42 (1990) Nr. 6

A. TITEL

Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië;

(met Bijlage)

’s-Gravenhage, 23 november 1990

B. TEKST

De Engelse tekst van de Overeenkomst, met Bijlage, is geplaatst in Trb. 1990, 178.

Voor een wijziging van de Bijlage bij de Overeenkomst, zie rubriek J van Trb. 1994, 57.

Voor de Engelse tekst van het in nota’s vervatte wijzigingsverdrag van 29 december 2011, zie Trb. 2012, 64.

C. VERTALING

Zie Trb. 1991, 68


De vertaling van het in de nota’s vervatte wijzigingsverdrag van 29 december 2011 luidt als volgt.

Nr. I

AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Jakarta, 29 december 2011

JAK-EA/248/2011

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Indonesië haar complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar het op 19 augustus 2009 te Den Haag gehouden overleg tussen de delegatie van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de delegatie van de Regering van de Republiek Indonesië betreffende de Overeenkomst inzake luchtvervoer, gedaan te Den Haag op 23 november 1990, hierna te noemen „de Overeenkomst”.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden heeft de eer de volgende wijzigingen van de Overeenkomst voor te stellen:

Vervangen van artikel 5 inzake Tarieven door de volgende tekst:

Tarieven

  • 1. De tarieven voor de overeengekomen diensten die worden geëxploiteerd door de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van elke Overeenkomstsluitende Partij worden door elke aangewezen luchtvaartmaatschappij op basis van commerciële marktoverwegingen individueel vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle relevante factoren, met inbegrip van de exploitatiekosten en een redelijke winst.

  • 2. De op grond van het eerste lid vastgestelde tarieven worden door de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij ter kennis gebracht van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3. Niettegenstaande het voorgaande heeft elke Overeenkomstsluitende Partij het recht in te grijpen teneinde:

    • a. tarieven te voorkomen waarvan de toepassing concurrentiebeperkend gedrag vormt dat een concurrent ontwricht of buiten een route houdt, of dit hoogstwaarschijnlijk tot gevolg heeft of ten doel heeft;

    • b. consumenten te beschermen tegen tarieven die onredelijk hoog of restrictief zijn als gevolg van misbruik van een dominante positie; en

    • c. luchtvaartmaatschappijen te beschermen tegen afbraaktarieven of tarieven die kunstmatig laag zijn.

  • 4. De luchtvaartautoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Partij kunnen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij verlangen dat zij relevante informatie verstrekt of verstrekken met betrekking tot de vaststelling van de tarieven.

  • 5. Indien deze verzoekende Overeenkomstsluitende Partij van mening is dat het tarief dat door de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij ter kennis is gebracht strijdig is met de overwegingen vervat in het derde lid of met de gepubliceerde overwegingen ten aanzien van de tariefstelling van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij, stelt zij de andere Overeenkomstsluitende Partij zo spoedig mogelijk in kennis van de redenen van haar ongenoegen en verzoekt zij om overleg dat plaatsvindt uiterlijk dertig (30) kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek.

  • 6. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen niet door middel van overleg tot een oplossing kunnen komen, wordt de kwestie beslecht in overeenstemming met de bepalingen van artikel 17 van de Overeenkomst

  • 7. In afwachting van de oplossing van de kwestie in overeenstemming met het vijfde en zesde lid, wordt het betreffende tarief opgeschort en blijft het huidige tarief gehandhaafd.

Vervangen van artikel 15 inzake Beveiliging van de luchtvaart door de volgende tekst:

Beveiliging van de luchtvaart

  • 1. Overeenkomstig hun rechten en verplichtingen ingevolge het internationale recht, bevestigen de Overeenkomstsluitende Partijen opnieuw dat hun verplichtingen jegens elkaar tot bescherming van de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen daden van wederrechtelijke inmenging integraal onderdeel uitmaken van deze Overeenkomst. Zonder hun rechten en verplichtingen ingevolge het internationale recht in het algemeen te beperken, handelen de Overeenkomstsluitende Partijen in het bijzonder in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te ’s-Gravenhage op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, het Aanvullend Protocol daarbij tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988 en elk ander verdrag inzake de beveiliging van de luchtvaart waarbij de Overeenkomstsluitende Partijen partij worden.

  • 2. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige bijstand ter voorkoming van handelingen van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van deze luchtvaartuigen, de passagiers en bemanning daarvan, luchthavens en luchtvaartvoorzieningen, alsmede elke andere bedreiging voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.

  • 3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen, in hun onderlinge betrekkingen, in overeenstemming met de normen voor de beveiliging van de luchtvaart en, voor zover deze door hen worden toegepast, de aanbevolen werkwijzen vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als Bijlagen bij het Verdrag; en verlangen dat de exploitanten van luchtvaartuigen die in hun land geregistreerd zijn, de exploitanten die op hun grondgebied hun voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening hebben of zijn gevestigd en de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart. De verwijzing in dit lid naar de normen voor de beveiliging van de luchtvaart heeft mede betrekking op afwijkingen waarvan de desbetreffende Overeenkomstsluitende Partij kennisgeving heeft gedaan.

  • 4. Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet erop toe dat op haar grondgebied effectieve maatregelen worden genomen ter bescherming van luchtvaartuigen, voor het controleren van passagiers en hun handbagage en dat er voorafgaand aan en tijdens het aan boord gaan of laden passende controles worden uitgevoerd op de bemanning, de lading (met inbegrip van ruimbagage) en de proviand aan boord en dat deze maatregelen bij toenemende dreiging worden aangepast. Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt ermee in dat van haar aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen kan worden verlangd dat deze de in het derde lid bedoelde normen voor de beveiliging van de luchtvaart in acht neemt of nemen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn voorgeschreven voor de binnenkomst op, het vertrek uit en het verblijf op het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij. Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt tevens een verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij om binnen redelijke grenzen bijzondere veiligheidsmaatregelen te nemen om een specifieke dreiging het hoofd te bieden, welwillend in overweging.

  • 5. Wanneer zich een voorval voordoet van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van een burgerluchtvaartuig of andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, de passagiers en bemanning daarvan, luchthavens of luchtvaartvoorzieningen, of zich dreigt voor te doen, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bijstand door de communicatie en andere passende maatregelen te vergemakkelijken die bedoeld zijn om zo snel mogelijk en met zo min mogelijk risico voor mensenlevens aan een dergelijk voorval of de dreiging daarvan een einde te maken.

  • 6. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de andere Overeenkomstsluitende Partij is afgeweken van de bepalingen in dit artikel, kan de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om onverwijld overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partij. Dergelijk overleg vindt plaats binnen dertig (30) dagen na dat verzoek. Dit overleg dient gericht te zijn op het bereiken van overeenstemming over maatregelen die geschikt zijn voor het wegnemen van de meer directe redenen tot zorg en het in het kader van de ICAO-beveiligingsnormen nemen van de nodige maatregelen voor het creëren van een passende veiligheidssituatie.

  • 7. Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de maatregelen die zij mogelijk acht om te waarborgen dat een luchtvaartuig dat getroffen wordt door een gedraging van het wederrechtelijk in zijn macht brengen of andere gedragingen van wederrechtelijke inmenging dat op haar grondgebied geland is aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek hiervan wordt genoodzaakt door de allesoverheersende plicht mensenlevens te beschermen. Waar mogelijk worden dergelijke maatregelen getroffen op basis van onderling overleg.

Toevoegen van een nieuw artikel 6bis inzake Code-sharing en samenwerkingsovereenkomsten, met de volgende tekst:

Code-sharing en samenwerkingsovereenkomsten

Bij de exploitatie of het onderhouden van luchtdiensten op de overeengekomen routes, kan of kunnen de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij commerciële en/of samenwerkingsregelingen op het gebied van verkoop aangaan, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, vast af te nemen plaatsen, code-sharing en leaseregelingen met:

  • a. een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van dezelfde Overeenkomstsluitende Partij:

  • b. een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inbegrip van binnenlandse code-sharingdiensten die door een dergelijke luchtvaartmaatschappij worden geëxploiteerd;

  • c. een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een derde land.

Op voorwaarde dat elke luchtvaartmaatschappij die aan dergelijke overeenkomsten deelneemt:

  • a. de vereiste bevoegdheden heeft;

  • b. voldoet aan de eisen die gewoonlijk op dergelijke overeenkomsten van toepassing zijn;

  • c. ten aanzien van elk door haar verkocht ticket aan de koper op de plaats van verkoop duidelijk maakt welke luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen welke sector van de dienst feitelijk verzorgt of verzorgen en met welke luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen de koper een contractuele verbintenis aangaat;

  • d. de code-sharingdiensten van de verkopende vervoerders worden niet als een frequentie aangemerkt.

Toevoegen van een nieuw artikel 14bis inzake veiligheid van de luchtvaart, met de volgende tekst:

Veiligheid van de luchtvaart

  • 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde verzoeken om overleg inzake door de andere Overeenkomstsluitende Partij aanvaarde veiligheidsnormen op elk gebied met betrekking tot bemanning, luchtvaartuigen of hun exploitatie. Dergelijk overleg vindt plaats binnen dertig (30) dagen na dat verzoek.

  • 2. Indien een Overeenkomstsluitende Partij na dergelijk overleg oordeelt dat de andere Overeenkomstsluitende Partij op een willekeurig gebied niet op doeltreffende wijze veiligheidsnormen en -eisen handhaaft en toepast die ten minste gelijk zijn aan de minimumnormen die op dat moment uit hoofde van het Verdrag waren vastgesteld, stelt de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij daarvan in kennis en van de noodzakelijk geachte stappen om te voldoen aan die minimumnormen en neemt die andere Overeenkomstsluitende Partij passende corrigerende maatregelen. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat binnen vijftien (15) dagen, of binnen een langere termijn als overeen te komen, passende maatregelen te nemen, is dit aanleiding voor de toepassing van artikel 4 van deze Overeenkomst (Intrekking en schorsing van vergunningen).

  • 3. Onverminderd de verplichtingen bedoeld in artikel 33 van het Verdrag wordt overeengekomen dat elk luchtvaartuig dat door of op grond van een leaseregeling namens de luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende Partij wordt geëxploiteerd op diensten naar of vanuit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, terwijl het zich op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij bevindt, mag worden onderworpen aan een inspectie door de bevoegde vertegenwoordigers van de andere Overeenkomstsluitende Partij, aan boord en rond het luchtvaartuig om zowel de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig als die van zijn bemanning en de kennelijke toestand van het luchtvaartuig en zijn uitrusting te controleren (platforminspecties), mits dit niet leidt tot onredelijke vertraging.

  • 4. Indien een dergelijke platforminspectie of reeks platforminspecties leidt tot:

    • a. ernstige bezorgdheid dat een luchtvaartuig of de exploitatie van een luchtvaartuig niet voldoet aan de op dat tijdstip uit hoofde van het Verdrag vastgestelde minimumnormen; of

    • b. ernstige bezorgdheid dat de op dat tijdstip uit hoofde van het Verdrag vastgestelde veiligheidsnormen niet doeltreffend genoeg worden gehandhaafd en toegepast, staat het de Overeenkomstsluitende Partij die de inspectie verricht vrij, voor de toepassing van artikel 33 van het Verdrag, de conclusie te trekken dat de vereisten op grond waarvan het bewijs of de vergunningen ten aanzien van dat luchtvaartuig of ten aanzien van de bemanning van dat luchtvaartuig zijn afgegeven of geldig verklaard, of dat de vereisten op grond waarvan dat luchtvaartuig wordt geëxploiteerd niet gelijk zijn aan of zwaarder zijn dan de uit hoofde van het Verdrag vastgestelde minimumnormen.

  • 5. Ingeval toegang ten behoeve van de uitvoering van een platforminspectie van een luchtvaartuig in overeenstemming met het derde lid van dit artikel van een door een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij geëxploiteerd luchtvaartuig door de vertegenwoordiger van die luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen wordt geweigerd, staat het de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij daaruit af te leiden dat er aanleiding is voor ernstige bezorgdheid als bedoeld in het vierde lid van dit artikel en de conclusies te trekken zoals bedoeld in dat lid.

  • 6. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij of van luchtvaartmaatschappijen van de andere Overeenkomstsluitende Partij onmiddellijk op te schorten of daarvan af te wijken, ingeval de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij concludeert dat, hetzij naar aanleiding van een platforminspectie of reeks platforminspecties, weigering van toegang voor platforminspectie, overleg of anderszins, dat onverwijld ingrijpen essentieel is voor de veiligheid van de exploitatie van de luchtvaartmaatschappij.

  • 7. Een maatregel door een Overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met het tweede of zesde lid van dit artikel wordt beëindigd, zodra de aanleiding voor het nemen van die maatregel ophoudt te bestaan.

  • 8. Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet erop toe dat de aangewezen luchtvaartmaatschappij of luchtvaarmaatschappijen wordt of worden voorzien van communicatie-, luchtvaart- en meteorologische faciliteiten en elke andere dienst die nodig is voor de veilige exploitatie van de overeengekomen diensten.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden heeft voorts de eer voor te stellen dat deze nota tezamen met de antwoordnota waarin namens de Regering van de Republiek Indonesië de bovenstaande overeenkomst wordt bevestigd, worden beschouwd als een overeenkomst tussen de twee Regeringen tot wijziging van de Overeenkomst. Deze overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van de antwoordnota van de Regering van de Republiek Indonesië en treedt in werking op de datum waarop beide Regeringen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat in hun onderscheiden landen aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie opnieuw te verzekeren van haar zeer bijzondere hoogachting.


Nr. II

HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN VAN DE REPUBLIEK INDONESIË

Jakarta, 29 december 2011

No. D. 03960/BK/12/2011/38

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Indonesië biedt de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden zijn complimenten aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van de nota van de Ambassade van heden met voorstellen tot wijziging van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen Indonesië en Nederland, gedaan te Den Haag op 23 november 1990, die luidt als volgt:

(zoals in nota Nr. I)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer te bevestigen dat bovengenoemde wijzigingen voor de Regering van de Republiek Indonesië aanvaardbaar zijn en dat de nota van de Ambassade en deze antwoordnota een overeenkomst tussen de twee Regeringen zullen vormen die voorlopig zal worden toegepast vanaf de datum van deze antwoordnota en in werking treedt op de datum waarop beide Regeringen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat in hun onderscheiden landen aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken maakt van deze gelegenheid gebruik om de Ambassade opnieuw te verzekeren van zijn zeer bijzondere hoogachting.

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden

Jakarta


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1991, 68, Trb. 1994, 57 en Trb. 2012, 64.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2012, 64.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1994, 4, rubriek J van Trb. 1994, 57 en Trb. 2012, 64.

J. VERWIJZINGEN

Zie voor verwijzingen en overige verdragsgegevens Trb. 1990, 178, Trb. 1994, 4, Trb. 1994, 57 en Trb. 2012, 64.

Uitgegeven de vijftiende augustus 2012.

De Minister van Buitenlandse Zaken, U. ROSENTHAL

Naar boven