33 199 Beleidsdoorlichting Veiligheid en Justitie

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2015

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 3 juni 2015 is gesproken over mijn brief inzake opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting inzake artikel 32 van de begroting van Ministerie van Veiligheid en Justitie 2015 (Kamerstuk 33 199, nr. 8).

De commissie heeft mij verzocht de Kamer aanvullende informatie te verstekken en daartoe enkele specifieke vragen te beantwoorden over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting van artikel 32 zoals gepland voor de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2015.

Bijgaand treft U de antwoorden aan op de door u gestelde vragen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Vragen en antwoorden

1. Waarom is er voor gekozen om niet de opzet en vraagstelling van alle voorgenomen beleidsdoorlichtingen van 2015 en/of 2016 aan de Kamer te sturen, zoals de bewindspersonen van bijvoorbeeld Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Infrastructuur en Milieu, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken wel hebben gedaan? Kunt u dat alsnog doen?

Uw Kamer heeft via mijn brief van 7 mei jl. de opzet en vraagstelling ontvangen van de door mij voorgenomen beleidsdoorlichtingen in 2015. Dat betreft de doorlichting van het begrotingsartikel 32 Rechtsbijstand en Rechtspleging. Voor de derde dinsdag van september zal ik uw kamer informeren over de onderzoeksopzet van de beleidsdoorlichtingen die in het begrotingsjaar 2016 aan de Kamer worden toegestuurd.

2. Is de geplande eindrapportage van de Commissie onderzoek kostenstijging rechtsbijstand nog steeds uiterlijk 1 september 2015 te verwachten, nu de Staatssecretaris in zijn brief d.d. 1 mei 2015 heeft laten weten dat de tussenrapportage (van uiterlijk 1 juni a.s.) niet kan worden vervroegd?

Het tussenbericht van de Commissie onderzoek kostenstijging rechtsbijstand heeft de Staatssecretaris inmiddels ontvangen en aan uw Kamer aangeboden. In dit tussenbericht heeft de Commissie laten weten dat het tijdpad voor de advisering ambitieus is, maar dat zij er niettemin naar streeft de eindrapportage uiterlijk 1 september 2015 gereed te hebben.

Vraag 3. Kunt u aangeven of u voornemens bent de conclusies en aanbevelingen van de Commissie onderzoek kostenstijging rechtsbijstand mee te nemen in de beleidsdoorlichting van artikel 32? Zo nee, waarom niet?

Gelet op de overlap die het onderzoek van de Commissie heeft met een beleidsdoorlichting heb ik besloten het onderdeel gesubsidieerde rechtsbijstand niet mee te nemen in de beleidsdoorlichting artikel 32. Mijn verwachting is dat in het onderzoek van de Commissie de evaluatievragen die normaal gesproken in een beleidsdoorlichting voorkomen, aan de orde zullen komen.

Vraag 4: Waarom heeft u er niet voor gekozen artikel onderdeel 32.1 Apparaatsuitgaven Hoge Raad mee te nemen in de beleidsdoorlichting? Mist zo niet informatie die nodig is voor het bepalen van mate waarin de bekostigingssystematiek bijdraagt aan een stelsel van rechtspraak dat op een doelmatige wijze tot effectieve uitkomsten leidt?

De beleidsdoorlichting van Artikel 32.1 Apparaatsuitgaven Hoge Raad zal worden meegenomen in de beleidsdoorlichting van artikel 32.3 Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend Rechtsbestel.

Vraag 5: Wanneer kan de beleidsdoorlichting verwacht worden aangezien de te onderzoeken periode 2007–2015 is en de beleidsdoorlichting in de planning van beleidsdoorlichtingen in de begroting van 2015 genoteerd staat voor 2015 en om ook dan naar de Kamer gestuurd te worden?

De beleidsdoorlichting zal in 2015 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

6. Wordt er voor het onderzoek ook eigen empirische data verzameld of wordt er alleen gebruik gemaakt van reeds bestaande onderzoeken of evaluaties?

De jaarverslagen van de Raad en de beschikbare evaluaties zijn afdoende om de vijftien vragen van een beleidsdoorlichting te beantwoorden. Er zullen geen nieuwe empirische data worden verzameld.

7. Op welke periode hebben de betreffende onderzoeken en evaluaties die gebruikt worden voorde beleidsdoorlichting betrekking?

Het betreft onderzoeken en evaluaties die zijn verricht tussen 2007 en 2015.

8. Op welke manier kunt u de geëiste onafhankelijkheid van de deskundige, in dit geval het WODC, voor het geven van een oordeel over de beleidsdoorlichting garanderen, als voor de beleidsdoorlichting gebruik gemaakt wordt van «relevante studies die zijn verricht in het omvangrijke bestand aan wetenschappelijk onderzoek dat door of in opdracht van het WODC is verricht»?

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zet evaluatieonderzoek uit via het WODC. Van het WODC-(evaluatie)onderzoek dat aan de beleidsdoorlichting ten grondslag ligt, wordt de onafhankelijkheid en wetenschappelijke kwaliteit geborgd door onder meer begeleidingscommissies die steeds worden voorgezeten door een externe hoogleraar, of een equivalent daarvan. Het WODC is als onafhankelijke begeleider/monitor van de beleidsdoorlichtingen expliciet genoemd in de RPE (p. 72 Rbv 2012: «Medewerkers van inspectiediensten alsmede departementale onderzoeksinstellingen met een onafhankelijke status – bijvoorbeeld Planbureaus, WODC, IOB, LEI – kunnen wel als onafhankelijke optreden.») Het WODC monitort tijdens en na afronding van beleidsdoorlichtingen of de beschikbare evaluatiebronnen op wetenschappelijk verantwoorde wijze zijn gesynthetiseerd.

Naar boven