33 192 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling

Nr. 17 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 januari 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel E, onder 5, komt de aanhef van het zesde lid te luiden:

6. De verstrekking van gegevens betreffende de vingerafdrukken van de vreemdeling uit de vreemdelingenadministratie in de gevallen bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten vindt slechts plaats in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie:.

B

In artikel I, onderdeel E, onder 6, komt het zevende lid te luiden:

7. Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht Onze Minister de gegevens en inlichtingen te verstrekken die Onze Minister behoeft voor de uitvoering van deze wet en voor de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Deze bestuursorganen kunnen daarbij gebruik maken van het vreemdelingennummer, het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en van andere, bij regeling van Onze Minister aangewezen, nummers.

Toelichting

Deze nota van wijziging beoogt in onderdeel A te regelen dat vingerafdrukken afkomstig uit de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) alleen ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten mogen worden verstrekt (conform artikel 107, vijfde lid, onder c van de Vreemdelingenwet 2000), nadat de rechter-commissaris daartoe toestemming heeft verleend. Aan de criteria die voor die verstrekking gelden, verandert deze nota van wijziging niets. Het doel is om nog duidelijker tot uiting te brengen dat het hier gaat om vingerafdrukken die voor een ander doel zijn verkregen dan de opsporing van strafbare feiten en dat die persoonsgegevens om die reden slechts onder uitzonderlijke omstandigheden voor dat laatstgenoemde doel mogen worden gebruikt. Over het gebruik ten behoeve van een strafonderzoek van gegevens uit de BVV wordt nu door de officier van justitie besloten. Deze nota van wijziging regelt dat hij die beslissing niet eerder kan nemen dan nadat hij toestemming van de rechter-commissaris heeft verkregen.

De wijziging van artikel 107, zevende lid, is het gevolg van de laatste ministeriële herindeling waarbij de verantwoordelijkheid voor de Rijkswet op het Nederlanderschap is overgegaan naar de Minister van Veiligheid en Justitie.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven