33 322 Wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht)

Nr. 47 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2013

Op 6 maart 2013 heb ik u tijdens een algemeen overleg over het mestbeleid (Kamerstuk 33 322, nr. 11) toegezegd met IPO en VNG in overleg te treden over de mogelijkheden voor een convenant met deze partijen over de versnelling van de vergunningverlening voor mestverwerking. In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de stand van zaken van deze toezegging.

Proces tot op heden

In juni 2013 heeft de regering het onderwerp aangekaart in het bestuurlijk koepeloverleg met IPO, VNG en Unie van Waterschappen, dat enkele malen per jaar plaatsvindt. De VNG heeft daarin gevraagd om eerst ambtelijk overleg te voeren. Daarbij heeft de VNG bovendien gemeld terughoudend te zijn om een toezegging te doen ten aanzien van het sluiten van een convenant. Op 23 juli 2013 heeft het door de VNG gevraagde ambtelijke overleg met vertegenwoordigers van provincies, gemeenten en waterschappen plaatsgevonden. Op basis daarvan heb ik een voorstel voor bestuurlijke afspraken opgesteld.

In antwoorden op schriftelijke vragen over het wetsvoorstel verantwoorde mestafzet (Kamerstuk 33 322, nr. 18) is op 5 september 2013 geantwoord dat een voorstel voor bestuurlijke afspraken zal worden geagendeerd voor het volgende bestuurlijk koepeloverleg met IPO, VNG en Unie van Waterschappen op 23 september en dat de regering daarna de Tweede Kamer schriftelijk zal informeren.

Inmiddels is gebleken dat dit koepeloverleg niet doorgaat. Het voorstel zal daarom in aparte overleggen worden besproken met IPO, VNG en Unie van Waterschappen en tevens met LTO Nederland.

Oorzaken van lange duur vergunningverlening

Op basis van het eerder genoemde overleg op 23 juli 2013 en op basis van andere signalen kan ik als belangrijke oorzaken van de lange periode tussen het ontstaan van een initiatief voor een mestverwerkingsinstallatie en het verlenen van een omgevingsvergunning respectievelijk Waterwetvergunning noemen:

  • 1. Het beschikbaar komen van voldoende goede locaties voor grootschalige mestverwerking, gelet op de effecten op de leefomgeving. Er wordt door provincies en gemeenten gezocht naar geschikte locaties, maar er is regelmatig sprake van een voornemen van de aanvrager om een mestverwerkingsinstallatie neer te zetten op een ongeschikte locatie (bijv. woningen, natuur), waardoor het bevoegd gezag een aanvraag moet afwijzen.

  • 2. De aanvrager heeft dikwijls onvoldoende kennis van zaken om een goede en volledige vergunningaanvraag te kunnen indienen, zoals ten aanzien van emissies en emissiebeperkende technieken, en wijzigt dikwijls de plannen na de aanvraag, hetgeen vertragend werkt.

  • 3. Er is sprake van beperkte kennis over de effecten van mestverwerkingsinstallaties op de volksgezondheid. Ook dit werkt vertragend.

  • 4. Er is om uiteenlopende redenen sprake van verzet van omwonenden tegen mestverwerkingsinstallaties. Dit leidt veelal tot langer vooroverleg, indiening van zienswijzen en het instellen van beroep.

Tijdens het eerder genoemde overleg op 23 juli jl hebben vergunningverleners aangegeven aan dat zij gebonden zijn aan te volgen procedures en vergunningen binnen de wettelijke termijnen verlenen.

Inzet ten aanzien van een convenant

Mijn inzet blijft erop gericht om binnen een afzienbare termijn een convenant met IPO, VNG en Unie van Waterschappen te sluiten. Voor partijen waarbij dit vanwege de bestuurlijke besluitvorming op korte termijn niet mogelijk is, bestaat de mogelijkheid later aan te sluiten.

Het doel van dit convenant is te komen tot het verkorten van de periode tussen het ontstaan van een initiatief voor een mestverwerkingsinstallatie en het verlenen van een omgevingsvergunning respectievelijk Waterwetvergunning, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de leefomgeving. In het convenant wil ik afspraken vastleggen die de eerder genoemde oorzaken waar mogelijk wegnemen.

Ik wijs er echter op dat het ruimtelijke beleid en het verlenen van een omgevingsvergunning en Waterwetvergunning gedecentraliseerde bevoegdheden zijn. Voorts kunnen de VNG en de Unie van Waterschappen, in tegenstelling tot het IPO, geen convenant met resultaatverplichtingen voor haar leden afsluiten, maar slechts met inspanningsverplichtingen. Het is nog niet duidelijk of IPO, VNG en Unie van Waterschappen bereid zijn om een convenant af te sluiten.

Vanzelfsprekend zal ik u nader informeren als in het vervolgproces meldingswaardige stappen genomen worden.

Tenslotte

Ik heb al diverse andere acties ondernomen ter versnelling van de vergunningverlening voor mestverwerking. Ik verwijs u naar de brief die de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie mede namens mij op 2 november 2012 aan de Tweede Kamer heeft gezonden met een overzicht van acties ter versnelling van de vergunningverlening voor mestverwerking (Kamerstuk 33 037, nr. 36).

Voorts is de zesde tranche van de Crisis- en herstelwet, waarin mestverwerking is opgenomen, op 6 juli 2013 in werking is getreden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven