33 189 Beleidsdoorlichting Koninkrijksrelaties

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2015

Naar aanleiding van de motie Harbers c.s. is uw Kamer op 19 november 2014 toegezegd (Kamerstuk 34 000, nr. 52) dat u vooraf wordt betrokken bij de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichtingen. Op 27 mei 2015 heeft u van de Minister van Financiën een brief ontvangen over de uitwerking van de motie (Kamerstuk 34 000, nr. 59).

In 2016 staat binnen het begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties een beleidsdoorlichting gepland voor artikel 2 – Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners. In deze brief ga ik in op de opzet en reikwijdte van deze beleidsdoorlichting, inclusief de daarbij horende kwaliteitseisen. Het uitgangspunt bij de vormgeving is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) 2015.

De beleidsdoorlichting gaat achtereenvolgens in op:

  • De beoogde doelstellingen van het beleid, te weten:

    Het ondersteunen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën.

  • De daartoe ingezette beleidsinstrumenten, zoals de samenwerkingsprogramma’s en de schuldsanering, en achterliggende uitgaven;

  • Doelmatigheid en doeltreffendheid van de ingezette instrumenten.

Ook wordt inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen zijn voor het beleid mocht zich de situatie voordoen dat er 20% minder budget beschikbaar is. Ik merk daarbij op dat een substantieel deel van de beleidsinstrumenten vanaf 2015 reeds wordt afgebouwd (zie bijlage)1.

Reikwijdte

De beleidsdoorlichting kijkt terug op een periode die start bij de staatkundige hervormingen van 10 oktober 2010 tot nu. Conform de RPE heeft de beleidsdoorlichting enkel betrekking op de binnen artikel 2 ingezette programmagelden (zie Bijlage 1). Apparaat- en pensioenuitgaven worden derhalve niet meegenomen.

De beleidsdoorlichting gaat niet in op het versterken van de bestuurlijke samenhang en centrale coördinatie in Den Haag voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Conform afspraak in 2010 worden na vijf jaar de nieuwe staatkundige verhoudingen geëvalueerd. De evaluatiecommissie onder voorzitterschap van mevrouw Spies brengt in oktober 2015 het rapport uit. De kabinetsreactie op de evaluatie Staatkundige structuur Caribisch Nederland wordt uiterlijk in oktober 2016 aan de Tweede Kamer verzonden; de inkomsten en uitgaven aan Caribisch Nederland (inclusief de middelen op hoofdstuk IV ad. € 1,5 mln. structureel vanaf 2014) en de coördinerende rol van de Minister van BZK maken onderdeel uit van de evaluatie Staatkundige structuur Caribisch Nederland.

Werkwijze

De beleidsdoorlichting wordt inhoudelijk opgebouwd aan de hand van beleidsevaluaties die momenteel worden uitgevoerd of reeds zijn afgerond, te weten:

  • Evaluatie Antilliaaanse MedeFinancierings Organisatie (AMFO);

  • Evaluatie Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA);

  • Evaluatie Rijkswet Financieel Toezicht

  • Tussenevaluatie Fondo Desaroyo Aruba (FDA)

Naar verwachting is de eindevaluatie van FDA eind 2016 afgerond en wordt derhalve niet meegenomen in deze beleidsdoorlichting.

De beleidsdoorlichting vormt een syntheseonderzoek gebaseerd op de evaluaties die 5 jaar na 10-10-10 zijn of worden uitgevoerd. Om de kwaliteit en onafhankelijkheid van de onderzoeksopzet en uitkomsten te borgen, is mevrouw dr. C.M. Klein Haarhuis van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, bereid gevonden om als onafhankelijk deskundige te fungeren.

Tijdpad

Ik verwacht de doorlichting uiterlijk in het laatste kwartaal van 2016 aan uw Kamer te kunnen toesturen. Eventuele vragen van uw kant ontvang ik graag zo spoedig mogelijk opdat er zich geen onnodige vertragingen voordoen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven