33 335 Regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 april 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft kennisgenomen van de brief2 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 december 2023, waarmee de Minister het werkprogramma 2024/2025 van DINGtiid, het orgaan voor de Friese taal, heeft aangeboden. De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL hebben naar aanleiding van de brief gezamenlijk een aantal vragen. Voorts stellen de BBB-fractieleden separaat nog een aantal vragen. Het fractielid van OPNL sluit zich bij die vragen aan.

Naar aanleiding hiervan is op 16 februari 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister heeft op 20 maart 2024 een uitstelbericht gestuurd en op 16 april 2024 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 16 februari 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief3 van 27 december 2023, waarmee u het werkprogramma 2024/2025 van DINGtiid, het orgaan voor de Friese taal, heeft aangeboden. De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL hebben naar aanleiding van uw brief gezamenlijk een aantal vragen. Voorts stellen de BBB-fractieleden separaat in deze brief nog enkele vragen. Het fractielid van OPNL sluit zich graag bij deze vragen aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL gezamenlijk

De fractieleden van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL hebben met belangstelling kennisgenomen van het werkprogramma 2024/2025 van DINGtiid en zijn verheugd te zien dat in het nieuwe werkprogramma opnieuw aandacht is voor het gebruik van de Friese taal in de rechtspraak. In de Wet gebruik Friese taal4 zijn destijds in verband met de opschaling van de rechtspraak voor Noord-Nederland de regels rond het gebruik van de Friese taal herbevestigd. Regels die sinds 1956 alleen golden voor de rechtspraak binnen de provincie Fryslân, zowel voor het gerechtshof als voor de rechtbank, werden in de wet verruimd. De opschaling mocht namelijk niet leiden tot uitholling van de rechten van burgers of andere partijen om in de rechtbank of het gerechtshof gebruik te maken van de Friese taal, zo was de gedachte. Inmiddels is in december vorig jaar middels een koninklijk besluit5 vastgelegd dat de processen-verbaal van de zitting in principe ook in het Fries worden opgetekend wanneer tijdens de zitting gebruik is gemaakt van de Friese taal. Deze wijziging – die tien jaar geleden al in de wet was voorzien – is per 1 januari 2024 ingegaan. Daarmee zijn de regels rond het gebruik en verslaglegging van de Friese taal in het rechtsverkeer gelijkgetrokken met de regels voor het bestuurlijk verkeer en is met ingang van 1 januari 2024 een einde gekomen aan de overgangsperiode.

DINGtiid merkt in het werkprogramma 2024/2025 op dat het in 2022 en 2023 constructieve gesprekken heeft gevoerd met bestuurders van de rechtbank en het gerechtshof over de wens om het gebruik van het Fries in de rechtszaal laagdrempeliger te maken en zo de kwaliteit van de rechtspraak te helpen verbeteren. Voor de periode 2024–2025 zal DINGtiid de gesprekken met vertegenwoordigers van de juridische sector continueren om met elkaar verder te verkennen welke stappen drempelverlagend zouden kunnen werken.6 De fractieleden van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL verwelkomen deze gesprekken, maar wensen daar nog wel een paar kanttekeningen en vragen bij te plaatsen.

De president van de Rechtbank Noord-Nederland heeft bij verschillende gelegenheden – waaronder een rondetafelgesprek op 12 oktober 2023 in de Tweede Kamer over de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur – aangegeven dat hij er warm voorstander van is dat de rechtbank in Leeuwarden in de toekomst fungeert als tweetalige rechtbanklocatie binnen Noord-Nederland. Een dergelijke ontwikkeling zou naar het oordeel van voornoemde fractieleden, weliswaar met inachtneming van een aantal randvoorwaarden, nadere verkenning verdienen.

De fractieleden van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL zouden het verwelkomen als DINGtiid in zijn advisering en gesprekken over dit onderwerp meeneemt wat dat – binnen de bestaande kaders van de Wet gebruik Friese taal – in de praktijk zou moeten betekenen voor bijvoorbeeld de (wijze van) toedeling van de rechtszaken aan de rechtbanklocaties in Noord-Nederland, zodat daarover bijvoorbeeld tussen het Rijk en de provincie Fryslân nadere (deel)afspraken kunnen worden gemaakt in (het kader van) de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.

Het Rijk heeft sinds 2014 de wettelijk verankerde verantwoordelijkheid en zorgplicht voor de Friese taal en cultuur (artikel 2a van de Wet gebruik Friese taal). Die strekken zich ook uit tot het gebruik van de Friese taal in de rechtspraak. Destijds is met betrekking tot de Wet herziening gerechtelijke kaart7 door de regering aangegeven dat ten aanzien van de Rechtbank Noord-Nederland en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden buiten twijfel wordt gesteld dat in strafzaken, civiele zaken en bestuursrechtelijke zaken die aanhangig zijn bij de Rechtbank Noord-Nederland of het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gebruik kan worden gemaakt van de Friese taal en dat processtukken in het Fries mogen worden gesteld.

Tegen deze achtergrond zijn de fractieleden van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL benieuwd hoe u de rol van de Raad voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en het Functioneel Parket ziet. Bent u het met deze fractieleden eens dat het aangewezen is dat DINGtiid in gesprekken met deze instanties nagaat hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan het creëren van de randvoorwaarden om inhoud te geven aan de zorgplicht van het Rijk voor het gebruik van de Friese taal in de rechtspraak? Deelt u de suggestie dat DINGtiid bij zijn gesprekken met de juridische sector ook deze instanties betrekt, en daarnaast ook gesprekken aangaat met de advocatuur en bredere maatschappelijke organisaties in de provincie Fryslân om na te gaan hoe de praktijk rond het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer kan worden verbeterd in het licht van artikel 2a van de Wet gebruik Friese taal?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

Naar aanleiding van het werkprogramma 2024/2025 van DINGtiid, waaruit blijkt dat onder andere een bijdrage is geleverd aan het rapport «De toekomst van de frisistiek»8 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen9, hebben de fractieleden van de BBB de volgende vragen.

Kunt u zich vinden in de aanbeveling uit het genoemde rapport, dat er weer een volwaardige academische (bachelor)opleiding Fries moet komen (sinds 2012 verdwenen) om ook toekomstige generaties te kunnen blijven onderwijzen in deze prachtige taal?

Bent u hier al over in gesprek met de Rijksuniversiteit Groningen, de Fryske Akademy en de provincie Fryslân? Wat is de inzet van deze gesprekken? Kunt u de Eerste Kamer daarvan op de hoogte houden?

Zou het toegankelijker maken van het Fries als tweede academische studie kunnen bijdragen aan het succes van het Fries als volwaardige academische opleiding? Wat is er nodig om dit te realiseren?

De een na oudste universiteit van Nederland stond ooit in Franeker. Wat is er nodig om een volwaardige opleiding Fries te realiseren in Friesland zelf? Bent u bereid hier structureel geld in te investeren? Waarom wel of niet?

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, I.M. Lagas MDR

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2024

Op 16 februari ontving ik van u een commissiebrief over het werkprogramma van DINGtiid 2024–2025 met daarin vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL gezamenlijk.

Via deze weg informeer ik u dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. Om uw vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden is er nadere afstemming nodig, zowel met de beleidsinhoudelijk verantwoordelijke departementen als met de Rechtbank. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om de beantwoording van deze vragen binnen de gestelde termijn aan uw Kamer te doen toekomen.

Ik streef ernaar uw vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2024

Met deze brief bied ik u de antwoorden aan op de vragen die zijn gesteld door de leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL in de commissiebrief van 16 februari m.b.t. het werkprogramma van DINGtiid voor de periode 2024–2025.

Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Vragen vanuit de fracties

De president van de Rechtbank Noord- Nederland heeft bij verschillende gelegenheden – waaronder een rondetafelgesprek op 12 oktober 2023 in de Tweede Kamer over de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur – aangegeven dat hij er warm voorstander van is dat de rechtbank in Leeuwarden in de toekomst fungeert als tweetalige rechtbanklocatie binnen Noord-Nederland. Een dergelijke ontwikkeling zou naar het oordeel van voornoemde fractieleden, weliswaar met inachtneming van een aantal randvoorwaarden, nadere verkenning verdienen.

De fractieleden van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL zouden het verwelkomen als DINGtiid in zijn advisering en gesprekken over dit onderwerp meeneemt wat dat – binnen de bestaande kaders van de Wet gebruik Friese taal – in de praktijk zou moeten betekenen voor bijvoorbeeld de (wijze van) toedeling van de rechtszaken aan de rechtbanklocaties in Noord- Nederland, zodat daarover bijvoorbeeld tussen het Rijk en de provincie Fryslán nadere (deel)afspraken kunnen worden gemaakt in (het kader van) de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.

DINGtiid heeft aangegeven dit onderwerp mee te nemen in haar verkenning zoals omschreven in het werkprogramma. U wordt geïnformeerd over de voortgang van deze verkenning middels de tussentijdse update van het werkprogramma 2024/2025 van DINGtiid, die rond 1 september verwacht wordt.

De fractieleden van de BBB, GroenLinks-PvdA, de VVD, het CDA, D66, de ChristenUnie en OPNL zijn benieuwd hoe u de rol van de Raad voor de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie en het Functioneel Parket ziet. Bent u het met deze fractieleden eens dat het aangewezen is dat DINGtiid in gesprekken met deze instanties nagaat hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan het creëren van de randvoorwaarden om inhoud te geven aan de zorgplicht van het Rijk voor het gebruik van de Friese taal in de Rechtspraak? Deelt u de suggestie dat DINGtiid bij zijn gesprekken met de juridische sector ook deze instanties betrekt, en daarnaast ook gesprekken aangaat met de advocatuur en bredere maatschappelijke organisaties in de provincie Fryslân om na te gaan hoe de praktijk rond het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer kan worden verbeterd in het licht van artikel 2a van de Wet gebruik Friese taal?

De inzet van het kabinet is om het gebruik van de Friese taal te stimuleren en te faciliteren in de Rechtspraak. Met het oog daarop onderschrijft het kabinet het belang dat DINGtiid met betrokken instanties en organisaties in gesprek treedt om de mogelijkheden te onderzoeken om de gelijke positie van het Fries en het Nederlands te bevorderen, conform de taakstelling van DINGtiid.

Op bestuurlijk niveau vindt al periodiek overleg plaats tussen DINGtiid, de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Verder hebben de rechtbank, het gerechtshof en DINGtiid afgesproken een werkgroep te starten om te bezien of en hoe het wettelijk spreekrecht tijdens een zitting in het Fries – in het bijzonder in de zittingsplaats Leeuwarden – verder gefaciliteerd en/of onder de aandacht gebracht kan worden. Het kabinet juicht dat toe met het oog op het belang van het gebruik van het Fries in de Rechtspraak. DINGtiid heeft toegezegd dat zij de komende periode in kaart wil brengen op welke wijze zij invulling wil geven aan de gesprekken met andere betrokken instanties en vertegenwoordigers van de juridische sector en dat zij dat wil toelichten in de eerstvolgende tussentijdse update van haar werkprogramma 2024/2025, die rond 1 september te verwachten is. Het kabinet vertrouwt erop dat DINGtiid met haar expertise als onafhankelijk adviesorgaan die rol op een gedegen wijze zal vervullen en blijft hierbij betrokken.

Naar aanleiding van het werkprogramma 2024/2025 van DINGtiid, waaruit blijkt dat onder andere een bijdrage is geleverd aan het rapport «De toekomst van de frisistiek»10 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen», hebben de fractieleden van de BBB vier vragen:

1.

Kunt u zich vinden in de aanbeveling uit het genoemde rapport, dat er weer een volwaardige academische (bachelor)opleiding Fries moet komen (sinds 2012 verdwenen) om ook toekomstige generaties te kunnen blijven onderwijzen in deze prachtige taal?

De Minister van BZK en de Minister van OCW waarderen het dat de commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een zorgvuldig adviesrapport heeft opgesteld over het academisch Fries. Dit kabinet voelt de verantwoordelijkheid om het academisch Fries te versterken en zo bij te dragen aan het beschermen en bevorderen van de Friese taal en cultuur. Zoals vastgelegd in de Bestuursafspraken Friese Taal en Cultuur 2024 – 2028 (BFTK)11 maakt de Minister van OCW structureel 340.000 euro beschikbaar voor de bachelor Fries. In aanvulling hierop stellen ook BZK en de provincie Fryslân ieder 110.000 euro per jaar beschikbaar voor een looptijd van 10 jaar.

2.

Bent u hier al over in gesprek met de Rijksuniversiteit Groningen, de Fryske Akademy en de provincie Fryslán? Wat is de inzet van deze gesprekken? Kunt u de Eerste Kamer daarvan op de hoogte houden?

In de beantwoording van eerder gestelde vragen van de Tweede Kamer heeft de Minister van OCW aangegeven de mogelijkheden tot een bacheloropleiding Fries te gaan onderzoeken in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de provincie Fryslân12. Beide ministeries en de provincie Fryslân zijn bereid om middelen beschikbaar te stellen voor een bachelor Fries (zie antwoord vraag 1). In lijn met het advies van de KNAW zullen afspraken met de desbetreffende onderwijsinstelling over de beschikbaar gestelde middelen worden vastgelegd in een convenant. Dit is ook vastgelegd in de BFTK. De Eerste Kamer zal worden geïnformeerd wanneer het convenant is afgesloten.

OCW, BZK, de RUG en de provincie Fryslân hebben reeds eerste gesprekken gevoerd over het adviesrapport van de KNAW. Het streven is om in goed overleg met de RUG te onderzoeken hoe en waar met de beschikbaar gestelde middelen een duurzaam en toegankelijk universitair onderwijsaanbod voor het Fries kan worden ingericht, dat ten goede komt aan het beschermen en bevorderen van de Friese taal en Cultuur. Daarbij is het van belang om te benadrukken dat, volgens de Wet op Hoger Onderwijs en Wetenschap, het tot de autonomie van de Nederlandse hbo- en wo-instellingen behoort om nieuwe opleidingen te starten en beëindigen. Ook de inhoud van te ontwerpen programma's binnen de opleidingen valt hieronder.

3.

Zou het toegankelijker maken van het Fries als tweede academische studie kunnen bijdragen aan het succes van het Fries als volwaardige academische opleiding? Wat is er nodig om dit te realiseren?

De commissie van de KNAW heeft in haar rapport benadrukt dat het van belang is dat een nieuwe bachelor Fries breed toegankelijk is voor andere studenten. De KNAW noemt in haar rapport verschillende maatregelen die kunnen bijdragen aan de toegankelijkheid van de opleiding, zoals het breed toegankelijk maken van het onderwijsaanbod voor bijvakkers, dat de taalverwervingsvakken ook open staan voor studenten zonder kennis van het Fries en duurzame, inhoudelijke samenwerkingen met andere opleidingen. De invulling van de inhoud van de opleiding behoort tot de autonomie van de onderwijsinstelling, maar de overheid vindt het belangrijk dat met de bacheloropleiding wordt bijgedragen aan de vitaliteit van het Fries, zoals ook is vastgelegd in de BFTK. Daarom is het streven van dit kabinet om in goed overleg met de RUG te onderzoeken hoe met de beschikbare middelen een duurzaam en toegankelijk onderwijsaanbod voor het Fries kan worden ingericht.

De hoogte van het collegegeld is ook een van de aspecten van de toegankelijkheid van de opleiding. Voor de hoogte van het collegegeld voor een tweede studie geldt dat in 2010 is besloten dat de overheid voor studenten één bachelor- en één masteropleiding bekostigt. Daarmee betalen studenten voor hun eerste bachelor- of masteropleiding het wettelijk tarief aan collegegeld voor deze opleiding. Het wettelijk tarief wordt jaarlijks bepaald door de overheid en is aan alle onderwijsinstellingen gelijk. De redenering daarachter is dat de overheid met publieke middelen iedereen de kans wil geven om één bachelor- en één mastergraad te behalen. Daarna worden gediplomeerden geacht een eventuele tweede opleiding zelf te bekostigen. Daarvoor betalen ze doorgaans het instellingstarief. Het instellingstarief is doorgaans hoger dan het wettelijk tarief en wordt bepaald door de hogeschool of universiteit in overleg met zijn medezeggenschap. Dit zou ook gelden voor studenten die, na afronding van een eerste bacheloropleiding, als tweede studie de toekomstige bachelor Fries zouden willen volgen. Er zijn hierop twee uitzonderingen. De eerste is als een student de tweede opleiding gelijktijdig met de eerste opleiding volgt of is begonnen. In dat geval betaalt de student het wettelijk tarief aan collegegeld voor afronding van beide opleidingen (en daarmee niet meer dan één keer het wettelijk tarief per jaar). Daarnaast geldt het wettelijk tarief als de tweede studie in de sector gezondheidszorg of onderwijs (incl. lerarenopleiding Fries) betreft en de student niet eerder een graad heeft behaald in één van deze sectoren. De Minister van OCW is niet bekend met onderzoeken waaruit blijkt dat een uitzondering op collegegeld voor de toekomstige opleiding Fries zal leiden tot een dermate hogere instroom van studenten.

4.

De een na oudste universiteit van Nederland stond ooit in Franeker. Wat is er nodig om een volwaardige opleiding Fries te realiseren in Friesland zelf? Bent u bereid hier structureel geld in te investeren? Waarom wel of niet?

Hiervoor verwijzen wij u naar de beantwoording op vraag 2.


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Lagas (BBB) (voorzitter), Kroon (BBB),Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Van den Berg (VVD), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Van Meenen (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 33 335, E.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 33 335, E.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 33 335, E, bijlage Werkprogramma DINGtiid 2024/2025, p. 4 en p. 10.

X Noot
9

Kamerstukken I 2023/24, 33 335, E, bijlage Werkprogramma DINGtiid 2024/2025, p. 4 en p. 9.

X Noot
12

Aanhangsel van de Handelingen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, nr. 900.

Naar boven