33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2019

In april 2018 heb ik uw Kamer1 een schriftelijke reactie gegeven op het rapport van de heer Ruys naar het functioneren van het Huis voor klokkenluiders en daarbij de stand van zaken op dat moment rondom de implementatie van de gedane aanbevelingen toegelicht. Sinds dat moment is zowel door het Huis als op mijn departement verder gewerkt aan de realisatie van de verbeterplannen.

In september 2018 ontving ik twee meldingen over het Huis waarover ik u in december 2018 heb geïnformeerd2. Vóór de meldingen heeft het Huis in het kader van voornoemde verbeterplannen al een signaal gegeven dat investeringen nodig zijn om goed te kunnen functioneren. De meldingen hebben een extra remmende werking op het functioneren van het Huis waarover ik mij zorgen maak. De mogelijkheden die ik heb om maatregelen te treffen zijn beperkt, omdat het Huis vanwege zijn onafhankelijke positie op afstand staat. Ik hecht eraan uw Kamer op de hoogte te stellen van de financiële maatregelen en de maatregelen ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Huis die ik vanuit mijn verantwoordelijkheid wél kan nemen en die ik inmiddels in gang heb gezet.

Het Huis heeft naar aanleiding van het rapport Ruys een doorontwikkelplan opgesteld, waarvoor ik extra middelen ter beschikking stel. Met behulp van deze middelen is het Huis in staat extra capaciteit in te schakelen om zodoende zo spoedig mogelijk de klokkenluiderszaken die bij de afdeling onderzoek van het Huis in behandeling zijn af te ronden. Het Huis heeft mij deze week laten weten dat er 14 onderzoeken lopen waarvan er 4 in een zodanig vergevorderd stadium zijn dat het Huis verwacht de uitkomsten in de loop van dit jaar te publiceren. Eerder is hiervoor al met mijn instemming extra externe capaciteit ingehuurd door het Huis ter grootte van 4 formatieplaatsen.

Inmiddels is gebleken dat de voor het Huis beschikbare structurele formatie ontoereikend is, met name in de sfeer van onderzoek, de procesondersteuning bij onderzoek en juridische ondersteuning. De oorspronkelijke formatie van 15 formatieplaatsen wordt met circa 7 functieplaatsen uitgebreid. Vooruitlopend daarop wordt de reeds ingehuurde tijdelijke onderzoekscapaciteit gecontinueerd. De activiteiten om te komen tot een structurele uitbreiding van de formatie zijn door het Huis met ondersteuning vanuit het departement in gang gezet.

Daarnaast ondersteunt het departement op tijdelijke basis het Huis om de diverse werkprocessen binnen het Huis verder te stroomlijnen. Het gaat om ondersteuning ten aanzien van het doorlichten van de financiële processen, ondersteuning ten behoeve van diverse personele processen (doorlichting personeelsbestand) en een contra-expertise op de ICT-situatie bij het Huis, met name het functioneren van het zaaksysteem.

Het pand waarin het Huis gehuisvest is, is te klein. Bij de start in 2016 bood dit pand circa 15 personen een werkplek, hetgeen gezien de zeer beperkte ruimte voor bestuur, vergaderingen en spreekkamers krap is. Als gevolg van de tussentijdse tijdelijke uitbreidingen is er zeker sprake van huisvestingsproblematiek. Nu er sprake zal zijn van structurele uitbreiding van de formatie is het noodzakelijk op afzienbare termijn meer werkplekken en ruimte te realiseren. Dit is niet mogelijk in het huidige pand. Ik heb het Rijksvastgoedbedrijf opdracht gegeven een zo spoedig mogelijk een oplossing te realiseren voor deze huisvestingsproblematiek.

In het rapport Ruys is ook een aanbeveling gedaan ten aanzien van de omvang van het bestuur van het Huis. Conform de aanbeveling in het rapport komt er een bestuur ter grootte van drie personen. De voorzitter is sinds 1 juli 2018 in functie. De werving van de bestuursleden voor de afdelingen onderzoek en advies is in de afrondende fase. Er is op korte termijn sprake van een voltallig bestuur, in een samenstelling en met een beschikbaarheid conform de aanbevelingen in het rapport Ruys. Het interimbestuur heeft al eerder in 2018 een bestuursreglement, een advies- en een onderzoeksprotocol vastgesteld en gepubliceerd op de website van het Huis.

De aanbevelingen van het rapport Ruys vragen inspanningen van mijn kant, maar ook van het bestuur van het Huis. Het (interim)bestuur van het Huis heeft een aantal aanbevelingen reeds uitgevoerd (zie hierboven) en is momenteel doende om juist met behulp van de geboden extra ondersteuning de nog resterende aanbevelingen uit te voeren (o.a. doorlichting personeelsbestand en vergroting verbinding met de buitenwereld). Het rapport Ruys beveelt aan een aantal onderwerpen, waaronder de governance van het Huis, mee te nemen in de evaluatie van de wet. Ruys geeft daarbij aan dat het Huis 2.0 enige tijd gegund moet worden om zich opnieuw te bewijzen. Ik heb hierover overlegd met het bestuur van het Huis en ik ben voornemens de evaluatie conform de aanbeveling in 2020 ter hand te nemen.

Ik vertrouw erop dat met de hierboven beschreven ondersteunende maatregelen in de sfeer van de bedrijfsvoering en met toekenning van de benodigde financiële middelen, is voldaan aan de direct tot mij gerichte aanbevelingen uit het rapport Ruys. Het bestuur van het Huis houdt mij nauwgezet op de hoogte van de verdere ontwikkelingen, voor zover passend binnen de gegeven wettelijke posities. Hiermee is geborgd dat het Huis «gewoon aan het werk» kan blijven, zoals aanbevolen in het rapport Ruys.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 33 258, nr. 36

X Noot
2

Kamerstuk 33 258, nr. 38

Naar boven