33 262 Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 11 februari 2013

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Hun voornaamste vraag is of dit wetsvoorstel wel in de geest is van het arrest van het Hof van Justitie EU inzake National Grid Indus en van andere relevante jurisprudentie van dit Hof. De leden van de VVD-fractie sluiten zich hierbij aan.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij hebben daarover een aantal vragen.

CDA

Het Hof van Justitie schrijft in het arrest inzake National Grid Indus voor dat Nederland een keuzemogelijkheid moet bieden aan een vennootschap die het land verlaat:

Het Hof van Justitie schrijft in het arrest inzake National Grid Indus voor dat Nederland een keuzemogelijkheid moet bieden aan een vennootschap die het land verlaat: ofwel moet de exitheffing direct worden betaald ofwel kan worden gewacht met betaling tot het moment van winstrealisatie. Gelet op het wetsvoorstel is het echter de vraag of de optie voor uitstel van afrekening wel een reële optie voor vennootschappen is indien men zich realiseert wat de gevolgen kunnen zijn van dit uitstel:

  • 1. de emigrerende vennootschap dient zekerheid te bieden, hetgeen leidt tot het maken van kosten voor het verkrijgen van een bankgarantie;

  • 2. er zal vanaf het moment van vertrek rente moeten worden betaald aan de Belastingdienst vanwege het uitstel van betaling;

  • 3. een mogelijk hogere bankrente kan verschuldigd zijn door de emigrerende vennootschap als gevolg van verminderde kredietpositie en eventuele garantstelling (te meer als de ontvangststaat geen step-up toestaat, met als gevolg dubbele belasting).

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of deze bezwaren er niet toe leiden dat uitstel van betaling voor emigrerende vennootschappen in de meeste gevallen te kostbaar wordt, waardoor de facto niet wordt tegemoet gekomen aan de bedoeling van het Hof van Justitie EU? Waarom heeft de regering voor deze zeer restrictieve benadering gekozen, nu er ook minder vergaande interpretaties denkbaar zijn van de uitspraak van het Hof? Zo wordt in de literatuur verdedigd dat de verschuldigdheid van rente pas aan de orde zou behoren te komen na het moment van daadwerkelijke realisatie van de winstreserves. Ook op het punt van de verplichte zekerheidsstelling zijn andere, meer proportionele, benaderingen denkbaar, die beter aansluiten bij het EU-recht. Zo zou een verplichte zekerheidsstelling pas aan de orde moeten komen als er geen mogelijkheid bestaat gebruik te maken van de mogelijkheden die de invorderingsbijstandsrichtlijn biedt dan wel een equivalente bilaterale bijstandsverlening. Als die mogelijkheden niet aanwezig zijn, zou slechts concrete zekerheid moeten worden verlangd in verhouding tot het werkelijke invorderingsrisico in het concrete geval. Verwezen zij onder andere naar het artikel van mr. M.V. Lambooij in NTFR-Beschouwingen, januari 2013, nr. 1, blz. 12 tot en met 20. Deze auteur betrekt in zijn analyse ook andere relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie. Naar zijn mening lijkt de thans door de regering voorgestelde aanpak erg op «Europeesrechtelijke grensverkenning».

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een uitgebreide reactie op vorenvermelde opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie sluiten zich hierbij aan.

SP

Oorzaak van het exitheffingprobleem

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de oorzaken van het exitheffingprobleem. Kan de regering bevestigen dat de in het wetsvoorstel bedoelde «stille reserves» ontstaan doordat de huidige (Nederlandse) belastingwetgeving toestaat dat bedrijven (aanvankelijk) fiscaal méér afschrijven op hun investeringen dan overeenkomt met de restwaarde van de betreffende activa in het economisch verkeer? Zo nee, welke is de correcte formulering? Zo ja, betekent dit dat bedrijven die aldus afschrijven een voortdurend rente- en liquiditeitsvoordeel toegeschoven krijgen? («Voortdurend» dat wil zeggen tot de buitengebruikstelling of de vervreemding van die activa.) Is het correct dat het in dit wetsvoorstel voorliggende probleem van exitheffingen ontstaat door de bovenstaande achterliggende regeling? Is het ook correct dat wijziging van de Nederlandse belastingwetgeving zodanig dat bedrijven het genoemde rente- en liquiditeitsvoordeel niet langer toegeschoven krijgen, niet in strijd is met Europese regels?

Liquiditeitsvoordelen en -nadelen

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over het liquiditeitsargument dat bij het wetsvoorstel speelt. In verband met exitheffingen stelt de memorie van toelichting aangaande het arrest inzake National Grid Indus (NGI) van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof): «Wel merkt het Hof op dat de vertrekkende belastingschuldige een liquiditeitsnadeel heeft en derhalve de keuze moet worden geboden om direct af te rekenen dan wel af te rekenen op het tijdstip dat het voordeel ter zake van de vermogensbestanddelen wordt gerealiseerd.»2 Vermoedt de regering dat het Hof hier bedoelt: het nadeel van het onthouden van een liquiditeitsvoordeel? Is het niet zo dat de in het ene EU-land gevestigde bedrijven allerlei (volgens EU-recht geoorloofde) belastingvoordelen kunnen genieten die zij in een ander land niet hebben? Zouden die bij een «exit» dan ook als gift meegegeven moeten worden?3

In haar brief aan de Tweede Kamer van 30 november 2012 (32 262, nr. 10) schrijft de regering: «Het Hof heeft in het arrest NGI overwogen (r.o.68) dat: «...de invordering van de belastingschuld op het moment van de daadwerkelijke realisatie....strekt tot vermijding van liquiditeitsproblemen waartoe de onmiddellijke invordering van de over de latente meerwaarde verschuldigde heffing zou kunnen leiden.»» Begrijpen de leden van de SP-fractie het goed dat deze overweging niet de mogelijke belemmering van het «vrije verkeer» in het algemeen betreft, doch «slechts», dan wel hoofdzakelijk, het vermijden van een mogelijk liquiditeitsprobleem dat zou kunnen leiden tot belemmering van dit verkeer? Dat het in deze overweging van het Hof niet principieel om de mogelijke belemmering van het «vrije verkeer» gaat, doch hoofdzakelijk om de liquiditeitsbeperking dienaangaande, lijkt aannemelijk omdat de niet-vertrekkende bedrijven nog steeds het rente-voordeel over de «uitgestelde» belasting genieten (vertrekkende bedrijven zijn immers invorderingsrente verschuldigd).4

Indien het inderdaad hoofdzakelijk om de liquiditeit gaat (en niet om de rente) impliceert dit dan dat de regering in toekomstige wetgeving aangaande exitheffingen in beginsel zou kunnen koersen op 10 of 12 invorderingstermijnen, steeds voor zover de liquiditeit van het betreffende bedrijf dit redelijkerwijs toelaat?

Indien het in de overweging van het Hof wèl principieel om het vrije verkeer zou gaan, is de mogelijke belemmering dan te ondervangen door in huidige «achterliggende» afschrijvingsregeling het rente- en liquiditeitsvoordeel van bedrijven (daarmee het nadeel voor de overheid) conditioneel te maken aan de feitelijke liquiditeit (bijvoorbeeld een percentage van het balanstotaal)?

Grondslag van de betreffende arresten van het Hof

De twee arresten van het Hof aangaande exitheffing zijn – zo nemen de leden van de SP-fractie aan – gebaseerd op de huidige EU-regelingen. Is dit correct? Uit de eerder genoemde brief van de regering (32 262, nr. 10) maken de leden van de SP-fractie op dat nogal wat lidstaten niet ingenomen zijn met de uit de arresten resulterende verplichtingen en met de door de Europese Commissie ingestelde infractieprocedures. Gaat het hier om een (gewogen) meerderheid van de lidstaten? Zo ja, wat weerhoudt hen om de regels te doen wijzigen?

De door andere EU-landen gekozen oplossing van het exitheffingprobleem

Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer suggereerde het lid Omtzigt «dat Oostenrijk, Frankrijk en Spanje andere wegen gevonden hebben om die exitheffingen te regelen».5 Kan de regering beknopt aangeven voor welke regeling deze landen gekozen hebben?

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Bröcker (VVD), Kok (PVV), Bruijn (VVD)

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 32 262, nr. 3, blz. 1 (cursivering toegevoegd).

X Noot
3

Meer algemeen, maakt een bedrijf bij migratie van het ene naar het andere land niet altijd een afweging van voor- en nadelen daarvan? Bij de tegen diverse lidstaten ingestelde infractieprocedures aangaande het onderwerp van dit wetsvoorstel, baseert de Europese Commissie zich op een interpretatie van de EU-regels. Is de regering van mening dat de Europese Commissie met deze interpretatie impliciet koerst op in alle aspecten eenvormige lidstaten? (Dat deze vraag in een voetnoot staat heeft te maken met de lijn van het betoog en betekent niet dat deze van ondergeschikt belang is.)

X Noot
4

Het Hof overwoog (brief 32 262, nr. 10, blz. 4) dat «...de uitgestelde betaling van het bedrag van genoemde heffing, in voorkomend geval inclusief rente overeenkomstig de toepasselijke nationale regeling,......minder zou ingrijpen in de vrijheid van vestiging dan de maatregel die in het hoofdgeding aan de orde is.» Het gewicht van de liquiditeit versus de rente lijkt echter afhankelijk van de hoogte van de toepasselijke rente.

X Noot
5

Handelingen I 2012/13, nr. 27, blz. 48.

Naar boven