Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2017
De vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij per brief van 2 november
jongstleden gevraagd om aanvullende informatie naar aanleiding van de brief van mijn
ambtsvoorganger van 24 oktober1 over de impactanalyse Wet open overheid (Woo).
Allereerst is gevraagd om een schematisch feitenrelaas over de besluitvorming met
betrekking tot het starten van het onderzoek (impactanalyse Woo) en de opdrachtformulering.
In de bijlage vindt u het gevraagde feitenrelaas2.
Daarnaast is gevraagd om een toelichting op een zinsnede uit voornoemde brief, namelijk:
«Met de keuze voor ABDTOPConsult verzekerden wij ons van een partij voor wie niets
vooraf vast zou staan». Op korte termijn zal ik uw Kamer – naar aanleiding van het verzoek3 om te reageren op een artikel op de website van Follow the Money – informeren over
de positie en werkwijze van ABDTOPConsult.
Een volgend punt waarop toelichting is gevraagd, is dat mijn ambtsvoorganger tijdens
het vragenuur van 26 september jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 4, item 3) heeft aangegeven dat het onderzoek was gedaan op verzoek van de Eerste Kamer, terwijl
in genoemde brief van 24 oktober staat dat de toenmalige Minister4 het initiatief voor dit onderzoek heeft genomen. Ik kan uw Kamer daarover melden
dat de toenmalige Minister destijds heeft besloten opdracht te geven voor de impactanalyse,
mede naar aanleiding van de bijdrage van de VNG in een expertmeeting van de Eerste
Kamer. Daarnaast was in eerdere debatten in de Tweede Kamer een dergelijk onderzoek
onderwerp van gesprek. De Eerste Kamer heeft na de aankondiging van de impactanalyse
besloten de behandeling van de Woo op te schorten, totdat die impactanalyse beschikbaar
was. Ik verwijs u voor details naar het feitenrelaas in de bijlage.
Ten slotte is gevraagd om toelichting op uitspraken van mijn ambtsvoorganger tijdens
voornoemd vragenuur over de doelstelling van het onderzoek. Hij bracht naar voren
dat de opdracht zoals die uit de mail van een van de onderzoekers zou blijken, niet
overeenkwam met zijn perceptie van de onderzoeksdoelstelling en dat dit voor rekening
van betrokkene kwam. Ik begrijp zijn opmerking.
De opdracht van de Minister aan onderzoekers is met de Kamer gedeeld5, een andere opdracht is niet gegeven. De inhoud van de bekritiseerde mail moet in
context van de stand van zaken van het onderzoek op het moment van het sturen van
de mail worden bezien. De impactanalyse was gestart in september 2016. In december
2016 was het eerste deel klaar (voor de rijksdienst) en werd het rapport daarover
gepubliceerd. De conclusie van het rapport was daarmee bekend en openbaar en hield
in: de Woo zoals die voorligt, is onuitvoerbaar en zou zeer hoge uitvoeringskosten
met zich brengen. Vanaf januari 2017 is gewerkt aan het tweede deel van de impactanalyse
(voor decentrale overheden). De bekritiseerde mail werd eind maart gestuurd naar aanleiding
van een signaal dat de betreffende provincie af ging haken bij het leveren van input,
met als argument het te grote tijdsbeslag dat dit met zich zou brengen. De mail is
bedoeld ter aansporing om toch een bijdrage te leveren. Niet meer en niet minder.
Daarvoor is door de onderzoeker gerefereerd aan de uitkomsten van het eerste deel
van de impactanalyse, niet naar een opdracht van de Minister. Ik verwijs u voor details
naar het feitenrelaas in de bijlage.
Tot slot informeer ik uw Kamer over het volgende. De initiatiefnemers van de Woo hebben
op 26 oktober 2017 aan de Eerste Kamer verzocht de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel
aan te houden totdat het in het regeerakkoord aangekondigde overleg tussen hen en
het kabinet is afgerond. De commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene
Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) heeft dat verzoek op 7 november ingewilligd.
Ik kan u melden dat ik inmiddels initiatief heb genomen voor overleg met de initiatiefnemers
van de Woo.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren