Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33279 nr. 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 33279 nr. 19 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2016
Hierbij informeer ik u over de stand van zaken van de internationale militaire samenwerking (IMS). Deze rapportage over 2016 kent dezelfde opzet als de voorgaande van 30 oktober 2015 (Kamerstuk 33 279, nr. 16). In de rapportage van oktober 2015 ben ik op verzoek van de Kamer tevens ingegaan op de doelstellingen, de criteria en de aansturing van IMS.
De voordelen en opbrengsten van internationale samenwerking zijn op termijn aanzienlijk. De samenwerking is echter niet vrijblijvend en ook niet zonder gevolgen. Eenheden die Defensie periodiek levert aan internationale samenwerkingsverbanden of operaties, zijn in die periode niet inzetbaar op andere plaatsen of voor andere doelstellingen. Dat spreekt voor zich. Dit geldt ook voor de financiële middelen die Defensie besteedt aan samenwerkingsprojecten. Samenwerking vraagt voorts om vertrouwen tussen landen. Dat vertrouwen vindt zijn oorsprong in gedeelde normen en politieke doelstellingen, culturele overeenkomsten en de wetenschap dat landen elkaar steunen als veiligheidsbelangen in het geding zijn. De in 2015 ingezette koers van verdieping in plaats van verbreding is ook in 2016 gevolgd.
Net als in de vorige rapportage zal ik nader ingaan op de samenwerking met vier van de zes strategische samenwerkingspartners, en zo ook op ontwikkelingen in de EU en de Navo. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de bijdragen die Nederland levert aan operaties en operationele samenwerkingsverbanden1. Bijlage 2 bevat een overzicht van de belangrijkste binationale en multinationale samenwerkingsprojecten2.
Ontwikkelingen bij enkele strategische partners
België
De Belgische Minister van Defensie heeft op 29 juni jl. zijn Strategische Visie gepubliceerd. Het document bevat de hoofdlijnen voor een hervorming en versterking van de Belgische krijgsmacht in de periode tot 2030. Het Belgische defensiebudget, inclusief pensioenen, moet omhoog van 0,9% van het bbp nu naar 1,3% in 2030.
Het visiedocument kondigt grote veranderingen aan op personeelsgebied. Waar nu nog bijna 80% van de defensiebegroting opgaat aan personeelskosten, moet dat in 2030 gedaald zijn tot minder dan de helft. Naast een daling van het personeelsbestand met 7.000 personen tot 25.000 militairen en burgers, wordt dit bereikt door een flexibilisering van het personeelsbeleid waarbij de baan voor het leven grotendeels zal verdwijnen en tijdelijke contracten het uitgangspunt zullen vormen. Dit moet leiden tot een lagere gemiddelde leeftijd van de actief dienende Belgische militairen: 34 jaar in 2030 tegen 40 jaar nu. Door het lagere aandeel van de personeelskosten en de verhoging van het budget moet er meer geld beschikbaar komen voor investeringen en materiële exploitatie.
De voorziene stijging van het budget maakt investeringen in materieel mogelijk ten bedrage van in totaal 9,4 miljard euro tot 2030. De belangrijkste investeringsprojecten betreffen twee fregatten (1 miljard euro), zes mijnenbestrijdingsvaartuigen (900 miljoen euro), pantservoertuigen en ander materieel voor vijf infanteriebataljons (1,8 miljard euro), zes MALE UAV’s (500 miljoen euro), 34 jachtvliegtuigen ter vervanging van de F-16 (3,5 miljard euro) en een tanker-transportvliegtuig door deelname aan het MRTT-project (300 miljoen euro). Verder moet onder andere worden geïnvesteerd in inlichtingen- en cybercapaciteit. Een besluit over welk toestel de F-16 gaat opvolgen, wordt in 2018 verwacht.
De genoemde investeringen maken deel uit van de langetermijnbegroting. Daarnaast zijn deze investeringen opgenomen in een «programmatiewet» die het Belgische kabinet op 20 oktober jl. heeft goedgekeurd. Na parlementaire goedkeuring van de wet heeft de Belgische Defensie een groter politiek mandaat voor deze investeringen, die nog wel afzonderlijk door het parlement moeten worden goedgekeurd.
Samenwerking in zowel EU als Navo, en met bilaterale partners blijft voor België van groot belang. De samenwerking met Nederland neemt in de Belgische plannen een belangrijke plaats in. Zo is voorzien dat België en Nederland samen de M-fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen gaan vervangen. Mijn Belgische collega en ik zullen hierover op 30 november a.s. een Letter of Intent (LoI) ondertekenen (Kamerstuk 33 279, nr. 18). Het gebruik van hetzelfde materieel vormt ook nu al de basis voor de succesvolle marinesamenwerking (BENESAM), waarbij België en Nederland de opleidingen, het onderhoud en de staven vergaand hebben geïntegreerd.
Een ander belangrijk samenwerkingsproject van België, Nederland en Luxemburg is de gezamenlijke luchtruimbewaking die op 1 januari a.s. van start gaat. Waar België en Nederland nu nog elk permanent twee F-16’s paraat hebben staan voor de Quick Reaction Alert (QRA), gaan de landen deze taak vanaf 2017 bij toerbeurt vervullen voor de hele Benelux. De QRA-taak behelst niet alleen de bewaking tegen militaire dreigingen in Navo-kader, maar ook de bewaking tegen civiele toestellen waarvan een terroristische dreiging uitgaat (Renegade). Ingrijpen tegen een Renegade-dreiging gebeurt in opdracht van de nationale autoriteiten van het luchtruim waar de dreiging zich voordoet. De samenwerking bij de luchtruimbewaking zorgt voor belangrijke doelmatigheidsvoordelen. De Benelux-landen zijn in overleg met Frankrijk en Duitsland over grensoverschrijdende assistentie in gevallen van een Renegade-dreiging.
Duitsland
Duitsland heeft het afgelopen jaar een belangrijke hervorming van de krijgsmacht in gang gezet. Zo is in juli jl. het Witboek gepubliceerd over de grondslagen van het veiligheidsbeleid en de taken van de Bundeswehr. Kern daarvan is dat Duitsland bereid is meer verantwoordelijkheid te nemen voor de Europese veiligheid, in nauwe samenwerking met partnerlanden. Naast samenwerking in de Navo, EU en VN richt Duitsland zich bij bilaterale samenwerking vooral op de Verenigde Staten, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Polen en Nederland, en daarnaast ook Israël.
Ook op andere punten heeft Duitsland belangrijke bakens verzet. Interne plafonds voor de personeelsomvang en de hoeveelheid zwaar materieel zoals tanks zijn verhoogd en beperkende maatregelen voor de gereedheid van materieel door bijvoorbeeld poolvorming zijn opgeheven. Dit voorjaar besloot het Duitse kabinet bovendien het defensiebudget voor de periode tot 2020 te verhogen. Duitsland geeft dit jaar nog 34,3 miljard euro uit aan Defensie (1,2% van het bbp). In 2020 zal dat 39,2 miljard euro zijn. In het Witboek is voorts vermeld dat Duitsland op de langere termijn zoveel mogelijk streeft naar het voldoen aan de zogenoemde 2% Navo-norm.
De Duits-Nederlandse samenwerking is bijzonder omdat onze landen samenwerkingsprojecten tot stand brengen die grensverleggend zijn. Na de integratie van de Nederlandse Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte volgde dit jaar het begin van de integratie van de 43e Gemechaniseerde Brigade in de Duitse Eerste Pantserdivisie. Als onderdeel van dit integratieproject maakt een nieuw Duits tankbataljon deel uit van de Nederlandse brigade, en wordt één van de drie compagnieën van dit Duitse bataljon bemand door Nederlands personeel dat gebruik maakt van Duitse tanks. De Nederlandse Defensie blijft derhalve beschikken over kennis en expertise van het optreden met en tegen tanks.
Zoals bekend heeft Duitsland het initiatief genomen tot het Framework Nation Concept (FNC), waarbij een groter land samenwerkt met een aantal kleinere landen bij de ontwikkeling van capaciteiten of bij de vorming van operationele eenheden. Dit initiatief neemt steeds concretere vormen aan met verschillende projecten. Een voorbeeld van een FNC-project is de eerder genoemde integratie van de 43e Gemechaniseerde Brigade in de Duitse Eerste Pantserdivisie.
Verder heb ik op 4 februari jl. samen met mijn Duitse collega een Letter of Intent getekend over het medegebruik van het Joint Support Ship (JSS) Zr.Ms. Karel Doorman en de integratie van het Duitse Seebataillon in de Koninklijke Marine. Beide samenwerkingsprojecten worden momenteel uitgewerkt. Het doel van de samenwerking is dat Nederlandse en Duitse specialisten op het gebied van bescherming van schepen, boardingoperaties, duikinzet, explosievenopruiming en maritieme verkenning volledig geïntegreerd kunnen optreden vanaf het JSS, de Landing Platform Docks (LPD’s) of andere marineschepen.
Een ander belangrijk project betreft de samenwerking bij de grondgebonden luchtverdediging. Een gezamenlijke expeditionaire Duits-Nederlandse Patriot-eenheid is in oktober jl. operationeel inzetbaar verklaard na succesvolle schietoefeningen op Kreta. Voor de langere termijn zijn in voorbereiding een gezamenlijk opleidingsinstituut, de integratie van Duitse en Nederlandse eenheden voor luchtverdediging op korte afstand, en gezamenlijk onderzoek naar de verdediging tegen raketten en mortieren.
Noorwegen
Op 17 juni jl. presenteerde de Noorse regering het «Long Term Defence Plan», een nieuw Witboek op defensiegebied voor de periode 2017–2020, met een investeringshorizon van twintig jaar. Het plan, dat inmiddels in het parlement is besproken, bevat voorstellen voor aanpassingen en versterkingen van de krijgsmacht die nodig zijn om nieuwe veiligheidsdreigingen het hoofd te bieden. Naar de vernieuwing van de landmacht wordt separaat nader onderzoek verricht. Noorwegen kiest voor een robuuste defence posture om tegenstanders (in het bijzonder Rusland) af te schrikken en sneller te kunnen reageren op externe bedreigingen in de beginfase van een militair conflict. Naast versterking van de gereedheid en de beschikbaarheid van personeel en materieel, worden verschillende wapensystemen gemoderniseerd. Hierbij lijkt de vervanging van bestaande systemen door modernere varianten het uitgangspunt te zijn. Ook zal Noorwegen deelnemen aan het MRTT-programma. Voorts zal Noorwegen de inlichtingencapaciteit aanzienlijk versterken, onder andere met een tweede inlichtingenschip.
De Noorse defensiebegroting wordt de komende jaren stapsgewijs verhoogd, zodat deze in 2020 structureel 7,6 miljard Noorse Kronen (775 miljoen euro) hoger is dan in 2016 (zonder de extra investeringen in de F-35). Dit betekent een verhoging met 15%, waarmee de defensie-uitgaven zullen stijgen van 1,53 tot bijna 1,7% van het bbp in 2020. Voor een duurzaam evenwicht gaat Noorwegen tegelijkertijd werken aan de herstructurering van het personeelsbestand en de opleidingen (minder, maar wel beter inzetbaar personeel), verhoging van de doelmatigheid (organisatie en infrastructuur) en een sluitende meerjarige defensieplanning (2017–2020), waarin de boven-inflatoire prijsstijging van defensiematerieel is verdisconteerd.
In 2015 hebben Nederland en Noorwegen een coördinatiegroep ingesteld voor de samenwerking tussen beide landen. In 2016 zijn er in het kader van deze samenwerking verschillende bijeenkomsten en bezoeken geweest en heb ik bij verschillende ministeriële bijeenkomsten met mijn Noorse collega gesproken. De komende jaren staan in het teken van een verdere verdieping van de samenwerking. Zo gaat Nederland in 2017 nauw samenwerken met Noorwegen in het kader van de enhanced forward presence in Litouwen.
Op het gebied van materieelsamenwerking worden gesprekken gevoerd over de F-35 en de vervanging van de onderzeeboten in beide landen. In 2015 is een MoU ondertekend voor samenwerking op het gebied van het Strategic Mutual Assistance in Research & Technology initiatief (SMART). Hiermee vergroten de landen hun kennis en innovatie-inspanningen en streven ze naar een complementaire kennisbasis. Het afgelopen jaar zijn in de kennisdomeinen CBRN (chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair) en SPACE (ruimte) stappen gezet op weg naar een gecoördineerd onderzoeksprogramma. Voort is Noorwegen ook betrokken bij het Britse initiatief van de Joint Expeditionary Force (JEF), waaraan ook Nederland deelneemt.
Verenigd Koninkrijk
Met een mogelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, vertrekt een grote militaire speler en permanent lid van de VN-Veiligheidsraad. De veiligheidscontext van de EU verandert echter niet. Ook blijft het Verenigd Koninkrijk vanzelfsprekend lid van de Navo. De komende periode zal duidelijk moeten worden wat de gevolgen zijn van de Brexit voor de veiligheidssamenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, en in het bijzonder ten aanzien van de Britse bijdrage aan activiteiten in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Het Verenigd Koninkrijk heeft laten weten een betrouwbare en actieve veiligheidspartner te willen blijven. De Brits-Nederlandse bilaterale defensiesamenwerking zal naar verwachting onveranderd blijven. Zo worden geen directe gevolgen verwacht voor de samenwerking in de JEF en de NL/UK Amphibious Force.
Nederland zal in eerste instantie met de UK/NL Amphibious Force en het JSS aan de JEF bijdragen. Op 30 november 2015 tekende ik met de Ministers van Denemarken, Estland, Noorwegen, Letland, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk een Foundation Memorandum of Understanding over de JEF. Dit MoU wordt in aanloop naar volledige operationele inzetbaarheid van de JEF in 2018 omgevormd naar een Comprehensive Memorandum of Understanding. In deze overeenkomst worden de details over informatiesystemen, informatie-uitwisseling, strategische communicatie en logistiek vastgelegd. In 2017 worden diverse grote JEF-oefeningen uitgevoerd en worden diverse political exercises gehouden, ook op ministerieel niveau. Vanaf juni 2015 was een Nederlandse stafofficier geplaatst bij de oprichtingseenheid van de JEF. Sinds augustus 2016 heeft Nederland een stafofficier in het JEF-hoofdkwartier geplaatst.
Defensiesamenwerking en de Europese Unie (EU)
In Europees verband zijn verschillende stappen gezet om internationale militaire samenwerking te ondersteunen en te bevorderen. Over de resultaten van het Nederlandse EU-voorzitterschap bent U op 7 juli jl. geïnformeerd (Kamerstuk 34 139, nr. 18). Zo is er tijdens het voorzitterschap hard gewerkt aan de totstandkoming van de Global Strategy on the EU’s Foreign and Security Policy (hierna: EU Global Strategy).
Op 28 juni 2016 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1140) heeft de Europese Raad de presentatie van de EU Global Strategy verwelkomd. De veiligheids- en defensieaspecten van de strategie zijn voorts onder leiding van Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini verder uitgewerkt. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 14 november jl. is het Implementation Plan on Security and Defence aan de lidstaten gepresenteerd. In dit implementatieplan wordt het ambitieniveau van de EU op veiligheids- en defensie gebied beschreven op basis van de prioriteiten uit de EU Global Strategy ten aanzien van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB): het beschermen van de EU en de lidstaten; een geïntegreerd crisis- en conflictbeleid; en capaciteitsopbouw van partners.
Voorts worden in het implementatieplan voorstellen aangekondigd ten aanzien van capaciteitsontwikkeling, het verdiepen van defensiesamenwerking, het herzien van structuren om de planning en aansturing van GVDB-missies en operaties te verbeteren, het herzien van de instrumenten voor financiering van missies en operaties, het onderzoeken van de mogelijkheden voor permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) en het versterken van samenwerking met partners zoals de Navo en de VN.
Het implementatieplan zal coherent EU-optreden en interoperabiliteit bevorderen. Ik acht het dan ook van belang dat de voorstellen uit het implementatieplan zo snel mogelijk verder worden uitgewerkt. De verwachting is dat de HV het implementatieplan in december aan de staatshoofden en regeringsleiders zal voorleggen tijdens de Europese Raad.
Ook het Europese Defensie actieplan (EDAP) dat op 30 november a.s. door de Europese Commissie wordt aangenomen, zal dan worden gepresenteerd. Het EDAP krijgt de vorm van een mededeling (Commission Communication) en zal zijn gericht op het financieren van defensiegerelateerd onderzoek (waaronder de Preparatory Action), het bevorderen van investeringen in toeleveringsketens ter ondersteuning van het MKB, het versterken van de interne defensiemarkt en industrie en het opzetten van een Europees defensiefonds ter ondersteuning van capaciteitsontwikkeling.
Op het gebied van defensiegerelateerd onderzoek zijn belangrijke stappen gezet. Zo is in februari jl. het rapport «European Defence Research; the case for an EU-funded defence R&T programme» van de Group of Personalities gepresenteerd (Kamerstuk 33 279, nr. 17). Het rapport heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming en uitwerking van de Preparatory Action (PA) inzake GVDB-gerelateerd onderzoek van de Europese Commissie. Met de PA wil de Europese Commissie tussen 2017 en 2020 ervaring opdoen met defensiegerelateerde onderzoeks- en technologie-projecten, waarna een regulier onderzoeksprogramma deel zou kunnen uit maken van het negende kaderprogramma voor Europees onderzoek (2021–2028). De Commissie zal hier in 2017 25 miljoen euro voor beschikbaar stellen, met de intentie om voor de periode 2017–2019 in totaal 90 miljoen euro te reserveren. Nederland heeft in verschillende bijeenkomsten van het EDA en de Commissie een bijdrage geleverd aan de discussie over de reikwijdte (scope), de modaliteiten en het bestuur (governance) van de PA. De eerste onderzoeksopdracht wordt in het voorjaar van 2017 verwacht. Nederland streeft ernaar Nederlandse industriële partijen en kennisinstituten zodanig te positioneren dat zij de kansen die de PA zal bieden optimaal kunnen benutten.
Het afgelopen jaar is er ook vooruitgang geboekt op de vier belangrijkste capaciteitsontwikkelingsprogramma’s die de Europese Raad is overeengekomen: Air-to-Air Refueling (AAR), Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS), Governmental Satellite Communication en Cyber Defence. Ten aanzien van AAR heeft de Navo eind juli namens Nederland en Luxemburg met de firma Airbus een contract getekend voor de aanschaf van twee Multi-Role Tanker Transport (MRTT)-vliegtuigen. Naast de aanschaf van twee MRTT-vliegtuigen behelst het contract met Airbus ook een optie voor zes extra vliegtuigen als andere landen toetreden. België, Duitsland en Noorwegen hebben hiervoor belangstelling. Met de aanschaf van de MRTT-toestellen wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het terugdringen van de tekorten in de Navo en de EU op het gebied van tanker- en transportcapaciteit. De eerste vliegtuigen worden in 2020 geleverd.
Frankrijk, Duitsland en Italië werken aan de gezamenlijke ontwikkeling van een Medium Altitude Long Endurance Remotely Piloted Aircraft System (MALE RPAS). Onder leiding van Spanje wordt gewerkt aan een programma over satellietcommunicatie. Voor het vierde programma, Cyber Defence, is vastgesteld dat er in het kader van het versterken van capaciteiten behoefte is aan meer aandacht voor cyber en intensievere oefeningen en trainingen. Ook is er behoefte aan verbeterde informatie-uitwisseling tussen de landen en de EU. Nederland volgt de ontwikkelingen in de bovengenoemde programma’s op de voet.
Ook is er vooruitgang geboekt in het kader van het European Union Police Services Training Programme (EUPST II). De Koninklijke Marechaussee is voorzitter van het consortium dat het trainingsprogramma gedurende de periode 2015–2018 uitvoert. Het programma bevordert de opbouw van politie- en gendarmecapaciteiten en bevordert interoperabiliteit en harmonisatie, en het internationale netwerk voor deelname aan crisisbeheersingsoperaties voor de EU, de VN, de Afrikaanse Unie (AU) en andere internationale organisaties. Het afgelopen jaar zijn er ongeveer 1.000 politiemensen en gendarmes opgeleid met behulp van grootschalige oefeningen, trainingen en conferenties.
Defensiesamenwerking in de Navo
De Navo is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag vormt de ultieme veiligheidsgarantie voor Nederland. In bondgenootschappelijk verband levert Nederland een bijdrage aan het uitvoeren van de drie kerntaken van de Navo, te weten de collectieve verdediging, crisisbeheersing en coöperatieve veiligheid.
In het licht van de verslechterde Europese veiligheidssituatie is er hernieuwde aandacht voor de collectieve verdediging en afschrikking. De Navo neemt maatregelen om zich aan de veranderde veiligheidsomgeving aan te passen. Samen met de andere bondgenoten geeft Nederland hier uitvoering aan.
Tijdens de Navo-top in Wales in 2014 werd het Readiness Action Plan (RAP) aangenomen en werd besloten tot de uitbreiding van de NATO Response Force (NRF) van 13.000 naar 40.000 militairen (Kamerstuk 28 676, nr. 210). In Wales werd tevens besloten tot de oprichting van de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) binnen de NRF. De eenheden die landen leveren aan de NRF moeten sneller dan voorheen gereed zijn voor inzet. Tijdens de Top in Warschau op 8 en 9 juli jl. werd vastgesteld dat de uitbreiding en herstructurering van de NRF zijn voltooid. De Navo beschikt nu over verbeterde capaciteiten om een bedreigde bondgenoot snel te versterken.
Nederland levert in beginsel elk jaar eenheden aan de NRF. In 2016 zijn een Nederlandse brigadestaf en een luchtmobiel infanteriebataljon met eigen ondersteuning beschikbaar om de VJTF in voorkomend geval te versterken. Nederland levert in 2016 tevens een amfibische taakgroep voor de maritieme component van de NRF en mijnenjagers voor de mijnenjagerverbanden van de Navo. Ook in 2017 zal Nederland bijdragen leveren aan de NRF. Een squadron mariniers met eigen ondersteuning maakt in dat jaar deel uit van de landcomponent van de VJTF onder leiding van het Verenigd Koninkrijk. Verder levert Nederland voor periodes van drie tot vier maanden twee mijnenjagers en twee fregatten aan de staande vlootverbanden van de Navo.
In de veranderde Europese veiligheidsomgeving stelt de Navo niet alleen hogere eisen aan de eenheden die Nederland aan de NRF bijdraagt, maar ook aan de krijgsmacht als geheel. In de overview van de NATO Defence Planning Capability Review (Kamerstuk 28 676, nr. 241) staat dat de Navo vindt dat de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht moeten worden verbeterd en dat Nederland moet beschikken over eenheden die zich kunnen handhaven op de hoogste geweldsniveaus. Om aan de hogere Navo-eisen te voldoen, acht de Navo het noodzakelijk om verder te investeren in materieel, personeel, voorraden en (gevechts)ondersteuning.
Naast snel inzetbare eenheden vraagt afschrikking om een vooruitgeschoven aanwezigheid van Navo-strijdkrachten in het oostelijk deel van het verdragsgebied. Tijdens de Top in Warschau is daarom besloten tot de aanwezigheid van multinationale battlegroups in de Baltische staten en Polen. Als betrouwbare bondgenoot zal Nederland de vooruitgeschoven aanwezigheid ondersteunen. Onder leiding van Duitsland levert Nederland een eenheid van maximaal compagniesgrootte met eigen ondersteuning aan de battlegroup in Litouwen. Daarnaast heeft Nederland een bijdrage van enkele militairen toegezegd aan de zogenoemde tailored forward presence in Bulgarije en Roemenië.
Tot slot wordt in Navo-verband gewerkt aan gezamenlijke capaciteitenontwikkeling. De bondgenoten werken in zogenoemde smart defence projecten samen om capaciteitstekorten aan te pakken en de interoperabiliteit te versterken. Door samenwerking bij verwerving, ontwikkeling en instandhouding van capaciteiten, kunnen tekorten worden weggewerkt en kunnen mogelijk besparingen worden behaald bij aanschaf en exploitatie. Een voor Nederland belangrijk Smart Defence project is de ontwikkeling van een detectiecapaciteit van ballistische raketten in de hogere luchtlagen op schepen (SMART-L).
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33279-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.