33 225 Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië; Jakarta, 29 december 2011

A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 30 oktober 2012.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 29 november 2012.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2012

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 29 december 2011 te Jakarta tot stand gekomen Verdrag tot wijziging van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië (Trb. 2012, 64 en 150).

Een toelichtende nota bij het Verdrag tot wijziging treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Op 19 augustus 2009 vonden te Den Haag bilaterale besprekingen plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Nederland en Indonesië met onder meer het doel de op 23 november 1990 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië (hierna: «de Overeenkomst») (Trb. 1990, 178) aan te passen. De besprekingen hebben geresulteerd in voorstellen voor aanvullingen op, c.q. aanpassingen van de Overeenkomst.

Het wijzigingsverdrag is door middel van een notawisseling tot stand gebracht.

Om te voldoen aan de gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 5 november 2002, in de zogenoemde «Open Skies» zaken,1 is op 29 april 2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen Lidstaten en derde landen (PbEU L 157) vastgesteld.

Conform de procedure van artikel 4, derde lid, van genoemde Verordening zijn standaard Europese Unie-clausules aan de delegatie van Indonesië voorgelegd en door hen geaccepteerd.

Het betreft clausules inzake de beveiliging van de luchtvaart, alsmede de vereiste tarievenbepaling. Tevens zijn twee nieuwe artikelen overeengekomen met betrekking tot veiligheid en codeshare en samenwerkingsverbanden.

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en Indonesië anderzijds, wordt de reikwijdte van de Overeenkomst niet uitgebreid tot het Caribische deel van Nederland. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat Nederland op grond van artikel 3 van de Overeenkomst slechts een luchtvaartmaatschappij kan aanwijzen die gevestigd is in het Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 5 (Tarieven)

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen te vergroten is besloten artikel 5 ten aanzien van tarieven uit de Overeenkomst te vervangen. Artikel 5 is geliberaliseerd en in overeenstemming gebracht met het geldende mededingingsrecht in de Europese Unie. Daarbij mogen tarieven door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen worden vastgesteld op basis van commerciële marktoverwegingen.

Notificatie of goedkeuring van de tarieven door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen aan de luchtvaartautoriteit van de andere Partij is weliswaar verplicht (tweede lid), maar de mogelijkheden tot ingrijpen zijn beperkt tot verstoring van de markt als gevolg van anti-concurrerend gedrag (derde lid). Het staat de luchtvaartautoriteiten vrij consultaties aan te vragen over grieven ten aanzien van de gehanteerde tarieven (vijfde lid). Het zesde lid bepaalt dat, indien de consultaties niet tot het gewenste resultaat leiden, een beroep gedaan kan worden op de bepalingen van artikel 17 (Regeling van geschillen).

Artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart)

De tekst van artikel 15 van de Overeenkomst is vervangen zodat recht wordt gedaan aan de beveiligingsvereisten voor de internationale burgerluchtvaart die aan de hedendaagse luchtvaart worden gesteld en in lijn zijn met EU regelgeving.

Artikel 6 bis (Codeshare en samenwerkingsverbanden)

Tevens werd overeenstemming bereikt over een nieuw artikel dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid biedt verschillende vormen van samenwerking aan te gaan, zoals zogenaamde «Code share arrangements». Deze samenwerking beperkt zich niet louter tot samenwerking tussen maatschappijen van een zelfde nationaliteit, maar strekt zich ook uit tot samenwerking met maatschappijen van derde landen, alsmede tot samenwerking met aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij. Deze samenwerkingsmogelijkheden bieden passagiers een ongestoorde reis binnen en tussen de netwerken van de luchtvaartmaatschappijen waarmee een dergelijke overeenkomst wordt afgesloten.

Artikel 14 bis (Veiligheid)

Tenslotte werd besloten een nieuw veiligheidsartikel op te nemen in de Overeenkomst. Naast de primaire verantwoordelijkheid die in de Overeenkomst wordt toegekend aan de Partij die de betrokken luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, bieden de bepalingen in het nieuwe artikel ook mogelijkheden om vliegtuigen te inspecteren in het territoir van de andere Partij. Ook deze bepalingen zijn gebaseerd op communautaire wetgeving.

Voorlopige toepassing

De wijzigingen van de Overeenkomst worden door de partijenvoorlopig toegepast. Dit werd noodzakelijk geacht met het oog op de toepassing van de EU-, vooral beveiligings- en veiligheids-, clausules. Naast het belang van Nederland bij de snelle toepassing van die bepalingen heeft Nederland ook een economisch belang bij de door het wijzigingsverdrag geboden samenwerkingsmogelijkheden.

Koninkrijkspositie

Het wijzigingsverdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk, evenals de Overeenkomst, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. Zie voor het Caribische deel van Nederland ook de laatste alinea van de inleiding van deze toelichting.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal


X Noot
1

Het betreft hier de zaken met de nummers C-466/98, C-467/98, C-468/98, C-469/98, C-471/98, C-472/98, C-475/98 en C-476/98.

Naar boven