33 221 Goedkeuring van het op 2 februari 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2012, 28)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 mei 2012

Het kabinet dankt de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van het Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme. Het kabinet heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de desbetreffende fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen van de commissie beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen wordt aangehouden en vragen met dezelfde strekking worden samengevoegd en in één keer beantwoord.

Algemeen

De leden van verschillende fracties onderschrijven de noodzaak van de instelling van een permanent stabiliteitsmechanisme in de eurozone. De leden van de SP-fractie zijn niet op voorhand tegen de oprichting van een noodfonds, maar maken bezwaar tegen dit specifieke noodfonds. Deze leden vragen of het op grond van zorgvuldigheid niet beter is te wachten op meer duidelijkheid over nu nog onbekende zaken zoals bijvoorbeeld de by-laws. Zij vragen of de regering kan beamen dat er geen verplichting is om het verdrag per 1 juli in werking te laten treden. Verder verzoeken zij te bevestigen dat Nederland inwerkingtreding van het ESM-Verdrag niet als enige lidstaat kan tegenhouden, waarbij zij tevens vragen naar de reden van de verlaging van de drempel voor inwerkingtreding (t.w. 90% van het totaal aantal inschrijvingen).

Zoals bekend was oorspronkelijk de inwerkingtreding van het ESM-Verdrag voorzien voor medio 2013. Met de afspraak voor versnelde inwerkingtreding is een duidelijk signaal gegeven over het commitment van alle lidstaten aan het waarborgen van de financiële stabiliteit van de eurozone. Het is juist dat thans nog niet alle afspraken, die noodzakelijk zijn voor het operationeel maken van het ESM, volledig zijn afgerond. Het kabinet is evenwel van mening dat dit geen onoverkomelijke belemmering is voor de ratificatie van het Verdrag tot instelling van het ESM. Er is inderdaad geen sprake van een verplichting voor Nederland om de nationale ratificatie-procedure in juli 2012 af te ronden, maar de Nederlandse regering heeft zich door instemming met dit streven wel gebonden aan een inspanning om dit te realiseren. Gelet op het Nederlandse aandeel in het ESM van circa 5,7% is het eveneens juist dat het ESM in werking kan treden zonder dat Nederland het verdrag ratificeert. Het minimumpercentage van 90% van het totaal aantal inschrijvingen om het ESM in werking te laten treden is ten opzichte van de versie van het ESM-Verdrag dat de Kamer op 30 juni 2011 is toegezonden, verlaagd om minder afhankelijk te zijn van één of meerdere lidstaten waar het ratificatieproces meer tijd zou kunnen vergen.

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie naar de stand van zaken rond de ratificatie van het ESM-Verdrag in andere lidstaten kan meegedeeld worden dat twee lidstaten hebben geratificeerd (Frankrijk en Portugal). Twee andere lidstaten (Luxemburg, Cyprus) verwachten deze maand te kunnen ratificeren. De overige lidstaten hebben aangegeven dat ratificatie in juni of uiterlijk juli haalbaar is.

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering inzicht te geven in de gevolgen voor Nederland bij latere ratificatie dan juli 2012. Daarbij vragen zij tevens of de regering verwacht in het komende half jaar een beroep te doen op financiële steun vanuit het ESM. Wanneer dit niet het geval is, vragen zij zich af wat het belang voor Nederland is om overhaast tot ratificatie over te gaan. De regering ziet geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat Nederland de komende zes maanden in een positie zou komen die zou kunnen nopen tot een steunaanvraag uit het ESM. Dit is ook niet de overweging geweest voor de Nederlandse regering om de instelling van een Europees stabiliteitsmechanisme te steunen. De Nederlandse regering ziet het ESM als een belangrijk onderdeel van een meer omvattende aanpak van de eurocrisis. Indien Nederland later zou ratificeren dan is Nederland tot het moment van ratificatie niet gebonden aan de verplichting ten aanzien van het gestort kapitaal noch aan eventuele verplichtingen die het ESM tot die tijd zou aangaan. Het niet ratificeren van het ESM verdrag door een of enkelen landen zou wel de geloofwaardigheid van het noodfonds kunnen ondergraven.

Voorts vragen zowel de leden van de SP-fractie als de leden van fractie van de ChristenUnie naar de verhouding tussen het ESM-Verdrag en het Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU (Stabiliteitsverdrag). Deze leden vragen zich af of het Stabiliteitsverdrag (alsmede de wet HOF) niet voorafgaand aan dit Verdrag zou moeten worden geratificeerd aangezien deze ratificatie een conditie is voor het verlenen van ESM-steun.

Allereerst kan in antwoord op een vraag van leden van de fractie van de ChristenUnie bevestigd worden dat het Stabiliteitsverdrag nog niet aan de Kamer ter goedkeuring is voorgelegd. Dit zal op korte termijn gebeuren. Voor de volgorde van ratificatie is van belang op te merken dat de Europese Raad van oktober 2010 reeds overeenstemming bereikte over de noodzaak van het oprichten van een permanent stabiliteitsmechanisme terwijl pas in december 2011 overeenstemming is bereikt over de contouren van het Stabiliteitsverdrag. Daarnaast wordt het van belang geacht snel een versterkt noodfonds ter beschikking te hebben met het oog op het indammen van mogelijke financiele speculaties. Overigens geldt de voorwaardelijkheid van ratificatie van het Stabiliteitsverdrag voor de verlening van ESM-steun vanaf 1 maart 2013, met andere woorden vanaf het moment dat lidstaten een redelijke termijn hebben gehad om het Stabiliteitsverdrag te ratificeren in lijn met de daarvoor geldende nationale procedures.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de structuur van het ESM efficiënter wordt genoemd. Deze leden vragen of dit het gevolg is van het feit dat overheden meer risico’s lopen over het niet-volgestorte kapitaal. Verder willen zij weten waarom het storten van kapitaal de markt meer zekerheid geeft. Het in vergelijking met het EFSF efficiëntere kapitaalstructuur hangt niet samen met een verschil in risico. Overheden lopen niet meer risico over de bedragen die zij toezeggen aan het ESM dan aan het EFSF. Zowel het ESM als het EFSF vervullen een zeer specifieke rol, te weten het verlenen van steun aan lidstaten onder strikte voorwaarden. Het verschil in efficiëntie komt vooruit uit de verschillende structuren van het EFSF en het ESM. Het EFSF is volledig gebaseerd op garanties. Het ESM daarentegen kent een deel gestort kapitaal en een deel oproepbaar kapitaal. Het oproepbaar kapitaal is vergelijkbaar met garanties.

Het gestort kapitaal heeft een grotere waarde dan garanties, omdat gestort kapitaal direct ter beschikking staat, terwijl garanties nog moeten worden opgevraagd. Daarnaast moeten onder het EFSF ook expliciet garanties worden afgegeven voor de renteverplichtingen van het EFSF. Onder het ESM worden deze renteverplichtingen gedekt binnen de kapitaalstructuur van het ESM. Het gestort kapitaal van het ESM zorgt er mede voor dat de renteverplichtingen van het ESM gedekt worden. Hier zijn daarom geen expliciete garanties voor nodig. In de praktijk werkt dat als volgt uit: onder het EFSF staat Nederland garant voor 98 miljard euro en is een totale leencapaciteit beschikbaar van 440 miljard euro. Onder het ESM staat Nederland garant voor 35,5 miljard euro en stort het 4,6 miljard euro, waarmee een totale leencapaciteit beschikbaar is van 500 miljard euro. Hieruit blijkt dat voor dezelfde capaciteit onder het ESM minder garanties nodig zijn dan onder het EFSF.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering welke andere instrumenten en oplossingen zijn overwogen om de financiële stabiliteit binnen de eurozone te waarborgen. Zij verzoeken om een toelichting waarom een permanent noodfonds de beste oplossing is gebleken. De belangrijkste andere instrumenten voor het waarborgen van financiële stabiliteit binnen de eurozone liggen naar de mening van het kabinet op het vlak van preventie. Maar ook indien alle stappen ter voorkoming van dergelijke crises in de toekomst zijn gezet valt financiële instabiliteit nooit met zekerheid uit te sluiten. Al in een vroeg stadium van de Europese schuldencrisis bestond er overeenstemming dat voor acute liquiditeitsproblemen van individuele lidstaten een permanent mechanisme ter voorkoming van financiële instabiliteit noodzakelijk was (zie rapport Taskforce «Strengthening economic governance in the EU» onder leiding van ER-voorzitter Van Rompuy). Een mogelijk alternatief via de verstrekking van bilaterale leningen aan de betreffende lidstaat is duidelijk minder wenselijk onder meer gelet op de gevolgen voor de schuld voor de leningverstrekkende lidstaten. Andere mogelijke (vergaande) oplossingen die in strijd zouden zijn met de huidige bepalingen in het EU-Verdrag, bijvoorbeeld monetaire financiering, zijn niet door de regering overwogen.

Parlementaire controle op ESM

Voordat ingegaan wordt op de vragen die de leden van de vaste commissie voor Financiën hebben gesteld over de parlementaire controle op het ESM wil het kabinet benadrukken dat de vormgeving van deze controle een nationale aangelegenheid is die geen onderdeel uitmaakt van het ESM-Verdrag. Vooruitlopend op het nationale ratificatie-proces van het ESM-Verdrag heeft de minister van Financiën de Kamer op 18 januari jl. een voorstel gedaan voor een behandelprocedure van EFSF/ESM-besluiten1. Over dit voorstel en het verslag van een schriftelijk overleg is een Algemeen Overleg voorzien op 22 mei 2012. Dit voorstel is beperkt tot procedure-afspraken omtrent het verlenen van EFSF/ESM-steun en de verschillende instrumenten die daarbij kunnen worden onderscheiden. Centrale elementen bij de vormgeving van de parlementaire betrokkenheid zijn (1) het budgetrecht van de Kamer, (2) raadpleging van de Kamer voorafgaand aan besluitvorming en (3) gebruik van een parlementair voorbehoud indien geen tijdig overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden. Het kabinet hoopt in samenspraak met het parlement te kunnen komen tot voor iedereen heldere en werkbare procedure-afspraken die bijdragen aan een efficiënte besluitvorming.

Naast de parlementaire betrokkenheid bij het verlenen van steun vragen de leden van de fracties van de VVD, PVV en D66 naar de betrokkenheid bij het verhogen van het maatschappelijk kapitaal en het opvragen van niet-gestort kapitaal. Het verhogen van het maatschappelijk kapitaal heeft directe gevolgen voor de omvang van de Nederlandse garantieverplichting op het ESM en valt derhalve onder het budgetrecht van de Kamer. De minister van Financiën zal in zijn hoedanigheid als ESM-Gouverneur alleen kunnen instemmen met goedkeuring van de Kamer temeer daar bepaald is dat een dergelijke wijziging alleen in werking kan treden nadat de toepasselijke nationale procedures zijn doorlopen. Voor Nederland betekent dit dat een dergelijk besluit tot Verdragswijziging aan parlementaire goedkeuring zal worden onderworpen. De betrokkenheid van het parlement bij het opvragen van de door Nederland verstrekte garantie aan het ESM is als volgt: aangezien het hierbij gaat om een voorwaardelijke betalingsverplichting dienen beide Kamers de hiervoor noodzakelijke begrotingswijziging te autoriseren. Het verplichtingen-kasstelsel dat voor de begroting geldt, impliceert namelijk dat, zodra de voorwaarde zich materialiseert, er gezorgd moet worden voor voldoende kasbudget om de betaling daadwerkelijk te kunnen doen.

De leden van de fracties van VVD en D66 vragen wanneer sprake is van een noodsituatie en welk effect dit heeft op de parlementaire betrokkenheid. Verder vragen deze leden of er een rol is weggelegd voor de Europese Commissie en/of het Europees parlement bij de ESM-besluitvorming en zo ja welke.

Van een noodsituatie is sprake indien de Europese Commissie en de ECB beide concluderen dat het uitblijven van een besluit over verlening of tenuitvoerlegging van financiële bijstand de economische en financiële duurzaamheid van de eurozone in gevaar kan brengen. Deze noodsituatie heeft alleen betrekking op het verlenen van steun aan een of meerdere lidstaten van de eurozone. Conform het eerder genoemde voorstel voor een behandelprocedure van EFSF/ESM-besluiten zal het kabinet alleen met een dergelijke financiële steunverlening instemmen met een parlementair voorbehoud (ervan uitgaande dat de relevante besluitvormingsdocumenten niet tijdig met het parlement kunnen worden besproken).

Wat betreft de rol van Commissie kan worden opgemerkt dat het ESM-Verdrag de Europese Commissie belangrijke uitvoerende en adviserende taken geeft maar dat de Commissie geen stemrecht bij de uiteindelijke besluitvorming heeft. De Commissie neemt zowel aan de vergaderingen van de Raad van Gouverneurs als van de Raad van Bewind deel als waarnemer. Het Europees Parlement heeft geen rol binnen het ESM.

In de memorie van toelichting staat op pagina 12 vermeld dat bij kapitaalopvragingen het parlement binnen de verplichtingen van het ESM-Verdrag tijdig zal worden betrokken. De leden van de fracties van de VVD en D66 verzoeken om een toelichting op de zinsnede «binnen de verplichtingen van het ESM». Deze zinsnede slaat enkel en alleen op het feit dat de parlementaire betrokkenheid hierbij gerealiseerd dient te worden binnen de passende termijn die in het Verdrag genoemd wordt voor opvragingen van het niet-volgestorte maatschappelijk kapitaal en opvragingen voor aanvulling van het gestorte kapitaal. Het ESM-Verdrag noemt alleen voor het (uitzonderlijke) geval van een acute noodzaak voor een kapitaalopvraging om de betalingsverplichtingen van het ESM te kunnen voldoen een specifieke termijn van zeven dagen. De termijn van zeven dagen geldt derhalve alleen in geval van nood en in de andere gevallen zal deze termijn aanzienlijk langer zijn.

In reactie op de concretisering en verduidelijking van het behandelprocedure-voorstel voor EFSF/ESM-besluiten van de leden van de PvdA-fractie kan het volgende worden opgemerkt. Het kabinet kan zich geheel vinden in het principe van vooraf (al dan niet vertrouwelijk) informeren van de Kamer. Ook is het kabinet het eens met de inhoudelijke eisen ten aanzien van de rapportage aan de Kamer over individuele gevallen van steunverlening door het ESM. Het kabinet wil evenwel opnieuw een lans breken voor het voorstel voor aparte procedure-afspraken ten aanzien van secundaire marktinterventies zoals uiteengezet in de brief aan de Kamer van 18 januari jl.2. De door de leden van de PvdA-fractie voorgestelde informatieplicht richting de Kamer over o.a. deze interventies binnen zeven dagen na het verlenen van deze steun door het ESM kan snel leiden tot marktreacties die de effectiviteit van de ingreep ondermijnen en de kosten van stabilisatie verhogen. Om die reden heeft het kabinet voorgesteld om te werken met een combinatie van voorwaarden op basis waarvan het kabinet hierover kan besluiten en achteraf (nadat de interventies zijn gestopt) de Kamer verantwoording aflegt. Verder merkt het kabinet over kapitaalopvragingen op dat het verlenen van een garantie een voorwaardelijke betalingsverplichting betreft die eventueel tot een betaling kan leiden. Een dergelijke begrotingswijziging dient door de Kamers geautoriseerd te worden.

Wat betreft de voorgestelde bovengrens van 2% BBP voor secundaire marktinterventies vragen de leden van de SP-fractie of dit een cumulatief aandeel is. Het betreft hier inderdaad een cumulatief aandeel van meerdere interventies ten behoeve van de steunontvangende lidstaat: het is namelijk voorzien dat net als bij het SMP-programma van de ECB sprake zal zijn van meerdere momenten waarop geïntervenieerd wordt op de obligatiemarkt om de effectieve rente te stabiliseren.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering bereid is om in de voorliggende wetgeving de rol van het parlement en een aantal verplichtingen ten aanzien van onder andere de snelheid en omvang van de informatievoorziening aan de Kamer vast te leggen. Hoewel het in principe mogelijk is afspraken met de Kamer over behandelprocedures in deze wetgeving vast te leggen, is het kabinet hier geen voorstander van. Een dergelijke vastlegging zou de flexibiliteit in ernstige mate beperken. Het verdient volgens het kabinet de voorkeur om samen met de Kamer te komen tot heldere en eenduidige afspraken die de mogelijkheid bieden om eventueel als daar aanleiding toe is zonder wetswijziging van af te kunnen wijken.

Verder vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie wie men kan aanspreken indien de Nederlandse minister van Financiën in een spoedstemprocedure wordt overstemd. Zij stellen deze vraag naar aanleiding van de in de Memorie van Toelichting opgenomen passage over het ter verantwoording kunnen roepen door nationale parlementen van ministers voor hun aandeel in het functioneren van het ESM. Meer in het algemeen verzoeken deze leden toe te lichten dat de democratische controle op het ESM voldoende is geborgd. Ten eerste merkt het kabinet in algemene zin op dat besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid automatisch met zich meebrengt dat individuele lidstaten kunnen worden overstemd. Dat is ook het geval bij andere internationale financiële instellingen en bij de Raad van de Europese Unie. Zodra een gekwalificeerde meerderheid een besluit heeft genomen zal de minister van Financiën dit voor het nationale parlement dienen te verantwoorden. Met de besluitvormingsregel van onderlinge overeenstemming bij de belangrijkste besluiten in combinatie met de (nog te finaliseren) afspraken over de parlementaire betrokkenheid in Nederland, is het kabinet van mening dat een adequate democratische controle op het ESM is verzekerd. Verder merkt het kabinet specifiek in de context van de spoedstemprocedure voor het ESM op dat de risico’s op leningen waarvoor Nederland in dit geval geen goedkeuring zou hebben verleend, worden afgedekt via het zogenaamde noodreservefonds3. Dit wordt gedaan door een deel van het kapitaal van het ESM te oormerken ter dekking van eventuele tegenvallers op de met de noodprocedure overeengekomen lening. Het geoormerkte deel wordt «noodreservefonds» genoemd. Voor iedere met de noodprocedure overeengekomen lening wordt een apart deel van het kapitaal van het ESM geoormerkt. De oormerking vervalt wanneer er na het gebruik maken van de noodprocedure onderlinge overeenstemming is over een lening. Mocht er uiteindelijk geen sprake zijn van onderlinge overeenstemming tussen de ESM-leden over een lening die verstrekt is met de noodprocedure, dan blijft de oormerking voor die lening bestaan tot het einde van die lening. De omvang van de oormerking voor een lening zal afhankelijk zijn van de kredietwaardigheid van het euroland waaraan de lening verstrekt wordt.

Permanent stabiliteitsmechanisme

De leden van de fracties van de VVD, ChristenUnie en PVV vragen naar de betrokkenheid van het IMF bij steunoperaties van het ESM. In het ESM-Verdrag is vastgelegd dat er naar actieve deelname van het IMF zal worden gestreefd, zowel op technisch als op financieel niveau. Van een lidstaat van de eurozone die om financiële bijstand van het ESM verzoekt, wordt bovendien verwacht dat hij, steeds als dit mogelijk is, een soortgelijk verzoek tot het IMF richt. Het instrumentarium van het IMF wordt vastgesteld door de Bewindvoerders van het IMF. Het IMF kan net als het ESM leningen verstrekken in het kader van macro-economische aanpassingsprogramma’s zoals voor de huidige programma’s aan Griekenland, Ierland en Portugal. Ook kan zowel het IMF als het ESM preventief steun verstrekken aan lidstaten.

Sommige instrumenten van het ESM kent het IMF echter niet. Dit geldt voor interventies op primaire en secundaire staatsobligatiemarkten en de herkapitalisatie van financiële instellingen. Interventies op primaire en secundaire staatsobligatiemarkten behoren niet tot het instrumentarium van het IMF. Daarnaast kan het IMF steun voor de herkapitalisatie van financiële instellingen alleen aanbieden in het kader van een breder macro-economisch aanpassingsprogramma, en niet, zoals in het geval van het ESM, steun bieden die uitsluitend gericht is op de financiële sector. Indien een lidstaat een steunaanvraag doet bij het ESM voor één van deze instrumenten is het dan ook niet mogelijk dat het IMF een soortgelijk instrument aanbiedt. In alle gevallen zal het IMF echter expertise kunnen leveren door middel van de reguliere surveillance activiteiten zoals de Artikel IV consultaties en de doorlichting van de financiële sector van landen.

De leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de PVV vragen naar de wijze waarop besluitvorming plaatsvindt door de Raad van Gouverneurs en wanneer sprake is van een noodprocedure om over te gaan tot steunverlening. De Raad van Gouverneurs van het ESM neemt op basis van onderlinge overeenstemming belangrijke beslissingen ten aanzien van het ESM. Hieronder valt onder meer het opvragen van kapitaal, het verhogen van het maatschappelijk kapitaal van het ESM, het verlenen van steun aan een ESM-lid, het vaststellen van de voorwaarden daarvoor en de delegatie van taken aan de Raad van Bewindvoerders.

De Raad van Gouverneurs neemt met gekwalificeerde meerderheid van 80% van stemmen besluiten die meer van operationele aard zijn. Het gaat ondermeer om besluiten over de gedetailleerde technische voorwaarden voor de toetreding van een nieuw lid tot het ESM overeenkomstig artikel 44, over het vaststellen van de organisatievoorschriften van het ESM en het reglement van orde van de Raad van Gouverneurs en de Raad van Bewindvoerders, het benoemen van de directeur van het ESM, het goedkeuren van de jaarrekening van het ESM, het opheffen van de immuniteit van de voorzitter van de Raad van Gouverneurs, een gouverneur, een plaatsvervangend gouverneur, een bewindvoerder, een plaatsvervangend bewindvoerder of de directeur van het ESM.

De procedure voor het inzetten van een steuninstrument staat nauwkeurig beschreven in artikel 13 van het ESM-Verdrag.

Van de noodprocedure om over te gaan tot steunverlening zal alleen gebruik worden gemaakt indien de Europese Commissie en de ECB beide concluderen dat verzuim om een besluit ten aanzien van het verstrekken of implementeren van financiële steunverlening de economische en financiële duurzaamheid van de eurozone in gevaar brengt. In dit geval zal een gekwalificeerde meerderheid van 85% van de geplaatste stemmen genoodzaakt zijn om een besluit van de Raad van Gouverneurs met onderlinge overeenstemming over steunverstrekking middels een ESM instrument en het vaststellen van het memorandum van overeenstemming.

In antwoord op een vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie is het niet mogelijk om achteraf aan te geven of de Europese Commissie en de ECB ten tijde van de steunprogramma’s aan Griekenland, Ierland en Portugal geconcludeerd zouden hebben dat sprake was van een dergelijk acuut noodgeval. Voor de betrokkenheid van het IMF in acute noodgevallen gelden geen andere bepalingen dan datgene wat is vastgelegd in het ESM-Verdrag voor alle gevallen, inclusief acute noodgevallen, en zoals dat hierboven is beschreven. Het IMF kent eigen procedures omtrent steunverstrekking waarbij de ervaring met de op dit moment lopende steunprogramma’s is dat het IMF in staat is om zeer snel te handelen en dat besluitvorming omtrent deze steunprogramma’s veelal parallel plaats heeft gevonden met de besluitvorming in het EFSF.

De leden van de fractie van de VVD hebben gevraagd naar de status van de leningen van het ESM. In de brief van 14 juli 2011 heeft de minister van Financiën op verzoek van de Kamer een toelichting gegeven over de preferente crediteurenstatus van het ESM4. In de uiteindelijke preambule van het verdrag is, mede op aandringen van Nederland, ook de claim van preferente crediteurenstatus voor het ESM opgenomen, met dien verstande dat het IMF als preferente crediteur een hogere status heeft dan het ESM. Het IMF legt deze claim echter niet vast. Nederland heeft in de discussies omtrent het ESM-Verdrag geëist dat de claim van de preferente crediteurenstatus voor het ESM wel opgenomen zou worden. Veel lidstaten vonden dit in strijd met de praktijk van het IMF. Het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen is dat de claim opgenomen is in het verdrag met uitzondering voor steun die volgt op de huidige programma’s aan Griekenland, Ierland en Portugal.

Het ESM zal inderdaad, zoals de leden van de fractie van de VVD stellen, en zoals hiervoor toegelicht geen preferente crediteurenstatus claimen voor steun aan Griekenland, Ierland en Portugal die volgt op de lopende programma’s voor deze lidstaten. De leden van de fractie van de VVD vragen naar de benoeming van de Nederlandse afgevaardigde in de Raad van Bewindvoerders. Elke Gouverneur benoemt één Bewindvoerder en één plaatsvervangend bewindvoerder en maakt daarbij een keuze uit personen die in hoge mate competent zijn in economische en financiële zaken. Deze benoemingen zijn te allen tijde herroepbaar. Het is de verwachting dat de leden van de Raad van Bewindvoerders van het ESM dezelfde personen zullen zijn als de leden van de Raad van Bestuur van het EFSF. Het betreft hier de leden van de Eurogroep Werkgroep, bestaande uit ambtenaren van de ministeries van Financiën van de eurolanden. Voor Nederland gaat het dan om de Thesaurier-generaal van het ministerie van Financiën.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de betrokkenheid van de centrale banken. Voor de betrokkenheid van de centrale banken van de eurolanden in het kader van het ESM is sterk gekeken naar de betrokkenheid van de centrale banken in het kader van het EFSF. Op 20 juni 2011 hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie de eurolanden gemachtigd de ECB te verzoeken de in het ESM-Verdrag vastgestelde taken te vervullen. Zo wordt de ECB in het ESM-Verdrag ondermeer betrokken bij de analyse van schuldhoudbaarheid van ESM-leden die een aanvraag doen voor steun en bij het vaststellen van de beleidsvoorwaarden omtrent steun uit het ESM. De ECB stelt daarnaast de analyse vast voor de vraag of er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten en risico's voor de financiële stabiliteit en op basis waarvan de Raad van Gouverneurs met onderlinge overeenstemming kan besluiten over interventies op de secundaire markt.

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd naar de surveillance die plaatsvindt indien een land een steunprogramma krijgt en naar de rol van het ESM daarbij. In het ESM-Verdrag is vastgelegd dat de Europese Commissie de verantwoordelijkheid krijgt om – in overleg met de ECB en, steeds als dit mogelijk is, samen met het IMF – toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden die aan de verstrekte steun verbonden zijn. Hierbij is aangesloten bij de systematiek voor surveillance voor steun uit het EFSF waarbij frequente missies plaatsvinden naar het steunontvangende land. De taak van het ESM is het financieren van steunprogramma’s aan ESM-leden en is dan ook zeer specifiek. Voor de inhoudelijke expertise omtrent steunprogramma’s zal gebouwd worden op de kennis en ervaring van de Europese Commissie, de ECB en het IMF. Net als in het geval van het EFSF, zal het ESM bij steunverstrekking de financieel-technische voorwaarden van de steun bepalen en voorstellen aan de Raad van Gouverneurs. Dit is tevens vastgelegd in het ESM-Verdrag. Ten behoeve van deze rol zal het ESM financieel-economische expertise nodig hebben zoals het EFSF die ook kent.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de stem van het parlement omtrent de voorwaarden waaronder leningen uit het ESM worden verstrekt en hoe de noodprocedure zich verhoudt tot het budgetrecht van de Kamer. Voor het antwoord hierop wordt verwezen naar hetgeen hierover in de voorgaande paragraaf over parlementaire controle is opgemerkt. De deelname van Nederland aan het ESM en de bijbehorende bijdrage van Nederland in het kapitaal van het ESM van circa € 40 miljard in totaal dient goedgekeurd te worden door de Tweede- en Eerste Kamer middels deze ratificatieprocedure. Met deze ratificatieprocedure en bijbehorende incidentele suppletoire begroting wordt volledig recht gedaan aan het budgetrecht van de Kamer. Een ratificatieprocedure van een verdrag is daarbij bovendien een zwaardere vorm van parlementaire autorisatie dan goedkeuring via een begrotingswet. Bij ratificatie van het ESM-Verdrag door Nederland is Nederland gebonden aan de bepalingen uit het ESM-Verdrag, waaronder de bepalingen omtrent kapitaaloproepen, binnen de maximale bijdrage van Nederland aan het kapitaal van het ESM van circa € 40 miljard. De Raad van Gouverneurs kan besluiten tot verhoging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM inclusief de totale bijdrage van Nederland van circa € 40 miljard en kan het ESM-Verdrag daartoe wijzigen. In het ESM-Verdrag is hierbij echter bepaald dat een dergelijke wijziging alleen in werking kan treden nadat de toepasselijke nationale procedures zijn doorlopen. Voor Nederland betekent dit dat een dergelijk besluit tot Verdragswijziging aan parlementaire goedkeuring zal worden onderworpen. Het betreft immers een wijziging van het verdrag zelf dat aan parlementaire goedkeuring onderworpen moet worden op grond van artikel 91, eerste lid, van de Grondwet.

Verhouding met het EU-Werkingsverdrag

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de in het ESM-Verdrag voorziene bevoegdheidstoedelingen zich verhouden tot die welke in het VWEU met betrekking tot de Europese en Monetaire Unie zijn opgenomen, in het bijzonder de specifieke bepalingen voor de lidstaten die de euro als munt hebben (artikelen 136 tot en met 138 EU-Werkingsverdrag). Verder vragen deze leden zich af of het intergouvernementele karakter niet voorbij gaat aan de «checks and balances» die in het institutionele kader van het EU stelsel geregeld zijn. Ook vragen de leden van de fractie van D66 of het mogelijk is in de toelichting de verhouding tussen het in het ESM-Verdrag geregelde instrumenten en bevoegdheden en de in het VWEU neergelegde institutionele structuur op te nemen. De EU-Verdragen hebben voorrang op het ESM-Verdrag. Dit betekent dat bij de uitvoering van het ESM-Verdrag in overeenstemming zal moeten worden gehandeld met (onder meer) artikel 136 tot en met 138 van het EU-Werkingsverdrag en de maatregelen die op grond daarvan zijn genomen. Belangrijke waarborgen hiervoor zijn de adviserende rol van de Europese Commissie en de ECB en de geschillenbeslechting door het EU Hof. De bredere controle-structuur is daarnaast opgebouwd uit een interne auditfunctie, een externe accountantscontrole en de publieke externe controle door nationale rekenkamers die met de Europese Rekenkamer zitting hebben in het Audit Comité, alsmede de verantwoording die de leden van de Raad van gouverneurs aan hun nationale parlement moeten afleggen.Hoewel het systeem van «checks and balances» op deze wijze complex is, meent het kabinet dat dit systeem voldoende waarborgen biedt. Elders in deze nota gaat de regering in detail in op de regelingen voor publieke externe controle. De memorie van toelichting kan niet meer worden gewijzigd. Deze nota, evenals nog in te dienen overige stukken en het debat met beide kamers maken deel uit van de wetsgeschiedenis en heeft dezelfde status als een memorie van toelichting.

In reactie op de in de memorie van toelichting genoemde voorrang van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het EU-Werkingsverdrag op het ESM-Verdrag, vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de implicaties voor de rechtmatigheid van het handelen van het Europees stabiliteitsmechanisme. Deze leden vragen of het niet logisch is om het aandeel van Nederland in het vol te storten en oproepbare kapitaal niet eerder te committeren dan nadat artikel 136 van het EU-Werkingsverdrag is gewijzigd.

De voorrangsbepaling levert naar het oordeel van het kabinet geen problemen op omdat de inwerkingtreding van het Besluit geen voorwaarde is voor de toepasbaarheid in de Europese Unie van het ESM-Verdrag. Het onderhavige Besluit kwam immers tot stand om redenen van rechtszekerheid en niet als voorwaarde voor de geldigheid van een stabiliteitsmechanisme. Er is dientengevolge ook geen reden de storting of beschikbaarstelling van kapitaal op te schorten. Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen hierover in de nota naar aanleiding van het verslag bij de ontwerp goedkeuringswet van het Besluit tot wijziging van artikel 136 van het Werkingsverdrag is opgenomen (Kamerstukken II, 33 220, nr. 5).

Interne en externe controle op ESM

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering nader in te gaan op de kritiek van de Algemene Rekenkamer en welke verbeteringen op het gebied van externe controle en externe informatievoorziening er nog te verwachten is. De leden van de VVD-fractie vragen naar de kans van slagen van het opnemen van de Nederlandse wensen ten aanzien van de publieke controle in de by-laws van het ESM, waaronder het verruimen van de bevoegdheden van het Audit Comité. Ook vragen deze leden of de regering voornemens is om voorstellen te doen om de gezamenlijke inzet van de Nationale Rekenkamers van de 17 ESM-landen vast te leggen in de by-laws. De leden van de fractie van D66 vragen welke onderdelen precies worden uitgewerkt in de by-laws op het gebied van externe controle en externe informatievoorziening. Zoals de minister van Financiën de Kamer eerder in twee brieven5 heeft laten weten en conform de motie Schouten/Dijkgraaf en de motie Schouw c.s.6 heeft het kabinet zich ingezet voor gedegen publieke controle van het ESM. Het kabinet deelt op hoofdlijnen de opvatting van de Rekenkamer en de Tweede Kamer en heeft zich om die reden ingezet voor een sterke externe controle. Het ESM-Verdrag bevat de rechtsbasis voor drie afzonderlijke controlelagen binnen het ESM, te weten: (1) een publieke externe controlelaag met het Audit Comité («Board of Auditors») waarin twee nationale rekenkamers vertegenwoordigd zijn alsmede de Europese Rekenkamer, (2) een interne auditfunctie die wordt uitgevoerd door een interne auditafdeling en tot slot (3) een onafhankelijke externe accountantsfunctie. Mede dankzij aandringen van Nederland is dit op deze wijze neergelegd in het ESM-Verdrag. De by-laws voorzien in verdere invulling en concretisering op grond van deze rechtsbasis in het ESM-Verdrag. De belangrijkste onderdelen van deze by-laws zijn: de invulling van het onderzoeksmandaat van het Audit Comité, de definitie van het roulatiesysteem van het Audit Comité, de randvoorwaarden voor publicatie en vertrouwelijkheid, de elementen waaruit het financiële verslag en het jaarverslag van het ESM dienen te bestaan, de invulling van de interne auditfunctie en de invulling van de externe accountantsfunctie. Zoals verwoord in de brief van de Minister van Financiën van 24 april 20127 is de inzet van Nederland bij de invulling in de by-laws tot op heden vruchtbaar gebleken op zowel het punt van het onderzoeksmandaat voor het Audit Comité als de publicatiemogelijkheden. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat het om ambtelijke voorbesprekingen gaat en dat na inwerkingtreding van het ESM de Raad van Gouverneurs de by-laws zal vaststellen. Op genoemde onderdelen van de by-laws wordt direct aangesloten bij de gezamenlijke inzet van de 17 nationale rekenkamers. Dat wil zeggen dat het onderzoeksmandaat van het Audit Comité zich uitstrekt tot onderzoek naar rechtmatigheid, naleving van beleid, doeltreffendheid en risicomanagement. De publicatiemogelijkheden bevatten onder meer een verplichting aan de Raad van Gouverneurs om het jaarverslag van het ESM binnen 30 dagen aan de nationale parlementen te zenden. Ook wordt het jaarverslag van het ESM op de toekomstige website van het ESM geplaatst. Dit jaarverslag wordt opgesteld door de Raad van Bewindvoerders, goedgekeurd door de Raad van Gouverneurs en bevat de volgende elementen: (1) een beschrijving van het beleid en de activiteiten van het ESM, (2) het financieel jaarverslag, (3) het rapport van de externe accountants bij het financieel jaarverslag en tot slot (4) het jaarrapport van de Board of Auditors inclusief conclusies en aanbevelingen. Het kabinet benadrukt dat de by-laws op dit punt geen bepalingen zullen bevatten die verder gaan dan het ESM-Verdrag zelf, maar dienen ter invulling van hetgeen in het ESM-Verdrag is neergelegd. Verder is het kabinet van mening dat hiermee een stevige governance-structuur is neergelegd voor (publieke) controle op het ESM.

De leden van de fractie van D66 vragen om een schets van het traject voor het uitwerken en goedkeuren van de by-laws en de mogelijkheden voor inspraak en amendering. Ook vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie in dit kader welke zekerheid het parlement aan de totstandkoming van by-laws kan ontlenen, aangezien deze pas na goedkeuring van het ESM-Verdrag door de Raad van Gouverneurs worden goedgekeurd. De by-laws maken geen onderdeel uit van het ESM-Verdrag. Momenteel worden voorbereidingen getroffen op ambtelijk niveau zodat de by-laws na de inwerkingtreding van het ESM formeel opgesteld en goedgekeurd kunnen worden door de Raad van Gouverneurs met gekwalificeerde meerderheid. Eventuele latere amendering geschiedt eveneens met gekwalificeerde meerderheid. De Nederlandse inbreng verloopt via het Nederlandse lid van de Raad van Gouverneurs. De zekerheid die het parlement kan ontlenen aan de totstandkoming van deze by-laws kan voor wat betreft de besluitvormingsprocedure vergeleken worden met de zekerheid die het Nederlandse parlement heeft wanneer bij reguliere EU wetgevingstrajecten de Raad van de Europese Unie met gekwalificeerde meerderheid besluiten neemt.

De leden van de CDA-fractie vragen of de rol van de nationale rekenkamer(s) te vergelijken is met de Independent Evaluation Office (IEO) van het IMF. Naar de inschatting van het kabinet deelt het IEO van het IMF een aantal kenmerken van de voorziene Audit Comité van het ESM, met name de onafhankelijke positie die het inneemt binnen het IMF en de mogelijkheid tot het doen van eigen zelfstandig onderzoek. Een fundamenteel verschil is de juridische basis van beide organisaties: het Audit Comité van het ESM heeft een stevige rechtsbasis in het ESM-Verdrag terwijl het IEO pas recent is opgericht op grond van een intern besluit van het IMF. Ook zijn er belangrijke verschillen in de reikwijdte van het onderzoeksmandaat, de doelomschrijving en de wijze waarop de leden van deze instanties worden benoemd.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aandacht te besteden bij het opstellen van de by-laws van het ESM aan de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht ten opzichte van de interne en externe audit functie binnen het ESM. De leden van de fracties van D66 en PvdA vragen zich tevens af of er mogelijkheden zijn gecreëerd voor de toegang tot de benodigde informatie van de Board of Auditors, en of het mogelijk is over te gaan tot publiceren zonder inspraak of redactie van de Raad van Gouverneurs of Bewind. Zowel de interne als de externe audit functie is conform internationale audit standaarden ingericht en er rust geen enkele belemmering op de controlerende organen van het ESM (zowel interne als externe controle) om toegang te krijgen tot alle gewenste informatie die nodig is voor het uitoefenen van hun taken. Voor wat betreft de vraag over het publiceren: voor alle organen van het ESM geldt dat gegevens die de stabiliteit van de eurozone bedreigen of die kunnen leiden tot een verstoring van de financiële markten, onderworpen kunnen worden aan speciale vertrouwelijkheid.

De leden van de fracties van D66 en PvdA stellen vragen over het zelfstandig en op eigen initiatief instellen van onderzoek door de Board of Auditors. Er zijn geen beperkingen voor de Board of Auditors c.q. het Audit Comité om zelfstandig en op eigen initiatief onderzoek in te stellen zolang deze binnen de uitoefening van zijn mandaat valt.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering kan toezeggen dat zij alle auditrapporten van het Audit Comité aan de Kamer verstrekt en openbaar maakt, samen met of gevolgd door een oordeel van de regering over het rapport. Het kabinet is uiteraard bereid om op verzoek van de Kamer een reactie te geven op het jaarverslag van het Audit Comité zoals dat door het ESM aan alle nationale parlementen wordt gezonden, alsmede desgewenst op alle andere openbare rapporten van het Audit Comité.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de roulatie van de nationale rekenkamers plaatsvindt in de Board of Auditors. Het roulatieschema wordt gebaseerd op een lijst met twee groepen ESM-landen: ten eerste de groep bestaande uit de helft van de ESM landen met relatief de hoogste aandelenbijdrage (afgerond op hele getallen); ten tweede de resterende helft van de ESM-landen. Daarna volgt een alfabetisch rotatiesysteem op grond van de Engelse spelling waarbij uit elk van de twee groepen een land aangewezen wordt. Door middel van een eenmalige loting worden de landen aangewezen die de rotatielijst voor de eerste maal zullen aanvoeren. Dit systeem zorgt ervoor dat er altijd een «klein» en «groot» ESM-land tegelijkertijd vertegenwoordigd zijn in het Audit Comité. Een gevolg is ook dat elk land evenveel kans heeft om zitting te krijgen in het eerste Audit Comité, afhankelijk van genoemde loting. De zittingsperiode in het Audit Comité is drie jaar zonder verlenging.

Vervolgens stellen de leden van de PVV-fractie de vraag wat bedoeld wordt in het nader rapport met «verdere integratie van het ESM». Deze leden verzoeken de regering in te gaan op de vraag of dit wenselijk is. Met «verdere integratie» wordt gedoeld op de vraag of het ESM in de toekomst deel zou moeten gaan uitmaken van het institutionele kader van de EU en dus ook in de EU-Verdragen geïncorporeerd zou moeten worden. Het kabinet is van mening dat op basis van ervaringen met het ESM eerst op termijn de wenselijkheid hiervan kan worden bezien.

Budgettaire consequenties

De leden van de fracties van de SP en VVD vragen naar de beoordeling van Eurostat over de schuld van het ESM. Eurostat heeft op 12 april jl. bevestigd dat het ESM door Eurostat aangemerkt zal worden als internationale financiële instelling en dat als gevolg daarvan de schuld van het ESM niet toegerekend zal worden aan de schuld van de ESM-leden8. Alleen het gestorte kapitaal van de ESM-leden zal worden meegerekend voor de EMU-schuld van deze landen.

De leden van de fracties van de PVV, SP en VVD vragen naar het beleggingsbeleid ten aanzien van het volgestort kapitaal van het ESM van 80 miljard euro en het dividendbeleid van het ESM. De leden van de fractie van de SP vragen tevens in hoeverre de eurolidstaten betrokken worden bij het beleggings- en dividendbeleid. De directeur van het ESM zal zoals vastgelegd in artikel 22 van het ESM-Verdrag een prudent beleggingsbeleid voor het ESM voeren. Dit beleggingsbeleid zal erop gericht zijn de hoogste kredietwaardigheid van het ESM te garanderen en daarmee een laag risicoprofiel kennen. Ten behoeve van het beleggingsbeleid zullen door de Raad van Bewindvoerders richtsnoeren vastgelegd worden met gekwalificeerde meerderheid. Deze richtsnoeren zullen bovendien regelmatig opnieuw beoordeeld worden door de Raad van Bewindvoerders. Het ESM zal naar verwachting het volgestort kapitaal beleggen in obligaties van euro-lidstaten met een hoge kredietwaardigheid. In het ESM-Verdrag is vastgelegd dat de externe auditors zonder voorbehoud bevoegd zullen zijn om alle boeken en rekeningen van het ESM te onderzoeken en volledig over de transacties van het ESM te worden geïnformeerd. Dit geldt tevens voor het beleggingsbeleid van het ESM.

Het dividendbeleid van het ESM zal vastgesteld worden door de Raad van Bewindvoerders van het ESM. De Raad van Bewindvoerders kan met gewone meerderheid van stemmen besluiten een dividend aan de ESM-leden uit te keren wanneer het eigen vermogen van het ESM meer bedraagt dan vereist is om de leencapaciteit van het ESM te handhaven en wanneer de beleggingsopbrengst niet vereist is om een tekort in de voldoening van de crediteuren te vermijden. Dividenden worden uitgekeerd naar rato van de bijdragen aan het volgestort kapitaal. In het ESM-Verdrag is vastgelegd dat zolang het ESM zijn volledige leencapaciteit van 500 miljard euro niet heeft bereikt, er geen dividend wordt uitgekeerd. In de Rijksbegroting wordt bovendien vanuit het oogpunt van prudentie niet gerekend op een dividenduitkering van het ESM.

De leden van de PVV-fractie en SP-fractie vragen naar de bedrijfs- en administratiekosten van het ESM. De leden van de SP-fractie vragen of er een maximum is bepaald aan de opbrengsten uit de beleggingen dat het ESM mag aanwenden voor bedrijfs- en administratiekosten. Verder verzoeken de leden van de PVV-fractie en de SP-fractie inzicht in de betrokkenheid van de deelnemende lidstaten in het benoemings- en beloningsbeleid van de ESM-organisatie.

Er is geen maximum gesteld aan het deel van de opbrengst van de beleggingen van het ESM dat gebruikt wordt voor het dekken van bedrijfs- en administratiekosten. Wel is vastgelegd in het ESM-Verdrag dat de jaarlijkse begrotingen van het ESM vastgesteld zullen worden door de Raad van Bewindvoerders met gekwalificeerde meerderheid. De jaarlijkse operationele kosten van het ESM zullen afhankelijk zijn van de activiteiten die het ESM in dat jaar zal moeten ondernemen. In jaren waarin het ESM zeer actief dient te zijn met meerdere steunprogramma’s tegelijkertijd is de verwachting dat de jaarlijkse operationele kosten op basis van EFSF-cijfers circa 30 miljoen euro zouden bedragen. In jaren waarin het ESM relatief weinig financiering hoeft te verstrekken bedragen de operationele kosten naar verwachting circa 15 miljoen euro. Indien sprake is van een steunprogramma worden conform het ESM-Verdrag de operationele kosten van het ESM doorberekend aan het steunontvangende land. De deelnemende lidstaten zijn nauw betrokken bij het arbeidsvoorwaardenbeleid van het ESM: uit hoofde van artikel 33 en art.6.5 stelt de Raad van Bewind bij gekwalificeerde meerderheid de arbeidsvoorwaarden van de directeur en ander personeel van het ESM vast. Mede op aandringen van Nederland is een terughoudend beloningsbeleid ingevoerd, waarbij het ESM personeel in lagere salarisschalen zal werken dan vergelijkbare internationale financiële instellingen zoals de EBRD, EIB en ECB. Alleen voor een beperkt aantal specialisten (maximaal 15 personen op een personeelsbestand van 75 personen ofwel 20%) geldt dat zij afwijkend (meer in lijn met de beloningsschalen in andere internationale financiële instellingen) kunnen worden beloond, als een subcomité van de Raad van Bewind daar goedkeuring aan verleend. Het beloningsniveau van de directeur is vastgesteld op het niveau van de vice-president van de ECB. Wat betreft het benoemingsbeleid geschiedt de benoeming van de directeur door de Raad van Gouverneurs met gekwalificeerde meerderheid (zie art.5.7.e).De directeur is verantwoordelijk voor de aanstelling en het ontslag van het personeel overeenkomstig de door de Raad van Bewind vast te stellen personeelsstatuten (zie art. 7.4).

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af in hoeverre in de steunprogramma’s voor Ierland, Portugal en Griekenland rekening is gehouden met de bijdragen van deze landen aan het kapitaal van het ESM. Alle regeringen van de lidstaten van de eurozone hebben zich gecommitteerd aan het ESM en het versneld in werking treden van het ESM. De Eurogroep van 30 maart jl. heeft nog eens specifiek overeenstemming bereikt over het versneld volstorten van het gestort kapitaal van het ESM. Ierland heeft in zijn recente stabiliteitsprogramma van april dit jaar de volledige stortingen vanaf 2012 tot en met 2014 verwerkt in zijn begrotingsramingen. Naar aanleiding van de missie van de trojka van 15 tot 27 februari 2012 in Portugal kwam de derde voortgangsrapportage van de trojka uit. Hierin werd reeds bekend dat de Portugese regering eind maart een suppletoire begroting 2012 naar het parlement zou sturen. In deze suppletoire begroting 2012 werden zowel maatregelen als meevallers en extra uitgaven zoals aan het ESM meegenomen. Deze suppletoire begroting is inmiddels aangenomen door het parlement. In het Griekse leningenprogramma waarover de Eurogroep op 12 maart jl. een akkoord over bereikte, is rekening gehouden met de volgende kapitaalstortingen aan het ESM; 0,9 miljard euro in 2012, 0,5 miljard euro in 2013 en 0,5 miljard euro in 2014. De totale storting van Griekenland aan het ESM bedraagt circa 2,2 miljard euro. Op 30 maart jl. werd bekend dat de stortingen aan het ESM versneld zullen worden. De kapitaalstorting waar nog niet rekening mee gehouden werd op 12 maart jl. zal verwerkt worden binnen het programma.

De leden van de fractie van de PVV vragen naar de kapitaaloproepen indien een ESM-lid in gebreke blijft en de verhouding met artikel 125 van het VWEU. De leden van de fractie van de PvdA vragen tevens naar de gevolgen indien de kapitaalstortingen van enkele deelnemende ESM-leden uitblijven. Voorop dient gesteld te worden dat ten alle tijden geldt dat de aansprakelijkheid van elk ESM-lid beperkt is tot zijn aandeel in het maatschappelijk kapitaal. Dit is vastgelegd in het ESM-Verdrag. Het Nederlandse aandeel in het maatschappelijk kapitaal bedraagt in totaal circa 40 miljard euro. Bovendien is vastgelegd dat de ESM-leden op grond van hun lidmaatschap aan het ESM niet aansprakelijk zijn voor de verplichtingen van het ESM. De verplichting om te voldoen aan kapitaaloproepen geldt anderzijds wel voor alle eurolanden die het ESM-Verdrag geratificeerd hebben. Deze verplichting geldt dus ook voor landen die een steunprogramma kennen.

In het ESM-Verdrag zijn vervolgens bepalingen opgenomen ten behoeve van de waarborging van de kredietwaardigheid van het ESM en zodat het ESM aan zijn financiële verplichtingenkan voldoen. Om deze reden is in het ESM-Verdrag vastgelegd dat indien een ESM-lid verzuimt een betaling te verrichten die uit hoofde van een kapitaaloproep door de Raad van Bewindvoerders of directeur van het ESM gedaan wordt, dat vervolgens een herziene, verhoogde kapitaaloproep bij alle ESM-leden gedaan wordt om ervoor te zorgen dat het ESM het vereiste totaalbedrag aan volgestort kapitaal ontvangt. Door een verhoogde kapitaaloproep te doen aan alle ESM-leden wordt het bedrag van het in gebreke gebleven ESM-lid en dat het ESM tekort komt pro rata voldaan door de overige ESM-leden. Voor Nederland geldt hierbij dus dat dit kan tot een bedrag van circa 40 miljard euro, te weten het Nederlandse aandeel in het maatschappelijk kapitaal. De Raad van Gouverneurs zal een gedragslijn vaststellen om ervoor te zorgen dat het ESM-lid dat in gebreke blijft zijn schuld aan het ESM terugbetaald bijvoorbeeld binnen een periode van zes maanden. De Raad van Gouverneurs heeft bovendien het recht over het achterstallige bedrag een boeterente te heffen. Wanneer het in gebreke gebleven ESM-lid zijn schuld aan het ESM vereffent, wordt het overschot aan kapitaal aan de overige ESM-leden terugbetaald. Daarnaast is in het ESM-Verdrag bepaald dat indien een ESM-lid verzuimt te voldoen aan een kapitaaloproep, het desbetreffende ESM-lid, zolang dat verzuim voortduurt, geen stemrechten heeft in het ESM. Deze bepalingen gelden ook indien meerdere ESM-leden niet zouden voldaan aan een kapitaaloproep. Artikel 125 van het VWEU bepaalt dat een lidstaat niet aansprakelijk is voor de verbintenissen van een andere lidstaat en deze niet mag overnemen. Aangezien de verbintenissen van een ESM-lid dat in gebreke blijft jegens het ESM blijven bestaan en het desbetreffende ESM-lid daarvoor verantwoordelijk blijft, wordt voldaan aan de bepalingen van Artikel 125 van het VWEU. De overige ESM-leden nemen deze verbintenissen niet over en zijn daarvoor niet aansprakelijk.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de criteria voor de evaluatie van het maatschappelijk kapitaal van het ESM. De Raad van Gouverneurs evalueert met onderlinge overeenstemming het maatschappelijk kapitaal in ieder geval iedere vijf jaar. Het ligt in de lijn der verwachting dat criteria als de stand van de financiële stabiliteit in de eurozone, de omvang van de tot dusver door het ESM verstrekte steun, de nog beschikbare ESM capaciteit, de marktomstandigheden van de ESM-leden en in de eurozone en de verwachtingen voor deze criteria voor de toekomst belangrijke onderdelen zullen zijn van een dergelijke evaluatie. Overigens geldt dat wijzigingen in het maatschappelijk kapitaal in Nederland aan een parlementaire goedkeuring zullen worden onderworpen via ratificatie van een verdragswijziging. Het betreft immers een wijzigingsverdrag, dat net als het verdrag zelf, aan parlementaire goedkeuring onderworpen moet worden op grond van artikel 91, eerste lid, van de Grondwet.

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af wat de precedenten zijn voor de verwachting dat een 15% ratio tussen gestort kapitaal en uitstaande leningen voldoende is om een AAA-beoordeling te krijgen. Tevens verzoeken de leden van de fractie van de PvdA informatie over de mogelijkheid van overgaranties in de kapitaalstructuur van het ESM. Voor de kapitaalstructuur van het ESM is gekozen voor een structuur met gestort en oproepbaar kapitaal waarmee aangesloten wordt bij andere internationale financiële instellingen als de EBRD en de EIB. Voorafgaand aan het vaststellen van de kapitaalstructuur van het ESM heeft overleg plaatsgevonden met experts van kredietbeoordelaars. Op basis van deze consultaties is de kapitaalstructuur van het ESM tot stand gekomen in het eerste kwartaal van 2011 waarbij de experts van de kredietbeoordelaars destijds zijn gekomen tot het oordeel van de hoogst mogelijke kredietwaardigheid voor het ESM. Wanneer het ESM in werking treedt zullen kredietbeoordelaars een daadwerkelijk oordeel geven aan de kredietwaardigheid van het ESM. Op dit moment is nog niet bekend wat dat oordeel zal zijn.

Naar aanleiding van het verdragsartikel over wijzigingen in het maatschappelijk kapitaal vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of de regering kan bevestigen dat hieruit voortvloeiende begrotingswijzigingen altijd via indiening van een incidentele suppletoire begroting zal plaatsvinden. Zoals ook door de leden van de fractie van de ChristenUnie gememoreerd dienen voor het in werking treden van een wijziging van het maatschappelijk kapitaal eerst de toepasselijke nationale procedures doorlopen zijn. Voor Nederland betekent dit dat dergelijke wijzigingen aan een parlementaire goedkeuring zullen worden onderworpen via ratificatie van een verdragswijziging. Het betreft immers een wijzigingsverdrag dat, net als het verdrag zelf, aan parlementaire goedkeuring onderworpen moet worden op grond van artikel 91, eerste lid, van de Grondwet. Daarnaast zal bij een wijziging van het maatschappelijk kapitaal met consequenties voor de Nederlandse bijdragen daaraan een begrotingswijziging plaatsvinden. Deze wijziging zal verwerkt worden in de begroting zoals door het indienen van een reguliere of incidentele suppletoire begroting.

De leden van de fractie van de PVV vragen naar de consequenties voor het maatschappelijk kapitaal en de leencapaciteit van het ESM indien een euroland het ESM-Verdrag niet ratificeert. In het ESM-Verdrag zijn de bedragen waarop lidstaten inschrijven vastgelegd. Deze bedragen wijzigen niet indien een euroland het ESM-Verdrag niet ratificeert waarmee het totale bedrag van Nederland van circa 40 miljard euro in het ESM ook ongewijzigd blijft. Indien een euroland het ESM-Verdrag niet ratificeert heeft dit wel consequenties voor de procentuele aandelen van de overige eurolanden die lid zijn geworden van het ESM. Aangezien het niet ratificeren van het ESM-Verdrag door een euroland ervoor zorgt dat de omvang van het maatschappelijke kapitaal van het ESM kleiner wordt dan 700 miljard euro, zal bij een gelijke kredietwaardigheid van het ESM de leencapaciteit van het ESM in dat geval naar verwachting kleiner zijn.

De leden van de fracties van de PVV en SP hebben vragen gesteld over de wijze waarop eventuele geldstromen in relatie tot het ESM invloed zullen hebben op het EMU-saldo en de EMU-schuld en de nationale begrotingskaders. Bij ratificatie van het ESM-Verdrag zal Nederland een kapitaalstorting doen in het ESM. De statistische regels bepalen dat dergelijke stortingen alleen effect hebben op de schuld. De Nederlandse schuld zal door de bijdrage aan het ESM de komende jaren in totaal met 4,6 miljard euro stijgen. Echter, om deze kapitaalstorting te kunnen doen, zal Nederland geld moeten lenen op de kapitaalmarkt. Nederland betaalt daarom ook rente over deze 4,6 miljard euro. Deze rente zal volgens de statische regels een negatieve impact hebben op het EMU-saldo. Nederland betaalt overigens momenteel een zeer lage rente over staatsleningen. Er zijn echter ook ontvangsten uit het ESM die kunnen leiden tot een beter saldo. Het ESM belegt namelijk het gestorte kapitaal in staatsobligaties. Het rendement wat zodoende behaald wordt komt, als er dividend wordt uitbetaald door het ESM, ten goede van de aandeelhouders van het ESM, waaronder Nederland. In begrotingsregel 24 van de Nederlandse begrotingsregels staat dat maatregelen voor de financiële stabiliteit niet kaderrelevant zijn. De ontvangsten en uitgaven van het ESM vallen hier ook onder.

Het EFSF mag tussen juli 2012 en juli 2013 nog financiële verplichtingen aangaan als de capaciteit van het ESM nog geen 500 mld. bedraagt. De leden van de PVV-fractie vragen in welk geval voor EFSF of ESM zal worden gekozen en wie dit bepaalt. Zoals de Kamer eerder is gemeld heeft de Eurogroep op 30 maart 2012 besloten de gezamenlijke leencapaciteit van het EFSF en het ESM te verhogen9.  De Eurogroep heeft besloten dat het ESM vanaf juli 2012 de voornaamste noodfaciliteit zal zijn. Het is juist dat het EFSF tussen juli 2012 en juli 2013 alleen nieuwe steunprogramma’s mag aangaan indien de nieuwe beschikbare capaciteit van het ESM gedurende de opbouwende fase niet 500 miljard euro is.

Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie een nadere toelichting op het ingroeimodel voor kleine landen op hun aandeel in het ESM-kapitaal. Deze leden vragen op welke landen dit ingroeimodel van toepassing is.

De verdeelsleutel voor deelname in het ESM is gebaseerd op de verdeelsleutel voor de centrale banken van de landen van de eurozone voor bijdrage aan het kapitaal van de ECB. Deze sleutel zou voor een aantal kleinere ESM-leden een relatief grote bijdrage betekenen in verhouding tot hun nationale inkomen. Daarom is gekozen voor een zogenaamd ingroeimodel voor deze landen. Voor ESM-leden met een BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75% van het EU-gemiddelde geldt een transitieperiode van maximaal 12 jaar na invoering van de euro gedurende welke een beperkte correctie zal worden toegepast op de verdeelsleutel. Het betreft hierbij kleinere eurolanden zoals Estland en Slovenië.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de determinanten van de verdeelsleutel. De verdeelsleutel van het ESM is gebaseerd op de sleutel voor de inschrijving van de nationale centrale banken van de ESM-leden op het kapitaal van de ECB. Deze sleutel van de ECB dient als uitgangspunt voor de verdeelsleutel van het ESM. De verdeelsleutel van het ESM wordt aangepast indien een nieuw lid toetreedt tot het ESM en het maatschappelijk kapitaal van het ESM automatisch wordt verhoogd en wanneer er een einde komt aan de tijdelijke correctie van de verdeelsleutel van een lidstaat. Een tijdelijke correctie van de verdeelsleutel vindt plaats indien het BBP per hoofd van deze lidstaat bij toetreding tot het ESM minder dan 75% van het gemiddelde BBP per capita bedraagt. Deze correctie vindt plaats voor een periode van 12 jaar na toetreding tot de eurozone.

Wijzigingen in de verdeelsleutel hebben geen consequenties voor de kapitaalstructuur van gestort en oproepbaar kapitaal. Wel is het zo dat als een nieuw lid toetreedt tot het ESM het maatschappelijk kapitaal van het ESM automatisch wordt verhoogd, waardoor ook het gestort kapitaal en het oproepbaar kapitaal wordt verhoogd met de bijdrage van het nieuw toegetreden lid.

Het gestort kapitaal wordt door de ESM-leden gefaseerd ingelegd in vijf jaarlijkse gelijke delen. Dit is vastgelegd in het ESM-Verdrag. Ook is vastgelegd dat een ESM-lid kan besluiten om over te gaan tot versnelde betaling van zijn aandeel in het gestort kapitaal. De regeringsleiders van de eurozone hebben op 2 maart 2012 verklaard gebruik te maken van deze optie en twee van de vijf delen reeds in 2012 te storten. Na ratificatie van het ESM-Verdrag zal Nederland in 2012 twee tranches van het gestort kapitaal volstorten, wat neerkomt op circa 1,8 miljard euro. Op basis van het besluit van de Eurogroep zal Nederland in 2013 wederom twee tranches storten. In 2014 wordt de laatste tranche gestort van circa 915 miljoen euro. In de incidentele suppletoire begroting die gelijktijdig met het ESM-Verdrag aan de Tweede Kamer is gezonden, is de storting van 1,8 miljard euro voor 2012 verwerkt. Formele begrotingsgoedkeuring voor de stortingen in 2013 en 2014 volgt bij de Miljoenennota 2013 en 2014. De stortingen van lidstaten in het ESM komen ten laste van de EMU-schuld.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de garantie is die Nederland verstrekt uit hoofde van het opvraagbaar kapitaal van het ESM. Het opvraagbaar kapitaal in het ESM bedraagt 620 miljard euro. Het Nederlandse aandeel in het ESM is circa 5,7% waarmee de garanties van Nederland voor het oproepbaar kapitaal neer komen op circa 35,5 miljard euro. Deze garanties zijn opgenomen in de incidentele suppletoire begroting voor het ESM, welke gelijktijdig met het ESM-Verdrag aan de Tweede Kamer is verzonden. De garanties voor het oproepbaar kapitaal van het ESM staan naast de verstrekte garanties in het kader van het EFSF van 97,8 miljard euro. Aangezien het EFSF en ESM van juli 2012 tot juli 2013 naast elkaar zullen bestaan komen de garanties voor beide noodfaciliteiten voor deze periode ook naast elkaar te staan.

De leden van de SP-fractie vragen naar het maximum bedrag dat het ESM kan uitlenen., Het maximale bedrag dat het ESM kan uitlenen is € 500 miljard. Dit is vastgelegd in het ESM-Verdrag.

Financiële slagkracht ESM

De leden van de fractie van de PvdA hebben vragen gesteld over de leencapaciteit van het ESM. De ministers van Financiën van de eurolanden hebben tijdens de Eurogroep van 30 maart 2012. overeenstemming bereikt over het versneld opbouwen van het ESM. Twee van de vijf tranches van het gestort kapitaal van het ESM zullen volgestort worden in 2012 en 2013. Ten slotte zal één laatste tranche van het gestort kapitaal volgestort worden in 2014. Voor Nederland gaat het in totaal om circa 4,6 miljard euro. In het ESM-Verdrag is verder vastgelegd dat de ESM-leden zullen waarborgen dat de gecombineerde leencapaciteit van het ESM en het EFSF minimaal 500 miljard euro bedraagt. Naar verwachting zullen in juli 2013 wanneer EFSF geen nieuwe steunprogramma’s meer aan zal kunnen gaan drie van de vijf tranches volgestort zijn in het ESM. Gecombineerd met de reeds gecommitteerde leencapaciteit van het EFSF van ca. 200 miljard eurovoor de programma’s voor Griekenland, Ierland en Portugal is daarmee ook in juli 2013 een leencapaciteit van 500 miljard euro beschikbaar gesteld. Bij afronding van het volstorten van het gestort kapitaal van het ESM zal het ESM een onafhankelijke capaciteit kennen van 500 miljard euro, waarmee tezamen met het EFSF een gecombineerde capaciteit van 700 miljard euro wordt bereikt. In het ESM-Verdrag is bovendien bepaald dat de ESM-leden zich gedurende de opbouwfase van het ESM committeren aan het sneller volstorten van het gestort kapitaal van het ESM opdat de verhouding tussen het volgestort kapitaal en de door het ESM uitgegeven leningen ten minste 15% bedraagt. Deze door het ESM aangegane leningenprogramma’s dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Raad van Gouverneurs. Hiermee is in het ESM-Verdrag een mogelijkheid opgenomen om het ESM versneld op te bouwen ten behoeve van het eerder beschikbaar stellen van de volledige leencapaciteit van 500 miljard euro van het ESM indien de Raad van Gouverneurs daartoe met onderlinge overeenstemming over besluit. Voor Nederland geldt daarbij dat een dergelijk besluit alleen in overleg met de Kamer tot stand kan komen.

Artikelsgewijze toelichting

De leden van de CDA-fractie vragen wat de officiële rol van de ECB is en hoe de ECB betrokken wordt bij het ESM. Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op eerdere vragen van de leden van de CDA-fractie die in de paragraaf over het permanent stabiliteitsmechanisme zijn beantwoord.

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering toe te lichten waarom er niets is geregeld met betrekking tot het zich terugtrekken uit het ESM (uittredingsbepaling) door lidstaten, zoals dit bijvoorbeeld wel geregeld is in artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In het verlengde hiervan vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie de regering toe te lichten of het voor een ESM-lid überhaupt mogelijk is om het lidmaatschap van het ESM op te zeggen? Artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet uitsluitend in een mogelijkheid voor een lidstaat van de Europese Unie om de Europese Unie te verlaten. Het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet niet in een bepaling om uitsluitend uit de eurozone te treden. Uit de Europese verdragen komt naar voren dat de invoering van de euro door een EU lid een onomkeerbare handeling dient te zijn. Het ESM wordt opgericht met als doel een stabiliteitsmechanisme op te richten voor de lidstaten die de euro als munt hebben. Om dit doel door het ESM zo goed als mogelijk te waarborgen en om recht te doen aan de toetreding tot de eurozone door landen is er geen uittredingsbepaling opgenomen in het ESM-Verdrag.

De leden van de CDA-fractie vragen naar het noodreservefonds en specifiek waarom het noodreservefonds noodzakelijk is en of de regeling geldt voor alle landen. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat er gebeurt als een land naderhand toch geen goedkeuring geeft en wie daar dan uiteindelijk voor betaalt. Ook vraagt de fractie hoe dit nu geregeld is, hoeveel middelen er in het noodreservefonds opgenomen kunnen worden, hoe groot de limiet is en hoe deze limiet wordt bepaald. Zoals eerder gemeld in de paragraaf parlementaire controle op het ESM, acht het kabinet de noodprocedure om over te gaan tot steunverlening wenselijk om de effectiviteit van het ESM te waarborgen. Het noodreservefonds voor de met noodprocedure overeengekomen steunverstrekking moet voorkomen dat er extra geld wordt opgevraagd van de ESM-leden bij eventuele tegenvallers op de desbetreffende steunverstrekking. Om in dit knelpunt te voorzien is gezocht naar mogelijkheden om met bestaande middelen de risico’s af te dekken. Als een ESM-lid als gevolg van de noodprocedure risico’s zou kunnen lopen op leningen waarvoor het betreffende ESM-lid via de noodprocedure geen toestemming heeft verleend, kan dit worden afgedekt via het zogenaamde noodreservefonds. Dit wordt gedaan door een deel van het kapitaal van het ESM te oormerken ter dekking van eventuele tegenvallers op de met de noodprocedure overeengekomen lening. Het geoormerkte deel wordt «noodreservefonds» genoemd en is van alle eurolanden die lid zijn van het ESM. Voor iedere met de noodprocedure overeengekomen lening wordt een apart deel van het kapitaal van het ESM geoormerkt. Alle ESM-leden kunnen mogelijk een beroep moeten doen op de noodprocedure en daarmee op het noodreservefonds. De oormerking vervalt in beginsel wanneer er na het gebruik maken van de noodprocedure onderlinge overeenstemming is over een lening. Zodoende zullen er geen verschillende noodreservefondsen zijn. Mocht er onverhoopt en tegen de verwachting in uiteindelijk geen sprake zijn van onderlinge overeenstemming tussen de ESM leden over een lening die eerder verstrekt is met de noodprocedure, dan blijft de oormerking voor die lening bestaan tot het einde van die lening. De omvang van het noodreservefonds is niet gelimiteerd en de omvang van de oormerking voor een lening zal afhankelijk zijn van de kredietwaardigheid van het euroland waaraan de lening verstrekt wordt. Des te hoger de kredietwaardigheid, des te lager is naar verwachting de benodigde oormerking10.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom een maatschappelijk kapitaal van 700 miljard euro genoemd wordt, terwijl het totaal opvraagbare kapitaal maar 500 miljard euro bedraagt. Voor het ESM is gekozen voor een zo efficiënt mogelijke kapitaalstructuur die leidt tot een stabiel leenvolume en een robuuste kredietwaardigheid. Het totale maatschappelijk en geplaatst kapitaal van het ESM bestaat uit 700 miljard euro en wordt opgebouwd uit 80 miljard euro aan volgestort kapitaal en 620 miljard euro aan niet-volgestort kapitaal. Het maatschappelijk kapitaal van het ESM bedraagt 700 miljard euro ten behoeve van een effectieve leningcapaciteit van 500 miljard euro. Door deze verhouding tussen volgestort en niet volgestort kapitaal enerzijds en de effectieve leencapaciteit anderzijds kan een hoge kredietwaardigheid van het ESM gewaarborgd worden met betere leningvoorwaarden voor het ESM.

De leden van de CDA-fractie vragen welke voorwaarden voor de tegenpartijen worden gehanteerd bij het aantrekken van financiële middelen op de kapitaalmarkten en welk risicobeleid hierbij wordt gehanteerd. De financiële middelen die het ESM nodig heeft voor het geven van bijstand trekt zij aan op de kapitaalmarkt van financiële instellingen, zoals banken, pensioenfondsen en verzekeraars of andere entiteiten die deze rol kunnen vervullen zoals beleggingsfondsen. Voorwaarden die hiervoor gelden zijn conform financiering van gebruikelijke obligatiecontracten.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of niet-eurolanden op ad hoc basis steun kunnen krijgen van het ESM, wat daarvoor de criteria zijn en welke bepalingen hierover zijn opgenomen. Steun door het ESM staat uitsluitend open voor ESM-leden, onder de voorwaarden zoals vastgelegd in het ESM-Verdrag. Het ESM-Verdrag voorziet wel in de mogelijkheid dat staten die geen ESM-lid zijn op ad hoc basis en parallel aan het ESM aan operaties voor stabiliteitssteun aan lidstaten van de eurozone kunnen bijdragen.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie waaruit de geheimhoudingsverplichting waaraan in artikel 34 wordt gerefereerd bestaat. Zij verzoeken in te gaan op de noodzaak hiervan en vragen naar een vergelijking met andere internationale instellingen zoals de OESO, de ECB en het IMF. Deze geheimhoudingsverplichting is noodzakelijk om het onafhankelijk functioneren van het ESM te kunnen waarborgen. Vergelijkbare regels bestaan doorgaans bij andere internationale organisaties, zoals de ECB (artikel 37 Statuten ECB).

De leden van de SP-fractie vragen of de immuniteiten die gelden voor functionarissen van het ESM dezelfde zijn als die voor andere EU-instellingen. Verder stellen zij de vraag of het juist is dat functionarissen van het ESM in tegenstelling tot die bij andere EU-instellingen niet ter verantwoording kunnen worden geroepen bij het Europees Hof van Justitie. De immuniteiten die gelden voor ESM-functionarissen zijn vergelijkbaar met die van functionarissen van EU-instellingen. Evenals bij EU-instellingen zullen ESM-functionarissen ter verantwoording kunnen worden geroepen bij de instelling c.q. het orgaan waarbinnen zij werkzaam zijn. Er zijn nog geen uitgewerkte bepalingen over de arbeidsvoorwaarden en rechtsbescherming van de ESM-functionarissen. De Raad van Bewind zal deze bepalingen vaststellen (artikel 33).

De leden van de CDA-fractie willen weten wat de verdragrechtelijke gevolgen zijn van het feit dat het ESM en het EFSF enige tijd naast elkaar bestaan. Ook vraagt de CDA-fractie wat hiervan de gevolgen zijn voor de totale omvang van de garanties die door Nederland worden verstrekt en de verwachting van de regering over de duur van de situatie waarin beide noodfondsen naast elkaar bestaan. In artikel 39 van het ESM-Verdrag wordt de verhouding met de EFSF leningen beschreven. Verdragsrechtelijk kunnen het EFSF en het ESM naast elkaar bestaan. Het EFSF zal actief blijven voor de steunprogramma’s die voor juli 2012 zijn aangegaan. Het EFSF mag tussen juli 2012 en juli 2013 alleen nieuwe steunprogramma’s aangaan indien de nieuwe beschikbare capaciteit van het ESM gedurende de opbouwende fase niet 500 miljard euro is. Na juli 2013 zal het EFSF uitsluitend ingezet worden voor de dan al bestaande steunprogramma’s. Zoals gemeld in het verslag van de Eurogroep van 30 maart 2012 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 902) zullen voor Nederland van juli 2012 tot juli 2013 de garanties voor het EFSF en ESM gezamenlijk uitkomen op 134 miljard euro. Naast het Nederlandse garantieplafond van 98 miljard euro voor het EFSF komen de garanties voor het ESM te staan van 35,5 miljard euro. Het huidige Nederlandse garantieplafond van 98 miljard euro wordt tijdelijk overschreden, zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer in het Algemeen Overleg van 15 december 2011. Structureel komen de garanties voor Nederland voor het ESM neer op 35,5 miljard euro, 4,6 miljard euro gestort kapitaal voor het ESM, plus de benodigde garanties voor de dan gecommitteerde EFSF leningen.

De leden van de PVV-fractie geven aan dat het ESM pas van kracht kan worden op het moment dat 90% van de inschrijvingen het bekrachtigd hebben. De leden van de PVV-fractie vragen wanneer dit het geval is en of 1 juli 2012 wel haalbaar is. De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast wat er gebeurt indien in de tussentijd een land onverhoopt uit de eurozone zou treden. Wat zijn in dat geval de gevolgen voor de bijdrage van Nederland en voor de verdeelsleutel? De regeringsleiders van de lidstaten van de eurozone hebben tijdens de Europese Raad van 8 en 9 december 2011 de intentie uitgesproken om het ESM-Verdrag in juli 2012 in werking te laten treden. Het kabinet gaat er dan ook vanuit dat het ESM in juli 2012 in werking kan treden. De exacte datum van inwerkingtreding is afhankelijk van de goedkeuringsprocedures in de verschillende parlementen in de 17 lidstaten van de eurozone. Ingaande op de vraag van de CDA-fractie kan gemeld worden dat het Verdrag betreffende de Europese Unie niet voorziet in een mogelijkheid voor een EU lid om de eurozone te verlaten. In dat geval, wanneer het maatschappelijk kapitaal van het ESM ongewijzigd blijft, zal de verdeelsleutel voor het ESM voor de overige ESM-leden pro rata wijzigen om het totaal van de verdeelsleutel weer op 100% te brengen. In beginsel zal de verdeelsleutel van de ECB gewijzigd moeten worden, omdat de verdeelsleutel van het ESM daarvan is afgeleid.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de samenhang tussen het Stabiliteitsverdrag en het ESM-Verdrag. Verder vragen de leden van de CDA-fractie naar de gevolgen van de verschillen in ratificatieperiode tussen beide verdragen. In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie tevens in hoeverre het mogelijk is om toch een beroep te doen op het ESM zonder dat het Stabiliteitsverdrag is geratificeerd en hoe volgens de regering de kansen liggen dat het Stabiliteitsverdrag wel in werking treedt, maar het ESM-Verdrag niet.

Als voorwaarde voor de oprichting van een permanent stabiliteitsmechanisme heeft Nederland geëist dat ook betekenisvolle stappen gezet worden om de budgettaire discipline in de eurozone te versterken. Het ESM-Verdrag en het verdrag voor stabiliteit, coördinatie en bestuur vullen elkaar aan in het bevorderen van budgettaire verantwoordelijkheid en solidariteit in de economische en monetaire unie. In de preambule van zowel het ESM-Verdrag als het Stabiliteitsverdrag staat dat het eventueel verlenen van financiële bijstand in het kader van nieuwe programma's uit hoofde van het ESM, vanaf 1 maart 2013 conditioneel zal zijn op het op die datum hebben geratificeerd van het Stabiliteitsverdrag door het betrokken ESM-lid. Tevens dient het principe van structureel begrotingsevenwicht uiterlijk maximaal 1 jaar nadat het Stabiliteitsverdrag in werking is getreden adequaat in nationale wetgeving te zijn omgezet. Regeringleiders hebben de intentie uitgesproken om het ESM-Verdrag in juli 2012 in werking te laten treden en de streefdatum voor het in werking treden van het Stabiliteitsverdrag is 1 januari 2013. De exacte datum van inwerkingtreding hangt af van de datum waarop de vereiste norm voor ratificatie is behaald. Voor het Stabiliteitsverdrag dienen hiertoe 12 van de 17 eurolanden dit verdrag geratificeerd te hebben. Het kabinet vindt het van belang dat beide verdragen tijdig in werking kunnen treden en zet zich hier voor in, waarbij het uiteindelijke oordeel aan de nationale parlementen zal zijn.

De minister van Financiën, J. C. de Jager


X Noot
1

Zie Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 877.

X Noot
2

Idem.

X Noot
3

Zie Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 884.

X Noot
4

Zie Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 818.

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07 nr. 906 en nr. 909.

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-20, nr. 619 en nr. 618.

X Noot
7

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07 nr. 909.

X Noot
9

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 902.

X Noot
10

Zie Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 884.

Naar boven