende factor dat deze groep reeds gewend is aan alcoholgebruik, het uitgaansleven kent, veel mondiger, agressiever en creatiever is dan de groep die jonger is dan 16 jaar. Zou het niet beter zijn om ten aanzien van de huidige groep 16- tot 18 jarigen een concrete gewenningsperiode te hanteren, zeker nu bekend is dat van die leeftijdscategorie driekwart alcoholhoudende drank gebruikt?

Is het juist dat tot nu toe slechts 10 procent van de gemeenten succesvol een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) hebben opgeleid? Is bij gemeenten niet meer kennis en vaardigheid nodig, niet alleen om handhavend op te kunnen treden, maar ook om te zorgen voor de ontwikkeling van een kwalitatief hoog alcohol-ontmoedigingsbeleid? Moeten niet meer ervaringsdeskundigen betrokken worden bij overtuigende en op de jeugd gerichte voorlichting? Hoe zijn de vooruitzichten op de aanwezigheid van meer goed opgeleide functionarissen en wanneer zijn die beschikbaar? Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag hoe gemeenten aan kijken tegen de prioriteitstellingen nu er in de komende twee jaren zoveel extra taken naar de gemeenten worden overgebracht. Welke plek neemt volgens de initiatiefnemers de handhaving te dezer zake daarbij in?

PvdA-fractie

Dienstdoend personeel in de horeca, inclusief barvrijwilligers in (sport)kantines, zijn uitgezonderd van de verhoging van de leeftijd van 16 naar 18 jaar. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat als deze leeftijd zou worden verhoogd, dit problemen oplevert voor degenen die een horecaopleiding volgen en er wordt gevreesd dat het aantal vrijwilligers in met name sportkantines zal afnemen. De leden van de PvdA-fractie vragen de indieners of het wettig in bezit hebben van alcoholhoudende dranken door 16- tot 18- jarigen ook inhoudt dat door deze personen alcoholhoudende dranken mogen worden gedronken? En zo dat niet het geval is, hoe is dat dan in de wet geregeld?

Een tweede vraag betreft de leeftijdsgrens die sommige horecaondernemers hanteren wegens het ontbreken van een landelijke grens. Volgens de memorie van toelichting wordt deze grens soms op 16 jaar gesteld. Betekent het huidige wetsvoorstel dat deze leeftijdgrens nu ook bij 18 jaar wordt gelegd?

Een derde vraag betreft de argumentatie de leeftijd te verhogen. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat de rechten van het kind worden geschonden als de leeftijdsgrens niet wordt opgetrokken. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom dit besef niet bij de meerderheid van de Tweede Kamer aanwezig was bij de behandeling van de vigerende drank- en horecawet. Zijn de rechten van het kind in de tussenliggende periode veranderd of liggen er andere redenen ten grondslag aan deze verandering in zienswijze? En betekent het veel later ingaan van de verhoging van de leeftijd dat in de afgelopen periode naar de mening van de indieners Nederland de rechten van het kind heeft geschonden?

Nu ook voor zwak-alcoholische dranken de leeftijd naar 18 jaar gaat, vernemen de leden van deze fractie graag of de indieners hebben overwogen niet zo zeer de verstrekking en het bezit, maar het gebruik van alcoholische dranken in voor publiek toegankelijke gelegenheden strafbaar te stellen voor jongeren onder de 18 jaar.

Van de regering vernemen de leden van de PvdA-fractie graag of zij haar invloed in Brussel wil gebruiken om de zeven Europese landen die de leeftijdsgrens nog niet hebben verhoogd en naar de mening van de indieners de rechten van het kind dus met voeten treden, te bewegen ook tot die verhoging over te gaan. Tevens vernemen zij graag of de regering voornemens is te gaan monitoren of gemeenten periodiek een preventief- en handhavingsplan alcohol opstellen. Is de regering voornemens ten aanzien van gemeenten die geen preventie- en handhavingsplan alcohol opstellen, of waarin de in het wetsvoorstel voorgeschreven elementen ontbreken, gebruik te maken van het generieke toezichtinstrumentarium, in het bijzonder «indeplaatsstelling».

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie aan zowel de indieners als de regering wat het verhogen van de leeftijd concreet betekent voor de handhaving door en de handhavingscapaciteit van de gemeenten.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de opvatting van de indieners dat het wenselijk is om de leeftijd waarop met consumptie van alcohol wordt begonnen, op te schuiven. Er is voldoende evidentie dat vroegtijdig alcoholgebruik schadelijk is. Bovendien komt het de duidelijkheid in de wetgeving ten goede dat er zoveel mogelijk één leeftijdsgrens wordt gehanteerd voor het bezit en verkoop van sterk- en zwak-alcoholische dranken. De indieners spreken de verwachting uit dat het een kleine tien jaar zal duren voordat de nieuwe leeftijdsgrens maatschappelijk breed geaccepteerd is en nageleefd zal worden. Tot die tijd wordt in de wet dus vooral een norm geformuleerd die politiek gewenst is, maar maatschappelijk niet aanvaard wordt. Delen de indieners deze opvatting, en wat betekent dat naar hun mening voor het «gezag» dat wetgeving moet hebben, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Een geleidelijke acceptatie van de nieuwe norm hangt, zo stellen de indieners terecht, samen met een adequate handhaving. Juist op dit punt hebben de leden van de CDA-fractie nog wel de nodige vragen. Zij onderschrijven de keuze om de handhaving (afgezien van de verbodsbepaling ten aanzien van het voor consumptie beschikbaar hebben van alcohol op voor het publiek toegankelijke plaatsen) bij de gemeenten te leggen. Echter, de gemeenten worden de komende tijd met een aantal belangrijke nieuwe taken, met name op het gebied van zorg, geconfronteerd, en tegelijkertijd met forse bezuinigingen. De vraag is dan ook of gemeenten in staat zijn om voldoende capaciteit voor handhaving vrij te maken. De gemeente zal inzet op dit punt moeten afwegen tegen bij voorbeeld inzet op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De leden van deze fractie vernemen graag de opvatting van de indieners en de regering over de benodigde handhavingscapaciteit bij gemeenten en de hierboven geschetste afwegingen. Graag zien zij ook aspecten van werkdruk voor de buitengewoon opsporingsambtenaren in deze beantwoording betrokken.

De indieners gaan wel in op de te verwachten wijziging in de werklast van de politie, die ze als beperkt inschatten. Daar kunnen al vraagtekens bij gesteld worden, omdat de groep potentiële overtreders van het verbod op bezit van alcohol groter wordt. Meer specifiek vragen de leden van de CDA-fractie hoe de indieners de handhaving van het verbod op voor consumptie beschikbaar hebben van alcohol voor jongeren onder 18 jaar voor zich zien, bij voorbeeld bij grote publieke evenementen, zoals het carnaval, popconcerten, op het strand of bij de introductieprogramma’s voor eerstejaars in het hoger onderwijs. De leden van de CDA-fractie vernemen hierover graag de opvatting van zowel de indieners als de regering.

Een ander aspect betreft de handhaving in grensregio's. Dat aspect is relevant nu België en Duitsland 16 jaar als leeftijdsgrens hanteren. Hoe beoordelen de indieners en de regering het risico van grensoverschrijdend «alcoholtoerisme» en hoe zien de indieners en de regering de handhaving op dit punt?

Als de capaciteit of anderszins de mogelijkheden tot handhaving van de wet als geheel of onderdelen ervan tekort schiet, dreigt het gevaar dat een wet tot stand komt, die maatschappelijk en zeker door de doelgroep, niet geaccepteerd wordt. In dat geval blijft de wet een geheel of gedeeltelijk dode letter. Is dan geen sprake van symboolwetgeving, zo vragen deze leden. Zij vernemen hierover graag de opvatting van de indieners en de regering.

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog een vraag over het niet-verhogen van de leeftijdsgrens voor vrijwilligers in sportkantines en personeel of stagiaires in horecagelegenheden. Zij vragen zich af of hier een pragmatisch argument van beschikbaarheid van mensen niet in oneigenlijke zin prevaleert boven het principiële standpunt van de indieners dat jongeren onder de achttien jaar geen alcohol zouden moeten consumeren. Hebben de indieners op dit punt alternatieven overwogen, bij voorbeeld een verbod op consumptie van alcoholische drank door jongeren onder de 18 jaar die als vrijwilliger, stagiair of medewerker in de genoemde gelegenheden werken? Graag vernemen de leden van deze fractie op dit punt een reactie van de indieners.

De koepelorganisatie van de supermarkten, het Centraal bureau levensmiddelenhandel (CBL), dringt aan op gelijktijdige invoering van het onderhavige wetsvoorstel, en het voornemen om de leeftijdsgrens voor het kopen van tabak naar 18 jaar en ouder te verhogen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag een reactie van de regering op deze wens.

Tot slot is bij de nota naar aanleiding van het verslag een tabel gevoegd waarin de alcoholleeftijden etc. in 27 Europese landen worden gepresenteerd. Echter, deze tabel is verre van volledig, en omvat – anders dan het opschrift suggereert – ook geen 27, maar slechts 20 landen. Graag ziet de leden van de CDA-fractie een verbeterde tabel, met gegevens van alle EU-landen, dus inclusief niet onbelangrijke landen als Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal.

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben vooral vragen ten aanzien van de handhaving. Zij vernemen graag wat de effecten zijn van de vorige wetswijziging. Is er een nulmeting gedaan en komt er een evaluatie?

Hoeveel controleurs zijn er nu, hoeveel zijn er in opleiding en hoeveel zijn er nodig voor de noodzakelijke controles? Ook vernemen deze leden graag hoe de controle gespreid is over gemeenten. Hoe zal dit straks, na de gemeentelijke fusies, geregeld zijn? Hoe wordt voorzien in de controle op de zogenaamde drankhokken en zuipketen. Zijn gemeenten in staat deze ook daadwerkelijk te vinden?

Tot slot vernemen de leden van de PVV-fractie graag wat de regering gaat doen met gemeenten die falen in de handhaving.

D66-fractie

De leden van de fractie van D66 hebben enkele vragen over de preventie en handhaving.

De voorgestelde leeftijdsverhoging zal slechts effectief zijn als, naast voldoende draagvlak, de handhaving op orde is. De Drank- en Horecawet is per 1 januari 2013 gewijzigd. De leeftijd waaronder alcoholbezit en -gebruik in publieke lokalen is verboden, is gesteld op 16 jaar. De controle is overgegaan van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) naar de politie. De leden van deze fractie vernemen graag van de indieners welke ontwikkelingen er naar aanleiding van de wetswijziging zijn op het gebied van controle en handhaving op gemeentelijk niveau. Zijn daar inmiddels al cijfers over bekend?

Onderzoek van de Universiteit Twente2 wijst uit dat jongeren onder de 16 jaar momenteel zeer gemakkelijk aan alcohol komen. Met deze wijziging is elke gemeente verplicht een preventie- en handhavingsplan op te stellen. Zijn de indieners voornemens specifieke eisen aan het plan te stellen? Hierbij denken de leden van de fractie van D66 aan het opnemen van specifieke maatregelen op basis van de conclusies en aanbevelingen uit bovengenoemd onderzoek.

In het overleg tussen de indieners en de VNG is aangegeven dat de gemeenten de voorgestelde leeftijdsverhoging graag in werking zien treden. De leden van deze fractie maken zich echter zorgen over de extra taken die gemeenten zullen moeten gaan uitvoeren. Hebben de indieners de gemeenten gehoord over de praktische gevolgen van de wijziging op het gebied van capaciteit? Bij de meest recente wijziging van de Drank- en Horecawet zijn de kosten voor de handhaving door de minister van Veiligheid en Justitie geschat op € 9,1 miljoen.3 Hoe komen de indieners tot de conclusie dat ditmaal geen extra financiële bijdrage nodig is om de handhavingstaken uit te voeren, zo vragen deze leden.

De leden van deze fractie vragen speciaal aandacht voor een mogelijke toename van straathandel en online aankopen. Valt de handhaving hiervan ook onder toezicht van gemeenten? De minister van Veiligheid en Justitie heeft in het debat over de meest recente wijziging van de Drank- en Horecawet een inventarisatie toegezegd van de mogelijkheden om de internetverkoop van leeftijdsgebonden producten zoals alcohol zodanig in te richten dat de naleving wordt verbeterd.4 De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft in zijn brief van 22 augustus 2012 aan de Tweede Kamer met de titel «Naar een veiliger samenleving» de moeilijkheden omtrent het toezicht op online verkoop geïnventariseerd, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat de bewaking van leeftijdsgrenzen in de virtuele wereld vooralsnog gecompliceerd is.5 Graag krijgen deze leden een reactie van de indieners rondom deze problematiek.

Volgens de leden van de fractie van D66 hebben gemeenten het beste toezicht op de lokale situatie en is het niet aan de regering om dit toezicht tot in details aan de gemeenten voor te schrijven. Met de meest recente wijziging van de Drank- en Horecawet is gebleken dat handhaving niet voor elke gemeente prioriteit heeft, al dan niet onder druk van bezuinigingen, andere aandachtspunten of lokale uitbaters. De leden van deze fractie vragen de indieners toe te lichten hoe kan worden voorkomen dat jongeren op zoek gaan naar plekken waar minder handhaving plaatsvindt.

De indieners pleiten voor een harde landing door de leeftijdswijziging snel en tegelijk met de voorlichting in te laten gaan, maar stellen ook dat men niet de illusie moet hebben dat de norm meteen na ingangsdatum gehandhaafd wordt. Zo opperen zij een eerste waarschuwing voor jongeren in overtreding. De leden van de D66-fractie hebben de complicaties rond de invoering van het rookverbod vers in het geheugen en horen graag van de indieners welke mate van coulance van de handhaving zij bepleiten bij het ingaan van de wijziging.

Door dit wetsvoorstel zullen 300.000 18-minners geen alcohol meer mogen drinken, terwijl zij dit nu wel mogen. De indieners zeggen niet te hebben onderzocht hoeveel extra handhavingscapaciteit nodig is om deze groep jongeren te controleren. Ze verwachten dat de politie hoogstens tijdelijk extra tijd moet steken in de handhaving. Hier staat tegenover dat op den duur minder handhaving nodig is omdat het controleren gemakkelijker wordt, aldus de indieners. Deze leden concluderen hieruit dat de overgangsperiode dus, zij het voor korte tijd, tot een handhavingstekort leidt. Dit terwijl strenge handhaving in het begin zal zorgen dat 18-minners zo snel mogelijk niet meer aan alcohol kunnen komen en dat jongeren, ouders en verkopers sneller wennen aan de wet. Hoe kijken de indieners aan tegen deze analyse en hoe ondervangen zij dit tijdelijke handhavingstekort?

De leden van de fractie van D66 hebben ten aanzien van de inwerkingtreding van de wet nog een tweetal opmerkingen. Door een motie in de Tweede Kamer is de wens van de indieners om de wetswijziging zo mogelijk op 1 juli 2013 in werking te laten treden nog eens herbevestigd. Hier kleven twee nadelen aan. Ten eerste zijn de ervaringen met de meest recente wijziging van de Drank- en Horecawet nog niet in kaart gebracht. In dit kader organiseert het departement van VWS op 26 juni 2013 een alcoholcongres voor lokale bestuurders en betrokkenen bij het lokale alcoholhandhavingsbeleid om te praten over de tot dan toe opgedane ervaringen. De leden van de D66-fractie vragen de indieners of het niet verstandiger is de inwerkingtreding nog enige tijd uit te stellen. Zo krijgen de lokale overheden de ruimte om lering te trekken uit de ervaringen in de eerste maanden waarin alcoholbezit onder de 16 strafbaar is geworden, voordat hun taak verder wordt uitgebreid.

Ten tweede zal een grootschalige voorlichtingscampagne nodig zijn om de wetswijziging bij jongeren, ouders en alcoholverstrekkers onder de aandacht te brengen. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat het wenselijk is om een langere communicatieperiode dan de voorgestelde drie maanden uit te trekken. Ook de GGD stelt dat de veranderingen op dit gebied nu te snel op elkaar volgen en dat enige pauze wenselijk is. De indieners brengen in dat het onder jongeren nu al bekend is dat deze wijziging eraan komt, omdat deze in het regeerakkoord is genoemd en het wetsvoorstel al vorige zomer is ingediend. De vraag is of van jongeren tussen de 16 en 18 wel mag worden verwacht dat zij volledig op de hoogte zijn van de politieke agenda. Daarnaast zijn volgens de leden van deze fractie alle betrokkenen gebaat bij een uitvoerige voorlichting en zal een datum vlak voor het zomerseizoen de handhaving nog verder bemoeilijken. Kunnen de indieners met redenen omkleed uiteenzetten dat de voordelen van een snelle invoering opwegen tegen bovengenoemde nadelen?

GroenLinks-fractie

In de memorie van toelichting staat als een van de redenen vermeld dat Nederland verplicht zou zijn tot een dergelijke maatregel op grond van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). De leden van de fractie van GroenLinks vragen of deze interpretatie en toepassing van het IVRK ooit op deze wijze is gegeven door het desbetreffende toezichthoudend comité, hetzij in de algemene aanbevelingen hetzij in de landenspecifieke aanbevelingen. Welke gronden zijn er om dit verdrag van toepassing te achten bij het voorliggende voorstel en niet bij tal van andere onderwerpen waar ook de gezondheid van kinderen in het geding zou kunnen zijn (bijvoorbeeld bij obesitaspreventie)?

ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben naar aanleiding van het voorstel een viertal vragen. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de verhoging van de leeftijdgrens voor verstrekking van alcohol van 16 naar 18 jaar een «gewenningsperiode» van twee jaar zal vergen. Hieraan moet speciaal aandacht worden besteed, ook door het bedrijfsleven. Kunnen de indieners aangeven waar zij aan denken? Welke aandacht moet aan dit «cohort» jongeren worden besteed?

De wet stelt regels met het oog op de verstrekking van alcohol in supermarkten en horeca- en slijtersinrichtingen. Alcohol wordt echter op veel meer plaatsen geschonken en ook buiten de beslotenheid van het eigen huis. Te denken valt aan informele ontmoetingsplaatsen, niet officieel erkende cafés, werkplaatsen etc. Hoe denken de indieners over de handhaving van de wet in deze situaties?

Om deze wet tot een succes te maken, is een intensivering van voorlichting en preventie van belang. Is hierin volgens de indieners van de wet ook een rol weggelegd voor de minister van VWS, bijvoorbeeld via Postbus 51 of generiek beleid?

Tot slot vragen de leden van deze fractie of de indieners nadere gedachten hebben over de inhoud van gemeentelijke preventie- en handhavingsplannen. Denkbaar is dat gemeenten die op elkaar afstemmen, in het bijzonder als het gaat om handhaving. Om waterbedeffecten tegen te gaan is het belangrijk dat over handhaving regionale afstemming plaatsvindt. Hoe denken de indieners over dit vraagstuk?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de initiatiefnemers en de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Linthorst (PvdA), Putters (PvdA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Reuten (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Martens (CDA), vac. (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Frijters-Klijnen (PVV), Van Dijk (PVV), De Grave (VVD), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Bruijn (VVD), Duivesteijn (PvdA)

X Noot
2

Beschikbaarheid van alcohol voor jongeren onder de 16: minutenwerk (Universiteit Twente, maart 2011)

X Noot
3

Handelingen Eerste Kamer 2011/12, (32 022) nr. 30, item 7, blz. 42

X Noot
4

Handelingen Eerste Kamer 2011/12, (32 022) nr. 30, item 7, blz. 42

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 28 684, nr. 362, punt 4.

Naar boven