33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)

Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2020

Tijdens het debat over het aanpassen van inspectierapporten op 4 maart 2020 is door het lid Van Nispen (SP) c.s. een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om ervoor te zorgen dat het Huis voor Klokkenluiders (hierna het Huis) niet kan worden afgeluisterd, bijvoorbeeld door een systeem van nummerherkenning in te voeren, zoals ook voor advocaten is gedaan.1 Overigens heb ik ook een brief van het Huis ontvangen op 2 december 2019 met een gelijkluidend verzoek om een systeem voor nummerherkenning in te voeren. Het lid Van Nispen heeft zijn motie aangehouden na mijn toezegging dat ik hier samen met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op terug zou komen. Met deze brief doe ik die toezegging, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gestand.

Overigens kent het Huis naast een afdeling advies ook een afdeling onderzoek. Omdat in de brief van het Huis expliciet wordt verwezen naar de werkzaamheden van de afdeling advies, ga ik ervan uit dat het verzoek alleen ziet op telefoongesprekken met de afdeling advies.

Afstemmingsprotocol Huis en OM

Het Huis vervult een belangrijke maatschappelijke functie vanwege de rol die het speelt bij het aan de kaak stellen van misstanden in de publieke en private sector. Meer in het bijzonder adviseert de afdeling advies van het Huis melders van misstanden, klokkenluiders, over onder meer de te volgen procedure. Om te voorkomen dat klokkenluiders de stap naar het Huis niet durven zetten is het van belang dat zij zich in vertrouwelijkheid tot het Huis voor advies kunnen wenden. Daarom rust er op medewerkers van het Huis een geheimhoudingsplicht (artikel 3i Wet Huis voor Klokkenluiders).

De werkzaamheden van het Huis kunnen samenlopen met strafrechtelijk onderzoek door het OM. Om die reden is in artikel 17a Wet Huis voor Klokkenluiders bepaald dat het Huis en het OM zelf afspraken maken over hun onderlinge verhouding, die zij hebben vastgelegd in een afzonderlijk protocol.2 Daarbij zijn onder meer afspraken gemaakt over de inzet van opsporingsbevoegdheden door het OM, zoals het vorderen van gegevens bij het Huis. Het is een bewuste keuze geweest van de wetgever om het maken van deze afspraken over te laten aan het Huis en het OM, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het antwoord dat het lid Van Raak als indiener van het wetsvoorstel gaf op de vraag of de samenwerking tussen het Huis en het OM niet beter bij AMvB geregeld kon worden:

«Daarbij kunnen wij niet alles dichtregelen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de onderzoeksprotocollen. Wij hebben heel nadrukkelijk gezegd dat bij samenwerking met bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie, het Openbaar Ministerie en het Huis moeten zorgen voor een goed werkbare situatie. (...) Het lijkt mij dus goed om aan te geven dat het Huis een onderzoeksprotocol moet afsluiten met het Openbaar Ministerie. (...) Het lijkt ons echter niet heel wijs om als wetgever dat protocol precies in te vullen. Het lijkt mij beter dat de onderzoekers dat zelf doen. Dat is hun werk. Zij zijn daar beter in. Als we als wetgever te veel regelen, op een te abstract niveau, ben ik bang dat we de kans lopen om het OM en het Huis voor de voeten te lopen.»3

De wetgever heeft het dus geheel aan beide partijen overgelaten om hun onderlinge relatie in een protocol vast te leggen. Het staat het Huis en het OM daardoor vrij om – uiteraard binnen de wettelijke kaders – afspraken te maken over het aftappen van telefoongesprekken met adviseurs van het Huis, net zoals dat ook gedaan is ten aanzien van het vorderen van gegevens door het OM bij het Huis. In het licht hiervan ben ik van oordeel dat het Huis in beginsel zelf het gesprek met het OM zal moeten aangaan. Ik zal dit punt ook onder de aandacht van het Huis en het OM brengen. Periodiek vindt er overigens al overleg plaats tussen het Huis en het OM, waar ook dit onderwerp kan worden besproken.

Op dit moment wordt overigens in opdracht van mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een evaluatie uitgevoerd van de Wet Huis voor Klokkenluiders. Daarbij wordt ook de algemene vraag betrokken of de relatie tussen het Huis en het OM in de wet zelf geëxpliciteerd moet worden. U zult over de uitkomsten van deze evaluatie per brief worden geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Op dat moment zou ook het debat hierover verder kunnen worden gevoerd.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 28 844, nr. 206.

X Noot
3

Kamerstuk 34 105, nr. 21, p. 11 (Verslag van een wetgevingsoverleg).

Naar boven