33 286 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING1

1. ALGEMEEN

Dit wetsvoorstel dient tot nadere implementatie van de richtlijn vrij verkeer van personen. EU- en EER-burgers en Zwitserse burgers die langer dan drie maanden in Nederland verblijven dienen zich in te schrijven in de vreemdelingenadministratie.2 Hun familieleden (uit derde landen) dienen een verblijfskaart aan te vragen bij een verblijf van meer dan drie maanden.3 Volgens de EU-richtlijn vrij verkeer van personen kan het nalaten van deze verplichtingen worden gestraft met «evenredige en niet-discriminerende sancties».4 Volgens artikel 108, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bestaat de sanctie uit hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie. Uit jurisprudentie5 van het Hof van Justitie van de EU over het vrije verkeer van EU-burgers blijkt evenwel dat hechtenis niet is toegestaan. Om artikel 108, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 in overeenstemming te brengen met deze jurisprudentie wordt voorgesteld de mogelijke sanctie te beperken tot geldboete.

2. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Bij de implementatie van de richtlijn vrij verkeer van personen is de mogelijkheid van hechtenis verlaagd van ten hoogste zes maanden naar ten hoogste één maand. Voor de mogelijkheid van hechtenis van ten hoogste één maand is destijds gekozen omdat de inschrijvingsplicht en de verplichting een verblijfskaart aan te vragen werden beschouwd als vergelijkbaar met de verplichting tot aangifte van adres en verblijf in een gemeente op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Daarom stond vanaf dat moment op niet-nakoming van deze verplichtingen dezelfde sanctie.6 Volgens de hiervoor genoemde jurisprudentie is hechtenis echter in het geheel niet toegestaan, ongeacht de vraag of deze mogelijk is voor soortgelijke overtredingen door eigen onderdanen. Een gevangenisstraf vormt volgens het Hof van Justitie een onevenredige belemmering van het vrije verkeer van EU-burgers.

De voorgestelde wijziging betekent dat de inschrijfplicht en de verplichting een verblijfskaart aan te vragen niet langer kunnen worden bestraft met hechtenis, maar wel nog steeds met geldboete. Blijkens voornoemde jurisprudentie is een geldboete op zichzelf toegestaan, mits de hoogte evenredig is en vergelijkbaar met die bij lichte overtredingen door eigen onderdanen. Overigens is de mogelijkheid van hechtenis nu reeds theoretisch. In de praktijk wordt geen hechtenis opgelegd voor niet-nakoming van voornoemde verplichtingen. Het wetsvoorstel dient om de praktijk te weerspiegelen in de wetgeving. Zoals ook in een mededeling van de Europese Commissie is genoemd, is het tevens van belang om de volledige naleving van de richtlijn vrij verkeer van personen te garanderen.7

Artikel II

Deze wetstechnische correctie van de Wet modern migratiebeleid voorkomt dat er twee onderdelen «i» ontstaan in artikel 16, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel III

Aangezien dit ontwerpbesluit reparatiewetgeving betreft zal het de dag na plaatsing in het Staatsblad in werking treden. Dit is gelet op aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving een gerechtvaardigde uitzondering op de toepassing van de systematiek van vaste verandermomenten of minimuminvoeringstermijnen.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaargemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/ uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

X Noot
2

Artikel 8.12, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000.

X Noot
3

Artikel 8.13, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000.

X Noot
4

Artikelen 8, tweede lid, en 9, derde lid, van Richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (...) (PbEU 2004, L 158, rectificatie PbEU 2004, L 229).

X Noot
5

HvJ 3 juli 1980, C-157/79 (Pieck), r.o. 19, HvJ 12 december 1989, C-265/88 (Messner), r.o. 14 en HvJ 16 maart 2000, C-329/97 (Ergat), r.o. 56–57.

X Noot
6

Kamerstukken II 2005/06, 30 493, nr. 3, blz. 11.

Naar boven