Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33177 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33177 nr. 3 |
Vastgesteld 7 januari 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de indiener van de initiatiefnota «Maak van een onschuldig kind geen slachtoffer» (Kamerstuk 33 177, nr. 2).
Bij brief van 7 januari jl. heeft de indiener van de initiatiefnota deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
Adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts
Inhoudsopgave
Blz. |
|
---|---|
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Inleiding |
2 |
1. Probleem |
4 |
2. De feiten op een rij |
6 |
3. Huidig aanbod voor kind en moeder in detentie |
7 |
4. Praktijkonderzoek |
8 |
5. Conclusie |
8 |
6. Beslispunten |
8 |
7. Financiële verantwoording |
11 |
II. Reactie van de indiener van de initiatiefnota |
11 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij merken in algemene zin op dat detentie dient te volgen op misdrijven waarvoor detentie als straf is toegelaten. Het is de rechter die de persoonlijke omstandigheden van de verdachte afweegt. Deze leden zijn in ieder geval van mening dat het hebben van kinderen een extra verantwoordelijkheid legt op de persoon die misdrijven pleegt en dat het belang van de samenleving onder omstandigheden zwaarder kan wegen dan het belang van het individu. Het niet of minder betrokken zijn bij de opvoeding kan een gevolg zijn van crimineel gedrag. Voornoemde leden willen verder benadrukken dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van een ouder is die zelf besluit crimineel te zijn. Zij constateren dat de indiener een aantal feiten door elkaar lijkt te halen. Enerzijds heeft de indiener het over de mogelijke problemen voor kinderen van een gedetineerde ouder in het algemeen en anderzijds over specifieke problemen die kunnen optreden als het een te detineren dan wel een gedetineerde alleenstaande ouder betreft. Bij de laatste categorie speelt een belangrijke rol dat als er niemand, zoals grootouders, zussen, broers of buren in de netwerkkring is die het kind of de kinderen ten tijde van de detentie van de ouder kunnen opvangen of de ouder (vaak de moeder) de aanwezigheid van minderjarige kinderen dan verzwijgt en deze zonder oppas achterlaat. Hoe groot is het probleem eigenlijk waar de indiener aandacht voor vraagt? Graag ontvangen deze leden een kwantitatieve onderbouwing van de problematiek. Verder willen zij ook graag weten welke rol de vader heeft in dit verhaal bij de verschillende te onderscheiden categorieën?
De aan het woord zijnde leden zijn het met de indiener eens dat ouders zich veel beter moeten realiseren welke negatieve gevolgen hun gedrag voor hun eigen kinderen heeft. Zij willen hierbij wel benadrukken dat dit in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders is. Mochten ouders om wat voor reden die verantwoordelijkheid niet willen of kunnen nemen, en zijn er ook geen andere familieleden of leden in het netwerk die deze kinderen kunnen of willen opvangen, dan is er mogelijk een taak en rol voor de overheid.
Deze leden zijn het ook met de indiener eens dat kinderen de dupe kunnen worden van de detentietijd van de moeder of vader.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij delen de zorgen over het lot van kinderen waarvan een van de ouders in detentie is. Deze leden hebben enkele vragen.
Voornoemde leden begrijpen dat de initiatiefnota zich vooral richt op moeders in detentie. Zij lezen weliswaar dat de voorstellen van de indiener ook gelden voor de (alleenstaande) gedetineerde vader, maar het is hen nog niet duidelijk in hoeverre de problematiek van de gedetineerde moeder dan wel vader vergelijkbaar is of juist verschilt. Kan de indiener daar nader op in gaan? In hoeverre en in welke mate doen de in de initiatiefnota genoemde problemen zich ook voor indien de vader in detentie is?
Ook is het deze leden niet geheel duidelijk in welke mate de problematiek van gedetineerde ouders zich ook voordoet bij niet-alleenstaande ouders.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.
Volgens de indiener is gebleken dat, hoewel problemen spelen bij alle kinderen van gedetineerde ouders, deze problematiek vooral speelt bij kinderen van alleenstaande moeders in detentie. Dit vanwege het feit dat in die situatie de enige verzorgende ouder wegvalt. De initiatiefnota is specifiek gericht op kinderen van alleenstaande moeders in detentie, maar benadrukt wordt dat de voorstellen ook gelden voor de alleenstaande gedetineerde vader. Begrijpen deze leden het goed dat de voorstellen alleen gelden voor alleenstaanden of gelden deze ook indien er sprake is van één ouder die vast zit en de andere die dat niet zit en het kind blijft verzorgen?
Voornoemde leden lezen dat ondersteuning uiteraard altijd geschied vanuit de wens en in het belang van een kind. Zij vragen of dat ook de volgorde is die wordt aangehouden, namelijk de wens van het kind in principe voorop.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggende initiatiefnota. Zij complimenteren de indiener omdat zij een kwestie in de schijnwerpers plaatst die beslist alle aandacht verdient. Deze leden onderschrijven de probleemstelling volledig. Het is inderdaad zo dat kinderen van gedetineerde ouders vaak in de knel komen, soms zo ernstig dat zij hier in de rest van hun leven last van houden. Kinderen zijn en voelen zich verlaten, missen hun verzorger en zijn voor verzorging en aandacht van derden afhankelijk (zo de zorg al wordt overgenomen) wat vaak ook betekent dat ze uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald. Uit onderzoek blijkt onder meer dat de schoolprestaties van kinderen lijden onder de detentie van de ouder en veel kinderen ontwikkelen probleemgedrag, helaas te vaak ook uitmondend in crimineel gedrag.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij vinden dit een belangrijk onderwerp en complimenteren de indiener voor het behandelen van dit probleem. Zij hebben over de initiatiefnota enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden waarderen het doel van de nota, namelijk het zoveel mogelijk voorkomen dat kinderen de dupe worden van de detentietijd van de moeder. Zij benadrukken dat een aantal van deze problemen evenzo kunnen spelen indien de vader van het kind gedetineerd is, zoals de indiener ook schrijft. Waar het gaat over de moeder, dient ook vader te worden gelezen indien de problemen vergelijkbaar zijn. Zeker als het gaat om zaken als bezoeken in detentie, het (weer) leren omgaan met je kind en nazorg na detentie. Deelt de indiener deze mening?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij delen de onderliggende gedachte dat expliciete aandacht en zorg nodig is voor kinderen van alleenstaande ouders in detentie. In de eerste plaats in het belang van het kind, maar ook vanwege het risico op gedragsproblemen en het ontwikkelen van mogelijk zelfs crimineel gedrag. Deze leden hebben nog wel enkele vragen bij de voorstellen van de indiener.
Zij vragen waarom de voorstellen op moeders zijn gericht en niet of slechts impliciet op alleenstaande vaders die in detentie zitten. Kan de indiener deze keuze nader toelichten? Deelt de indiener de mening dat in alle gevallen waarin sprake is van een alleenstaande ouder in detentie, aandacht en zorg dient uit te gaan naar het achterblijvende kind?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij onderschrijven de noodzaak om aan dit thema aandacht te besteden. Kinderen mogen niet het slachtoffer worden van het in bewaring stellen van hun ouders.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener stelt dat het vaak voorkomt dat er tijdens detentie van moeder minderjarige kinderen alleen in de woning blijken te wonen bij een eventuele ontruiming van de woning. Zij willen graag weten hoe vaak dit voorkomt, uitgesplitst per leeftijdscategorie. Graag ontvangen deze leden een kwantitatieve onderbouwing van deze stelling ten einde de omvang van het probleem te kunnen vaststellen. Deze leden vinden het uiteraard wenselijk dat het bij de instanties zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Bureau Jeugdzorg (BJZ), bekend is dat een ouder van een minderjarig kind in detentie zit en zeker als het een alleenstaande ouder betreft. Tevens verzoeken voornoemde leden de indiener in te gaan op de procedure waarbij de rechter de voorlopige hechtenis uitspreekt of later de zaak inhoudelijk behandelt en er kennelijk geen weet van heeft dat er minderjarige kinderen zijn. Het lijkt hun toch aannemelijk dat in de meeste gevallen advocaten, indien de ouder die in de arm heeft genomen, de persoonlijke omstandigheden van hun cliënt vermelden als reden voor beëindigen of schorsen van voorlopige hechtenis. Het bestaan van kinderen is een persoonlijke omstandigheid. Als een moeder geen advocaat in de arm heeft genomen, zal de rechter ook naar de thuissituatie vragen. Deze leden begrijpen dat er moeders zijn die niet willen vertellen dat er kinderen zijn, uit angst voor Bureau Jeugdzorg. Is het de indiener bekend of de eventueel in de arm genomen advocaat dan ook geen weet heeft van het bestaan van kinderen? Kan de indiener – ook gegeven het feit dat een dergelijke persoonlijke omstandigheid reden kan zijn voor het beëindigen of schorsen van voorlopige hechtenis – aangeven hoe vaak dit in de praktijk voorkomt? Is het dan wellicht een oplossing door standaard ten tijde van de rechtszitting duidelijk te laten maken door de rechter dat als bij controle blijkt dat er toch minderjarige kinderen zijn, deze dan automatisch onder toezicht worden geplaatst of uit huis worden geplaatst wegens nalatigheid? Voert de indiener hierover ook overleg met de Raad voor de rechtspraak?
De leden van de VVD-fractie willen weten wat er op dit moment gebeurt als blijkt dat er toch kinderen aanwezig zijn zonder dat iemand voor hen zorgt. Wordt BJZ of de RvdK dan niet direct ingeschakeld? Wordt er dan niet direct een maatregel uitgesproken, omdat er niemand is die voor het minderjarige kind zorgt?
De aan het woord zijnde leden vragen of door het bestaan van de Gemeentelijke Basisregistratie (GBA) het niet heel eenvoudig is om bij het detineren van (mogelijke) ouders te controleren of iemand kinderen thuis heeft wonen.
Hoewel deze leden het noodzakelijk vinden dat de verschillende instanties op de hoogte zijn van het bestaan van kinderen van moeders in detentie, zijn zij niet overtuigd dat er iets afzonderlijks moet worden opgetuigd. De ervaring leert namelijk hoe meer afzonderlijke trajecten voor een specifieke doelgroep er zijn, hoe minder effectief deze zijn. Onderschrijft de indiener deze stelling?
Deze leden merken op dat de indiener de ondersteuning van de moeder tijdens detentie noemt met als doel dat ze daarna de kinderen kan opvoeden en niet weer de fout in gaat. Deze leden nemen aan dat de indiener met in de fout gaan bedoelt dat zij weer strafbare feiten pleegt. Hoe ziet indiener in dit verband dan de rol van de reclassering? Zou er volgens de indiener daar een probleem liggen? Zo ja, welk probleem en hoe moet dit dan opgelost worden?
De leden van de PVV-fractie merken op dat gesteld wordt dat het aanbod voor hulp aan kinderen van moeders zwaar tekort schiet. Het is te beperkt omdat het niet op tijd komt, er geen coördinatie en afstemming is en doordat het niet voor elk kind beschikbaar is. Waarom is het aanbod niet voor elk kind beschikbaar? Is dat alleen vanwege de leeftijdsgrens van twaalf jaar in het geval van moeder-kindbezoektijden of zijn er nog andere vereisten waardoor kinderen niet in aanmerking komen voor ondersteuning?
De leden van de CDA-fractie hechten eraan te benadrukken dat de ouders zelf de eerstverantwoordelijken zijn. Zij moeten zelf voor opvang en verzorging zorgen. Deze leden wijzen er op dat veel ouders daartoe ook prima in staat zijn. Delinquent gedrag maakt iemand niet per se op alle punten een slechte ouder, hoewel het voorbeeldgedrag, uitzonderingen daargelaten, natuurlijk ernstig tekort lijkt te schieten.
Voornoemde leden constateren dat de problematiek niet nieuw is, maar dat het in de praktijk in het bijzonder ontbreekt aan consequent uitvoeren van wat afgesproken is. Zij vragen of de indiener dat onderschrijft. Er wordt momenteel gewerkt aan een uitbreiding van de bezoektijden. Omdat deze leden de problematiek onderschrijven, kunnen zij zich focussen op de beslispunten. Daarin wordt immers de oplossingsrichting aangegeven en daar draait het nu om.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het in kennis stellen van de kinderen nu plaatsvindt. Het in kennis stellen is in de ogen van deze leden een cruciaal moment, gezien het feit dat het contact daar gemaakt of gebroken kan worden en op dat moment het vertrouwen van een kind kan worden gewonnen. Zij vragen in hoeverre in gevangenissen de mogelijkheid bestaat in een huiselijk omgeving de ouder te ontmoeten. Hieronder verstaan voornoemde leden een niet geboeide ouder, zonder een glazen scheidingswand en een gemoedelijke uitstraling van de omgeving.
Voornoemde leden vragen of het in kennis stellen van de kinderen altijd plaatsvindt door of met specifiek daartoe opgeleid personeel.
Zij vragen wat de gemiddelde termijn is waarop kinderen voor de eerste keer contact kunnen hebben met hun ouder na arrestatie. Daarnaast vragen deze leden welke invloed een contactmoment of het ontbreken daarvan met de ouder bij een korte detentie, heeft op de onthechting. De indiener stelt dat de kosten die gemaakt worden bij een eventueel bezoek van het kind aan de ouder zouden mogelijk betaald kunnen worden vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze leden vragen of die bereidheid er bij de gemeenten is en of daar ook budgettaire ruimte voor bestaat bij die gemeenten. Daarnaast vragen de leden of deze kosten die vanuit de WMO vergoed zouden worden, een oormerk dienen te krijgen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener aangeeft dat jaarlijks ruim 3000 vrouwen in één van de vijf penitentiaire inrichtingen voor vrouwen in Nederland verblijven en dat hiervan ongeveer 70% moeder met gemiddeld twee kinderen zou zijn. Kan de indiener aangeven waar deze cijfers vandaan komen? Kan de indiener verder aangeven hoeveel gedetineerde moeders alleenstaande ouder zijn? De indiener geeft ook aan dat slechts 125 moeders nazorg krijgen. Wat houdt deze nazorg precies in? Kan de indiener aangeven waarom slechts 125 moeders nazorg krijgen en waar deze cijfers vandaan komen? Hoeveel moeders zouden er volgens de indiener dan eigenlijk in aanmerking moeten komen voor nazorg? Geeft de indiener hiermee aan dat er wel nazorg zou moeten zijn voor een groep gedetineerde moeders, maar dat er om bepaalde redenen geen gebruik van kan worden gemaakt of wordt gebruikt? Voornoemde leden vragen of niet beter eerst hier naar gekeken kan worden voordat er iets nieuws wordt bedacht. Kan bijvoorbeeld voorlichting aan gemeenten die de nazorg zouden moeten verlenen hier aan bijdragen?
De indiener stelt dat de meeste kinderen verblijven in het eigen netwerk van de moeder en dat pleegzorg dan geen taak ziet omdat het al geregeld zou zijn. De leden van de VVD-fractie nemen aan dat de indiener hier BJZ mee bedoelt? Overigens zijn deze leden verbaasd dat pleegzorg BJZ er zo over zou denken. Er is dan niemand die daadwerkelijk het gezag over de kinderen kan uitoefenen wanneer de ouder met het gezag is gedetineerd. Deze leden zijn van mening dat BJZ hier wel degelijk een taak heeft en dat er in dat geval een ondertoezichtstelling zou moeten worden uitgesproken zodat een gezinsvoogd (tijdelijk) deze taak op zich kan nemen. Kan de indiener aangeven hoe vaak het voorkomt dat er wel een ondertoezichtstelling is uitgesproken en hoe vaak niet?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel van de ruim 3000 vrouwen die jaarlijks in één van de vijf penitentiaire inrichtingen voor vrouwen in Nederland verblijven minderjarige kinderen hebben? Hoeveel van die vrouwen zijn alleenstaande moeder? Kan de constatering dat slechts 125 moeders nazorg krijgen te maken hebben met het feit dat niet alle vrouwen in detentie minderjarige kinderen hebben of alleenstaand zijn?
De leden van de SP-fractie vragen de indiener naar haar mening over het bereikte niveau van nazorg door de gemeenten aan ex-gedetineerden. De gemeentes zijn hiervoor verantwoordelijk, maar in de praktijk schort hier vaak nog veel aan, niet alleen ten aanzien van het gezin maar in het algemeen. Wat is de analyse van de indiener van dit probleem? Zou het geld dat voor de gemeentes beschikbaar is voor nazorg aan ex-gedetineerden niet gelabeld moeten worden? Om te voorkomen dat het geld aan andere zaken wordt uitgegeven en er voor te zorgen dat nazorg goed geregeld wordt, juist omdat goede nazorg nieuwe problemen effectief kan voorkomen?
De leden van de D66-fractie lezen dat volgens de indiener jaarlijks ruim 3000 vrouwen in detentie verblijven. Zij vragen of de indiener kan toelichten hoeveel van deze vrouwen alleenstaande moeder is en in hoeveel van deze gevallen sprake is van kinderen die achter blijven in schrijnende situaties dan wel psychische problematiek ontwikkelen. Beschikt de indiener in dit licht ook over gegevens van het aantal alleenstaande vaders in detentie?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren op basis van de voorliggende nota, dat ruim 3000 vrouwen in een penitentiaire inrichting verkeren. Daarvan keren er 2500 terug naar een gemeente. De wet stelt dat al deze vrouwen recht hebben op nazorg. Van deze groep maakt slechts 5% gebruik van nazorg. Wat is de reden van dit lage cijfer? Vraagt slechts 5% van de vrouwen deze nazorg aan of is er sprake van een te beperkt aanbod?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener het programma «Betere Start» als een goed initiatief noemt dat echter aan een te beperkte groep wordt aangeboden en gedurende een te beperkte tijd. Kan de indiener aangeven of een onafhankelijke gekwalificeerde instantie, niet zijnde de bedenker van de «Betere Start», deugdelijk heeft onderzocht of het hier een effectieve interventie betreft? Kan de indiener aangegeven waarom een dergelijke interventie – als deze bewezen effectief is – zo weinig en zo beperkt wordt ingezet? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.
De leden van de PVV-fractie lezen dat wordt aangegeven dat veel kinderen die dat zelf willen niet op bezoek kunnen bij hun moeder, omdat de afstand te groot is, er geen geld of begeleiding voor de reis is of BJZ geen toestemming geeft. Deze leden vragen om welke redenen BJZ geen toestemming kan geven. Zij nemen aan dat erop kan worden vertrouwd dat BJZ in het belang van het kind toestemming geeft of weigert. De kindcheck, die moet voorkomen dat kinderen van gedetineerde moeders vergeten worden, is nog vrijwel nergens ingezet en volgens de indiener dus een papieren werkelijkheid. Voornoemde leden vragen of er problemen zijn waartegen men in de praktijk is aangelopen bij het uitvoeren van de kindcheck waardoor het niet of nauwelijks wordt ingezet? Kortom: waarom wordt er niet optimaal gebruik gemaakt van de kindcheck?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het programma «Betere Start» wordt voortgezet, nadat zij hiervoor, met overtuigende steun van de indiener, hadden gepleit tijdens de begrotingsbehandeling Veiligheid en Justitie.
Terecht wijst de indiener op de afspraken die zijn gemaakt over de kindcheck. Het bevreemdt deze leden zeer dat de afspraken blijkbaar niet worden nagekomen. Net als de indiener zijn zij hierover zeer ontstemd.
De leden van de SP-fractie vragen de indiener of er voor de groep moeders die slechts kort in detentie verblijven niet een andere training beschikbaar is of zou moeten zijn. Zou opvoedingsondersteuning niet ook aan kortgestraften moeten worden aangeboden? Hoe zou dit kunnen worden verbeterd?
Deze leden vragen of de verruiming van de bezoektijden tot een verbetering van de situatie heeft geleid. Kunnen kinderen nu vaker op woensdagmiddag, in het weekend of op doordeweekse avonden bij hun gedetineerde ouder op bezoek? In hoeveel inrichtingen zijn de bezoektijden nog steeds onder schooltijd? Zouden hier in de praktijk geen praktische oplossingen voor gevonden kunnen en moeten worden? Voornoemde leden vragen de indiener naar haar ideeën om de kindcheck ook in de praktijk te verbeteren. De kindcheck wordt kennelijk nog nergens ingezet. Hoe komt dat?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een kind de eerste zes maanden van het leven bij de moeder in detentie mag verblijven. In de initiatiefnota wordt regelmatig de band van tussen ouder en kind als groot goed genoemd. Deze leden vragen waarom deze periode niet verlengd kan worden zodat de band tussen moeder en kind zich verder kan ontwikkelen, uiteraard met in ogenschouw genomen dat de ontwikkeling geen achterstand op mag lopen. Voornoemde leden vragen vervolgens op welke leeftijd een kind schade op zou lopen door bij een ouder in detentie te verblijven.
Deze leden vragen of, als het project «Betere Start» goed verloopt zoals de signalen op dit moment aangeven en mogelijk het onderzoek later dit jaar bevestigd, de mogelijkheid bestaat die termijn te verlengen? De huidige periode van de laatste drie maanden een intensieve band opbouwen is in de ogen van de leden vrij kort. Daarom vragen zij of een ongedwongen ontwikkeling, die niet gekoppeld is aan een tijdsbestek, niet beter zou zijn. Bezoektijden zo vormgeven dat het mogelijk is om buiten schooltijden ouders te bezoeken zien deze leden als een positief voorstel. Echter zijn bezoektijden voor ouder en kind na het bereiken van het twaalfde levensjaar niet eenvoudig te bewerkstelligen. Deze leden vragen of hier niet eenduidige wijziging voor nodig is zodat, vanuit de rechtspositie van het kind, het altijd mogelijk is ouders te bezoeken.
De inhoud van de kindcheck wordt door de nota als toereikend beoordeeld. Toch kunnen de instanties uit de steekproef nog niet overweg met de kindcheck. Welke mogelijkheden ziet de indiener tot verbetering op dit punt?
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de verschillende reacties van de gemeenten in de fictieve casus. Het verbaast deze leden des te meer daar de indiener aangeeft dat er een gemeentelijke coördinator detentie is. Wat is dan de taak van deze gemeentelijke coördinator detentie?
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de situatie van de fictieve persoon Chantal Visser – alleenstaande moeder met minderjarige kinderen – representatief is voor de 3000 vrouwen in detentie.
De leden van de SP-fractie zijn het zeer eens met de conclusies en scharen zich hier graag achter. Onschuldige kinderen mogen niet gestraft worden voor de daden van hun ouders. De kinderen en de ouder moeten ondersteuning krijgen voor, tijdens en na detentie. Dat het huidige gecoördineerd aanbod voor kinderen en ouders zo gebrekkig is moet worden verbeterd. Zou het wellicht helpen om de voorstellen, genoemd in de paragraaf Beslispunten, iets te concretiseren?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener voorstelt dat er een gezinscoördinator moet komen per gedetineerde moeder. Deze leden vragen hoe dit concreet er uit zal komen te zien. Zij vragen of de indiener hiermee bedoelt dat elke gemeente in Nederland standaard een gezinscoördinator in dienst zou moeten hebben. Ook vragen deze leden waarom er naast de gemeentelijke coördinator detentie weer een nieuwe functionaris in de vorm van een gemeentelijke gezinscoördinator moet worden aangesteld. Graag ontvangen zij uitleg hierover van de indiener. Tevens vragen voornoemde leden waarom het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) of BJZ deze taak niet op zich kan nemen. Is de indiener het met deze leden eens dat hoe meer functionarissen, hoe meer versnippering, hoe meer onduidelijkheid wie waarvoor is en hoe minder effectieve ondersteuning? Daarnaast willen deze leden weten hoe hoog deze kosten zullen zijn en hoe deze kosten worden gedekt.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de rol van de voorgestelde gezinscoördinator wordt ten opzichte van mogelijk andere professionals die zich al met een gezin bezighouden. Welke bevoegdheden en taken krijgt die gezinscoördinator? Hoe kan voorkomen worden dat het vaak toch al te hoge aantal hulpinstellingen en hulpverleners dat zich met probleemgezinnen bezighoudt nog verder toeneemt door een gezinscoördinator aan te stellen die het gezin voor, tijdens en na detentie moet begeleiden? Deelt de indiener de mening dat voorkomen moet worden dat hulpverleners en instanties langs elkaar heen kunnen blijven werken. Zo ja, denkt zij dit te voorkomen met het aanstellen van een gezinscoördinator en op welke wijze? Waarom moet de rol van een gezinscoördinator gekoppeld worden aan de vraag of een moeder al dan niet in detentie is of is geweest? Zou het niet beter zijn om bij gezinnen met problemen – of die nu wel of niet te maken hebben met detentie van de moeder – een gezinscoördinator aan te stellen die, bekleed met taken en bevoegdheden, de regie krijgt over het gezin en over het aantal hulpverleners dat zich met het gezin bezighoudt en als enige ook eindverantwoording moet afleggen over de resultaten van alle inspanningen om een gezin weer op de rails te helpen? Wat is de mening van de indiener hierover?
De leden van de PVV-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat de functie gemeentelijk coördinator al bestaat of dat dat een nieuw te creëren functie is.
Zij wijzen op bestaande effectief bewezen programma’s, zoals «Betere Start» en «Gezin in Balans». Het eindresultaat van het programma «Betere Start» wordt pas in 2012 bekend. Deze leden vragen of het eindresultaat inmiddels wellicht bekend is. Zij benadrukken er veel belang aan te hechten dat initiatieven daadwerkelijk bewezen effectief zijn voordat besloten wordt ze al dan niet landelijk uit te rollen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het nu wel zo nodig is om altijd een aparte functionaris aan te wijzen zoals de gezinscoördinator. Zou het niet beter zijn wanneer de functionaris die in de gemeente is belast met de nazorg/contacten met de Dienst Justitiële Inrichtingen hiermee belast wordt? Deze functionaris kan dan zelf, in overleg met het CJG, bezien of hulp noodzakelijk is en indien nodig een coördinator aanwijzen. Misschien is het louter aan te bevelen wanneer de grotere gemeenten over een bijzondere functionaris in dezen zouden beschikken, waar kleinere gemeenten dan ook nog te rade zouden kunnen gaan indien in hun gemeente zich problemen voordoen.
De leden van de SP-fractie vragen de indiener wie de gezinscoördinator, die één plan maakt voor één gezin, in de praktijk moet zijn. Bij welke instantie of organisatie hoort deze? Wie is hiervoor verantwoordelijk? Wie betaalt deze gezinscoördinator?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indiener terecht aangeeft dat ieder kind recht heeft op passende ondersteuning. Deze leden vragen de indiener in dezen iets concreter en uitvoeriger te zijn, zodat zij zich een beter beeld kunnen vormen van het geen initiatiefneemster voorstaat. Zij vragen dit ook omdat de indiener enigszins kritisch is op het programma «Betere Start», als zou deze interventie doorgaans tekort schieten. Die mening delen deze leden niet. Wel zijn zij met de indiener van mening dat het programma verder uitgerold dient te worden.
De leden van de SP-fractie vragen ook ten aanzien van het samenhangend aanbod ondersteuning wie hiervoor verantwoordelijk is en wie dit in de ogen van de indiener zou moeten betalen. Wie beheert de gereedschapskist aan interventies en wie bepaalt welke interventie wanneer wordt ingezet?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener voorstelt dat elk kind de moeder ook daadwerkelijk kan zien en dat kosten van vervoer of gebrek aan begeleiding naar de penitentiaire inrichting, door de gemeente vanuit de WMO worden vergoed. Wat vindt indiener ervan dat deze kosten door (de) ouder(s) zelf worden gedragen? Deze leden kunnen zich hierbij ook voorstellen dat er kinderen zijn die hun moeder niet in een penitentiaire inrichting willen opzoeken, maar dat de moeder wel graag het kind wil zien en wellicht druk zal uitoefenen. Hoe kijkt de indiener hier tegen aan? Wat te doen met moeders die een misdrijf hebben gepleegd tegen de kinderen zelf?
De indiener geeft aan dat moeders en kinderen de mogelijkheid moeten hebben om te chatten en dat dat moet kunnen als kinderen daar behoefte aan hebben. De indiener weet ook dat juist internettoegang om veiligheidsredenen in gevangenissen verboden of beperkt mogelijk is. Bepleit de indiener nu dat de behoefte aan contact van een kind op elk moment boven de veiligheid in gevangenissen gaat? Geeft het hebben van een kind een gedetineerde nu niet geweldige mogelijkheden om contacten met de buitenwereld te onderhouden, ook in het criminele circuit? Wat betekent dat voor de situatie van het kind of de kinderen? Worden zij zo niet mogelijk als tussenpersoon in een gevaarlijke en zeer onwenselijke situatie gebracht? Hoe ziet indiener dit in het kader van het belang van het kind?
Voornoemde leden vragen of de indiener kan onderbouwen dat de door voormalige minister voor Jeugd en Gezin ingevoerde kindcheck in de kabinetsperiode waarin onder andere de PvdA regeringsverantwoordelijkheid droeg, in de praktijk vrijwel nooit wordt uitgevoerd en een papieren werkelijkheid is. Of bedoelt de indiener dat de politie geen aparte registratie bijhoudt van het aantal keren dat de kindcheck heeft plaatsgevonden? Is de indiener het met deze leden eens dat het erom gaat hoe vaak sinds de invoering van de kindcheck er achteraf daadwerkelijk is geconstateerd dat minderjarige kinderen van alleenstaande ouders zonder oppas in een huis zijn aangetroffen? Kan de indiener aangeven hoe vaak dit voor invoering van de kindcheck het geval was en hoe vaak na die tijd en dit alles in verhouding tot het aantal gedetineerde alleenstaande moeders en vaders? Is de indiener het overigens met deze leden eens dat het de voorkeur verdient om na te gaan hoe de alleenstaande ouder ertoe kan worden bewogen haar of zijn verantwoordelijkheid te nemen en dit zelf te melden. Is de indiener het ermee eens dat dit ook voor de achterblijvende kinderen waarschijnlijk tot veel minder schade leidt?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van ouder-kind contact tijdens detentie. Hiertoe dienen inderdaad de bezoektijden te worden aangepast. Opmerkelijk is dat kinderen in een justitiële jeugdinrichting in beginsel onbeperkt recht hebben op contact met hun ouders(s), terwijl zij doorgaans zelf de wet hebben overtreden terwijl de kinderen van een gedetineerde ouder, zelf volledig onschuldig, veel beperkingen ondervindt in het ouder-kind contact. Wat deze leden betreft staat het belang van het kind centraal en zou het bezoek en contact aan minder beperkingen onderhevig moeten zijn.
Voornoemde leden zijn minder ingenomen met het voorstel om met een kind te kunnen chatten. Gedetineerden worden terecht beperkt in internetgebruik om misbruik te voorkomen. Bovendien is chatten meer iets voor leeftijdsgenoten. Deze leden zien meer in uitbreiding van bezoektijden en belmomenten.
De aan het woord zijnde leden hebben bedenkingen bij te intensief contact met lotgenoten. Liever zien zij de ondersteuning komen van mensen die niet ook met problemen kampen. Natuurlijk moeten de professionals zich goed op de hoogte stellen van de knelpunten, de gevoelens en de zorgen, maar een netwerk van kinderen van gedetineerde ouders draagt, naar het oordeel van deze leden, niet direct bij tot een versterking van het individu.
Wat de kindcheck betreft delen voornoemde leden de oproep van de indiener om deze (eindelijk) uit te voeren zoals was toegezegd. Hierover is in de Kamer al voldoende gewisseld. Het komt nu aan op de uitvoering.
De leden van de SP-fractie vinden het van belang dat het kind contact kan houden met de gedetineerde ouder op voorwaarde dat het kind dat zelf ook wil. Deze leden zien meer in het verbeteren van belmomenten en het verruimen van de bezoekmogelijkheden in kindvriendelijke ruimtes, dan in het voorstel kinderen en moeders met elkaar te laten chatten. Dat lijkt ingewikkeld in een detentieomgeving, waar internet niet of nauwelijks is toegestaan en communicatie gecontroleerd moet kunnen worden. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.
Voornoemde leden missen in deze initiatiefnota instanties als de RvdK of BJZ. Welke rol ziet de initiatiefnemer voor hen? Deze leden vragen tevens naar de gevolgen van de stelselwijzing Jeugdzorg. In hoeverre bestaat volgens de indiener dan het risico dat de zorg voor deze kinderen versnippert raakt? Hoe zou dat wellicht voorkomen kunnen worden, welke mogelijke oplossingen heeft de indiener daarvoor?
De leden van de VVD-fractie vragen of de indiener kan onderbouwen hoe de kosten voor de aan te stellen gezinscoach of gezinscoördinator per gedetineerde moeder of alleenstaande ouder op termijn gecompenseerd worden. Ook vragen deze leden de indiener de andere extra kosten, zoals extra begeleiding ten tijde van detentie, extra bezoektijd voor kinderen, te kwantificeren en aan te geven hoe deze worden gedekt.
Tenslotte valt het voornoemde leden op dat de indiener niet met andere voorstellen komt om iets te doen aan het maatschappelijk gedrag ten aanzien van deze kinderen van gedetineerde als pesten en uitsluiting dan het voorstel voor een lotgenotengroep. Juist dit gedrag veroorzaakt in veel gevallen (grote) schade. Deze leden erkennen dat juist dit veranderen buitengewoon lastig is, maar vragen zich dan wel af hoe effectief de andere voorgestelde maatregelen zijn van de indiener zijn.
De leden van de D66-fractie vinden de beslispunten die de indiener voorstelt sympathiek. Wel missen zij een wat uitgebreidere financiële verantwoording. Welke kosten verwacht de indiener die gemoeid zullen zijn met het realiseren van de gewenste ondersteuning? Deze leden vragen de indiener of zij van mening is dat door middel van aansluiting bij bestaande mogelijkheden, feitelijk met minimale inspanning het gewenste effect, zijnde kinderen een kans bieden en op het rechte pad houden, kan worden bereikt?
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij merken in algemene zin op dat detentie dient te volgen op misdrijven waarvoor detentie als straf is toegelaten. Het is de rechter die de persoonlijke omstandigheden van de verdachte afweegt. Deze leden zijn in ieder geval van mening dat het hebben van kinderen een extra verantwoordelijkheid legt op de persoon die misdrijven pleegt en dat het belang van de samenleving onder omstandigheden zwaarder kan wegen dan het belang van het individu. Het niet of minder betrokken zijn bij de opvoeding kan een gevolg zijn van crimineel gedrag. Voornoemde leden willen verder benadrukken dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van een ouder is die zelf besluit crimineel te zijn. Zij constateren dat de indiener een aantal feiten door elkaar lijkt te halen. Enerzijds heeft de indiener het over de mogelijke problemen voor kinderen van een gedetineerde ouder in het algemeen en anderzijds over specifieke problemen die kunnen optreden als het een te detineren dan wel een gedetineerde alleenstaande ouder betreft
Indiener wil de leden van de VVD-fractie danken voor hun bijdrage.
De leden van de VVD-fractie merken terecht op dat de verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind primair bij de ouders ligt. Indiener is met de leden van deze fractie van mening dat een gevangenisstraf, eenmaal opgelegd door de rechter, ook moet worden uitgezeten. Indiener is echter ook van mening dat er een belangrijke taak voor de overheid is weggelegd als de ouders falen in de opvoeding, hulp nodig hebben bij de opvoeding of niet aanwezig zijn om de opvoeding ter hand te nemen. Dit, om te voorkomen dat een onschuldig kind slachtoffer wordt. Daarnaast moet de overheid een heldere taak krijgen als het gaat om het voorkomen van vervolgschade bij het kind als gevolg van de detentie van de moeder. In het Masterplan Gevangeniswezen 2009–2014 (2009D24091) wordt als één van de voorwaarde van een succesvolle afronding van detentie genoemd het voorkomen van detentieschade. Indiener meent dat hieronder ook moet vallen «indirecte detentieschade aan het kind». De insteek van onderhavige nota is echter niet het voorkomen dat een gestrafte moeder gedetineerd wordt, maar het voorkomen dat kinderen van de gestrafte moeder afglijden, onverzorgd achter blijven of geestelijke, sociale of emotionele schade oplopen als gevolg van de detentie van de moeder.
De leden van de VVD-fractie menen dat indiener enkele feiten door elkaar haalt omdat enerzijds in de nota over gedetineerde ouders in het algemeen wordt gesproken en anderzijds specifiek over de alleenstaande ouder.
Het één sluit het ander niet uit. Uit diverse onderzoeken blijkt dat kinderen van gedetineerde ouders grote risico’s lopen. Bv. het onderzoek van CBS uit 20081 toont aan dat kinderen die een moeder in detentie hebben (gehad) een nog groter risico op justitiecontacten hebben (32%) dan kinderen met een (ex) gedetineerde vader (24%). Dit zou onder meer kunnen worden verklaard uit het feit dat moeders een andere rol vervullen in de opvoeding dan vaders. Dit wordt nog versterkt doordat moeders in detentie er in de opvoeding veelal alleen voorstaan.
Bij de laatste categorie speelt een belangrijke rol dat als er niemand, zoals grootouders, zussen, broers of buren in de netwerkkring is die het kind of de kinderen ten tijde van de detentie van de ouder kunnen opvangen of de ouder (vaak de moeder) de aanwezigheid van minderjarige kinderen dan verzwijgt en deze zonder oppas achterlaat. Hoe groot is het probleem eigenlijk waar de indiener aandacht voor vraagt?
Deze leden vragen hoe groot het probleem is en vragen tevens of indiener een kwantitatieve onderbouwing van de problematiek kan geven. De exacte omvang van het probleem is niet bekend, omdat dit nooit is onderzocht. Echter, organisaties uit het veld en medewerkers vanuit de PI’s rapporteren uit eigen waarneming dat de zorgen groot zijn en dat het niet om incidenten gaat. Ditzelfde wordt ook aangegeven door de diverse onderzoekers. Indiener heeft een aantal feiten en waarneming gekoppeld en de conclusie getrokken dat de kinderen van gedetineerde moeders een groter risico lopen op afgeleide detentieschade. De feiten en waarnemingen die indiener gekoppeld heeft zijn:
• de constatering dat de afgelopen 10 jaar het aantal gedetineerde vrouwen is verdubbeld,
• informatie van organisaties die werken met gedetineerde moeders,
• de aanname in wettenschappelijk literatuur dat kinderen schade oplopen als ouders in detentie zitten of hebben gezeten en
• het eigen onderzoek waaruit blijkt dat gemeenten geen idee hebben wat ze moeten doen als ze geconfronteerd worden met een hulpvraag voor kinderen van moeders die in detentie moeten.
De indiener verwijst naar de antwoorden op de vraag hoe groot het probleem is. Ook voor de vraag naar de kwantitatieve onderbouwing geldt dat er geen gegevens bekend zijn omdat die niet worden geregistreerd. Dat is nu juist het probleem. Hierdoor ontstaat een onzichtbare groep kinderen die een risico loopt zelf problemen te ontwikkelen.
Uit cijfers van Humanitas/Gezin in Balans blijkt dat van de moeders die in 2010 nazorg hebben ontvangen van Gezin in Balans, 86% voorafgaande aan detentie zelf de primaire opvoedingstaken vervult; 84% alleenstaande moeder is; 75% van allochtone afkomst is, 87% schulden heeft en 56% huisvestingsproblemen heeft. Gezin in Balans biedt alleen opvang aan moeders en haar kinderen en niet aan vaders en hun kinderen. Cijfers over dezelfde problematiek ten aanzien van alleenstaande vaders zijn daarom ook niet bekend.
Zoals blijkt uit de cijfers van Gezin in Balans is een grote groep moeders die in detentie moeten alleenstaand en vervullen zij dus de voornaamste opvoedingstaken. Gezin in Balans heeft echter alleen zicht op de groep moeders die zich melden bij Gezin in Balans. Bij slechts 17% van de moeders is de ex-partner tijdens de detentie van moeder betrokken bij de opvang van één of meerdere minderjarige kinderen.
De aan het woord zijnde leden van de VVD-fractie zijn het met de indiener eens dat ouders zich veel beter moeten realiseren welke negatieve gevolgen hun gedrag voor hun eigen kinderen heeft. Zij willen hierbij wel benadrukken dat dit in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders is.
Mochten ouders om wat voor reden die verantwoordelijkheid niet willen of kunnen nemen, en zijn er ook geen andere familieleden of leden in het netwerk die deze kinderen kunnen of willen opvangen, dan is er mogelijk een taak en rol voor de overheid.
Deze leden zijn het ook met de indiener eens dat kinderen de dupe kunnen worden van de detentietijd van de moeder of vader.
Indiener deelt de mening dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. Indiener wil op haar beurt benadrukken dat als ouders de verantwoordelijkheid niet nemen of niet kunnen nemen er een andere situatie ontstaat. Indiener wil voorkomen dat in deze situatie kinderen de dupe worden van de onmacht of onwil van de te detineren of gedetineerde moeder. Het is dan belangrijk om te investeren in het kind en de gedetineerde moeder. In deze situatie moet je de moeder leren wat het belang is van het nemen van ouderlijke verantwoordelijkheid. Dit vereist tijd, inzet en energie. In de tussentijd heeft het kind andere zorg en begeleiding nodig en die moet geboden worden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij delen de zorgen over het lot van kinderen waarvan een van de ouders in detentie is. Deze leden hebben enkele vragen.
Indiener dankt de leden van de PvdA-fractie voor haar instemmende reactie op de initiatiefnota.
Voornoemde leden begrijpen dat de initiatiefnota zich vooral richt op moeders in detentie. Zij lezen weliswaar dat de voorstellen van de indiener ook gelden voor de (alleenstaande) gedetineerde vader, maar het is hen nog niet duidelijk in hoeverre de problematiek van de gedetineerde moeder dan wel vader vergelijkbaar is of juist verschilt. Kan de indiener daar nader op in gaan? In hoeverre en in welke mate doen de in de initiatiefnota genoemde problemen zich ook voor indien de vader in detentie is?
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af in hoeverre de problematiek ook geldt voor (alleenstaande) gedetineerde vader en of de problematiek vergelijkbaar is. Aangezien de moeder (nog) steeds de voornaamste opvoeder is, is indiener bij de benadering van dit probleem uitgegaan van de gedetineerde moeder. Onderzoeken die er wel zijn gaan in overwegende mate uit van de moeder als gedetineerde ouder. Indiener wil voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijzen naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie die over dezelfde.
Ook is het deze leden niet geheel duidelijk in welke mate de problematiek van gedetineerde ouders zich ook voordoet bij niet-alleenstaande ouders.
De vraag of de problematiek zich ook voordoet bij niet-alleenstaande ouders kan indiener niet feitelijk beantwoorden omdat ook hierover geen gegevens bekend zijn. Indiener kan zich echter voorstellen dat dit probleem mogelijk kleiner is dan bij kinderen van alleenstaande ouders. Allereerst zal, als één van de ouders in detentie moet, er één ouder achterblijven die voor de kinderen kan zorgen. De veilige omgeving die een kind nodig heeft zal in principe niet verdwijnen. Indiener wil echter niet ontkennen dat er zich helemaal geen problemen zullen voordoen. Ook voor deze kinderen geldt dat een ouder in detentie gaat en dus tussen boeven zal verkeren. Die emotionele druk zal niet anders zijn dan bij kinderen van alleenstaande ouders. Ook hier ontstaat een loyaliteitsconflict tussen de ouder die «een held» hoort te zijn en een ouder die ook een boef is en tussen de boeven moet verblijven.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.
Volgens de indiener is gebleken dat, hoewel problemen spelen bij alle kinderen van gedetineerde ouders, deze problematiek vooral speelt bij kinderen van alleenstaande moeders in detentie. Dit vanwege het feit dat in die situatie de enige verzorgende ouder wegvalt. De initiatiefnota is specifiek gericht op kinderen van alleenstaande moeders in detentie, maar benadrukt wordt dat de voorstellen ook gelden voor de alleenstaande gedetineerde vader. Begrijpen deze leden het goed dat de voorstellen alleen gelden voor alleenstaanden of gelden deze ook indien er sprake is van één ouder die vast zit en de andere die dat niet zit en het kind blijft verzorgen?
De voorstellen gelden in principe voor ieder kind waarbij de zorg niet goed geregeld is en waarbij een stabiele omgeving ontbreekt. De praktijk leert echter dat de urgentie het grootst is bij alleenstaande ouder. Zie ook het antwoord op dezelfde vraag van de VVD.
Voornoemde leden lezen dat ondersteuning uiteraard altijd geschied vanuit de wens en in het belang van een kind. Zij vragen of dat ook de volgorde is die wordt aangehouden, namelijk de wens van het kind in principe voorop.
Indiener hoopt dat het belang van het kind gelijk is aan de wensen van het kind. Indiener gaat ervan uit dat dat ook in de meeste gevallen het geval zal zijn. De meeste kinderen voelen zich alleen gelaten doordat de moeder in de gevangenis zit en door het pesten op school wordt het gevoel van veiligheid en eigenwaarde verkleind. Er ontstaat een loyaliteitsconflict. Het kind ontbeert een veilige omgeving en zal hulp graag aanvaarden. Mocht er wezenlijk verschil bestaan tussen het belang van het kind en de wensen van het kind dan prevaleert het belang van het kind. Dit is in lijn met het Verdrag voor de rechten van het kind. In artikel 3 staat dat het belang van het kind voorop moet staan: «bij alle maatregelen die kinderen aangaan. De overheid moet het welzijn van alle kinderen bevorderen en houdt toezicht op alle voorzieningen voor de zorg en bescherming van kinderen.» Dit is de leidraad voor het voorstel van de indiener.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggende initiatiefnota. Zij complimenteren de indiener omdat zij een kwestie in de schijnwerpers plaatst die beslist alle aandacht verdient. Deze leden onderschrijven de probleemstelling volledig. Het is inderdaad zo dat kinderen van gedetineerde ouders vaak in de knel komen, soms zo ernstig dat zij hier in de rest van hun leven last van houden. Kinderen zijn en voelen zich verlaten, missen hun verzorger en zijn voor verzorging en aandacht van derden afhankelijk (zo de zorg al wordt overgenomen) wat vaak ook betekent dat ze uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald. Uit onderzoek blijkt onder meer dat de schoolprestaties van kinderen lijden onder de detentie van de ouder en veel kinderen ontwikkelen probleemgedrag, helaas te vaak ook uitmondend in crimineel gedrag.
Indiener dankt de CDA-fractie voor de complimenten en haar steun voor het voorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij vinden dit een belangrijk onderwerp en complimenteren de indiener voor het behandelen van dit probleem. Zij hebben over de initiatiefnota enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden waarderen het doel van de nota, namelijk het zoveel mogelijk voorkomen dat kinderen de dupe worden van de detentietijd van de moeder. Zij benadrukken dat een aantal van deze problemen evenzo kunnen spelen indien de vader van het kind gedetineerd is, zoals de indiener ook schrijft. Waar het gaat over de moeder, dient ook vader te worden gelezen indien de problemen vergelijkbaar zijn. Zeker als het gaat om zaken als bezoeken in detentie, het (weer) leren omgaan met je kind en nazorg na detentie. Deelt de indiener deze mening?
Indiener is dankbaar voor de steun van de leden van de SP-fractie en de waardering voor het initiatief. Zoals al eerder is bepleit, geldt dit voorstel ook als de vader de zorg voor het kind heeft en voor enige tijd in detentie moet. Het uitgangspunt is het belang van het kind en als het kind in de problemen komt doordat één van de ouders (of in het allerergste geval beide ouders) in detentie moet, dan moet hulp geboden worden.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij delen de onderliggende gedachte dat expliciete aandacht en zorg nodig is voor kinderen van alleenstaande ouders in detentie. In de eerste plaats in het belang van het kind, maar ook vanwege het risico op gedragsproblemen en het ontwikkelen van mogelijk zelfs crimineel gedrag. Deze leden hebben nog wel enkele vragen bij de voorstellen van de indiener.
Zij vragen waarom de voorstellen op moeders zijn gericht en niet of slechts impliciet op alleenstaande vaders die in detentie zitten. Kan de indiener deze keuze nader toelichten?
Indiener wil voor de beantwoording van deze vraag verwijzen naar antwoorden die op soortgelijke vraag reeds gegeven zijn. Indiener wil hieraan toevoegen dat het probleem het grootst is bij alleenstaande moeders. Vandaar dat indiener voor deze invalshoek heeft gekozen.
Deelt de indiener de mening dat in alle gevallen waarin sprake is van een alleenstaande ouder in detentie, aandacht en zorg dient uit te gaan naar het achterblijvende kind?
Indiener deelt de mening van de D66-fractie dat het achterblijvende kind alle mogelijke zorg en aandacht moet krijgen die het nodig heeft. Zij heeft daarom ook besloten om deze nota te schrijven om deze onbekende groep kinderen zichtbaar te maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij onderschrijven de noodzaak om aan dit thema aandacht te besteden. Kinderen mogen niet het slachtoffer worden van het in bewaring stellen van hun ouders.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener stelt dat het vaak voorkomt dat er tijdens detentie van moeder minderjarige kinderen alleen in de woning blijken te wonen bij een eventuele ontruiming van de woning. Zij willen graag weten hoe vaak dit voorkomt, uitgesplitst per leeftijdscategorie.
De VVD-fractie vraagt hoe vaak het voorkomt dat kinderen achterblijven in de ouderlijke woning terwijl moeder in detentie zit. Aantallen zijn niet bekend omdat dit nooit is onderzocht en bijgehouden. Dat is precies het probleem! Indien in beeld is wanneer een moeder minderjarige kinderen achter laat, dan zou de opvang ook geregeld zijn. Nu komt men er pas achter, als de kinderen alleen worden aangetroffen. Uit contacten met medewerkers uit het veld en hun ervaringen blijkt dat het hier niet om incidenten gaat. Mocht het echter om incidenten gaan, wat nogmaals niet blijk uit de ervaringen van medewerkers die werken met gedetineerde moeders, dan nog hoopt de indiener dat de overheid maatregelen wil treffen om dit enige geval te voorkomen en waar nodig te ondersteunen en te helpen.
Graag ontvangen deze leden een kwantitatieve onderbouwing van deze stelling ten einde de omvang van het probleem te kunnen vaststellen. Deze leden vinden het uiteraard wenselijk dat het bij de instanties zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Bureau Jeugdzorg (BJZ), bekend is dat een ouder van een minderjarig kind in detentie zit en zeker als het een alleenstaande ouder betreft.
Indiener ondersteunt de wens van de VVD-fractie dat instantie zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Bureau Jeugdzorg (BJZ) op de hoogte behoren te zijn van het feit dat de moeder van een minderjarige in kind in detentie zit. Helaas worden deze instantie niet op de hoogte gesteld en zal de moeder dat ook niet vaak uit eigen beweging doen, omdat zij bang is door haar detentie haar kind te verliezen. Als instanties op de hoogte zijn, dan zou het probleem kleiner zijn, probleem is dus dat deze instanties niet worden ingelicht en deze kinderen uit beeld verdwijnen. Terwijl dit wel is te voorkomen door te beginnen met een «kindcheck».
Tevens verzoeken voornoemde leden de indiener in te gaan op de procedure waarbij de rechter de voorlopige hechtenis uitspreekt of later de zaak inhoudelijk behandelt en er kennelijk geen weet van heeft dat er minderjarige kinderen zijn. Het lijkt hun toch aannemelijk dat in de meeste gevallen advocaten, indien de ouder die in de arm heeft genomen, de persoonlijke omstandigheden van hun cliënt vermelden als reden voor beëindigen of schorsen van voorlopige hechtenis. Het bestaan van kinderen is een persoonlijke omstandigheid. Als een moeder geen advocaat in de arm heeft genomen, zal de rechter ook naar de thuissituatie vragen.
Helaas is het niet vanzelf spreken dat er naar ondersteuning en verzorging van kinderen wordt gevraagd. En als er gevraagd wordt of er kinderen zijn, dan wordt er te vaak vanuit gegaan dat opvang en ondersteuning geregeld is. Een terugkomend probleem is ook dat moeders dit niet altijd melden, uit angst dat de kinderen voor altijd afgenomen worden. Daarom is het belangrijk om te checken of de kinderen tijdens detentie veilig verblijven. Niet alleen vragen, maar in dit geval is controleren beter. En vervolgens de juiste hulp, zo dicht mogelijk bij moeder en kind, bieden.
Deze leden begrijpen dat er moeders zijn die niet willen vertellen dat er kinderen zijn, uit angst voor BJZ. Is het de indiener bekend of de eventueel in de arm genomen advocaat dan ook geen weet heeft van het bestaan van kinderen?
Advocaten geven aan niet altijd weet te hebben van de situatie. Dus soms wel weten dat er kinderen zijn, maar niet hoe ze achterblijven. Advocaten zijn primair gericht op de verdediging van de moeder en hebben minder oog voor de detentieschade die een kind op kan lopen.
Is het dan wellicht een oplossing door standaard ten tijde van de rechtszitting duidelijk te laten maken door de rechter dat als bij controle blijkt dat er toch minderjarige kinderen zijn, deze dan automatisch onder toezicht worden geplaatst of uit huis worden geplaatst wegens nalatigheid? Voert de indiener hierover ook overleg met de Raad voor de rechtspraak?
De VVD-fractie vraagt of indiener vindt dat een minderjarig kind automatisch onder toezicht moet worden geplaatst als blijkt dat een alleenstaande moeder die in detentie moet het bestaan van haar minderjarige kinderen verzwijgt. Indiener is niet in overleg met de Raad voor de Rechtspraak en indiener is dit ook niet van plan. Met haar voorstellen wil indiener juist bereiken dat moeder ondersteund wordt als ouder en niet dat haar angst bewaarheid wordt en dat zij haar kind moet verliezen aan BJZ. Indiener wil met haar voorstel de moeders bereiken en hen wijzen op haar verantwoordelijkheid als ouder. Deze moeders zijn in principe geen slechte ouders die niet voor hun kinderen kunnen zorgen. Uithuisplaatsing is ook niet in het belang van het kind, tenzij onderzoek uitwijst dat de ontstane situatie de belangen van het kind wel schaadt. Wat indiener betreft is er dan sprake van een wezenlijk andere situatie. In veel van de gevallen die indiener voor ogen heeft is het niet nodig om dure, gedwongen zorg in te schakelen. Indiener wil slechts bereiken dat mensen uit de omgeving voor het kind zorgen, dat het kind een goed contact onderhoudt met de moeder en als het kind psychische problemen ontwikkelt, dat er dan hulp geboden kan worden. Het contact met de moeder acht de indiener van cruciaal belang voor het kind. Indiener wil de indruk wegnemen dat gedetineerde moeders slechte ouders zijn. Regelmatig proberen moeders iets te regelen voor hun kinderen, maar is dit slechts voor een korte periode. Als zij in detentie zitten, zijn ze beperkt in hun mogelijkheden om aanvullende opvang te regelen.
Indiener wil benadrukken dat de opvang van de kinderen slechts één aspect is van de problematiek en dus ook van het voorstel.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat er op dit moment gebeurt als blijkt dat er toch kinderen aanwezig zijn zonder dat iemand voor hen zorgt. Wordt BJZ of de RvdK dan niet direct ingeschakeld? Wordt er dan niet direct een maatregel uitgesproken, omdat er niemand is die voor het minderjarige kind zorgt?
De leden van de VVD-fractie willen weten wat er op dit moment gebeurt als blijkt dat er kinderen alleen zijn achtergelaten. Op het moment dat kinderen alleen worden aangetroffen, is er al veel leed aan vooraf gegaan. Dat wil indiener juist voorkomen. Maar indien kinderen in deze fase pas ontdekt worden, zal ondersteuning en zorg op maat worden gezocht. Dit kan via het informele, maar betrouwbaar en verantwoordelijk netwerk of alsnog via de officiële instanties. De situaties zijn verschillend, waardoor er geen standaard werkwijze is.
De aan het woord zijnde leden vragen of door het bestaan van de Gemeentelijke Basisregistratie (GBA) het niet heel eenvoudig is om bij het detineren van (mogelijke) ouders te controleren of iemand kinderen thuis heeft wonen.
De VVD-fractie vraagt of het niet eenvoudig te controleren is of er kinderen op hetzelfde adres als de gedetineerde vrouw woont. Dit is inderdaad via de Gemeentelijke Basisadministratie te controleren. Dit gebeurt echter niet altijd. Ook hier geldt, dat dit juist het probleem is. Als dat wel gebeurt dan zijn de kinderen eerder in beeld en kan veel leed worden voorkomen.
In het kader van de «kindcheck» ligt in eerste instantie de taak bij de politie om te informeren of er kinderen zijn als een vrouw wordt gearresteerd. Ook de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft de taak om te informeren of de vrouw die gedetineerd wordt, kinderen achterlaat. De meest voor de hand liggende manier om dit te achterhalen is via de Gemeentelijke Basisadministratie en het tegelijk rechtstreeks aan de vrouw vragen of zij kinderen thuis heeft zitten. In dit laatste geval stuit men weer op het probleem dat deze moeders bang zijn de zorg voor hun kind te verliezen. Het is dus niet altijd bekend of de vrouw kinderen achterlaat.
Als eenmaal in kaart is gebracht dat de vrouw kinderen achterlaat, rijst de vraag wie dan de aangewezen persoon is die actie dient te ondernemen ten behoeve van het kind. Hier rijzen dan de problemen die indiener wil oplossen. De persoon die vanaf dit moment de regie overneemt en de ondersteuning van het kind op zich moet nemen, moet het vertrouwen van de moeder en het kind genieten. Deze gezinsmaatschappelijk werker (of gezinscoach) is bij voorkeur in dienst bij een laagdrempelige organisatie. Gezien de angst van de moeder voor deze instantie moeten we besluiten om bij voorkeur deze vertrouwenspersoon niet te zoeken bij BJZ. Het ligt voor de hand dat deze gezinsmaatschappelijk werker of gezinscoach valt onder de gemeente vergelijkbaar met nazorgmedewerker voor ex-gedetineerden. Het is belangrijk dat de medewerker eenvoudig ingang heeft bij diverse instantie en de wegen kent die bewandeld moeten worden om de juiste zorg of ondersteuning te krijgen.
Vooral is het van belang om de zorg snel en dichtbij te organiseren, om te voorkomen dat geïndiceerde duurdere zorg nodig is of nog meer heftige maatregelen zoals bijvoorbeeld via de RvdK.
Hoewel de leden van de VVD-fractie het noodzakelijk vinden dat de verschillende instanties op de hoogte zijn van het bestaan van kinderen van moeders in detentie, zijn zij niet overtuigd dat er iets afzonderlijks moet worden opgetuigd. De ervaring leert namelijk hoe meer afzonderlijke trajecten voor een specifieke doelgroep er zijn, hoe minder effectief deze zijn. Onderschrijft de indiener deze stelling?
Indiener onderschrijft de mening van de VVD-fractie dat er niet nog meer trajecten en instantie opgetuigd moeten worden. Het probleem zit hem niet in deze trajecten maar in de regie. Niemand neemt daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor de kinderen voor de duur van de detentie en daarna. Deze regierol moet vervuld worden door een persoon die aan de ene kant het vertrouwen van het gezin geniet en aan de andere kant een ingang heeft bij en contacten heeft met de diverse instanties.
Deze leden merken op dat de indiener de ondersteuning van de moeder tijdens detentie noemt met als doel dat ze daarna de kinderen kan opvoeden en niet weer de fout in gaat. Deze leden nemen aan dat de indiener met in de fout gaan bedoelt dat zij weer strafbare feiten pleegt. Hoe ziet indiener in dit verband dan de rol van de reclassering? Zou er volgens de indiener daar een probleem liggen? Zo ja, welk probleem en hoe moet dit dan opgelost worden?
Uiteraard ziet indiener een rol voor de reclassering weggelegd om te voorkomen dat de moeder weer in de fout gaat. Dat staat echter los van datgene wat het kind nodig heeft om ongeschonden uit deze periode van detentie van de moeder te komen. De reclassering is er expliciet voor de moeder (indien een rechter dit uitspreekt, wat niet altijd zo is) en niet voor het kind. Het gaat indiener erom dat kind en moeder ondersteuning krijgen tijdens en na detentie om de aanleiding voor plegen strafbaar feit (vaak vanwege armoede, schulden) wordt weggenomen en een goede opvoedrelatie en band blijft bestaan. Reclassering heeft een andere taak, bovendien staat een gezinscoach dichtbij het gezin.
De leden van de PVV-fractie merken op dat gesteld wordt dat het aanbod voor hulp aan kinderen van moeders zwaar tekort schiet. Het is te beperkt omdat het niet op tijd komt, er geen coördinatie en afstemming is en doordat het niet voor elk kind beschikbaar is. Waarom is het aanbod niet voor elk kind beschikbaar? Is dat alleen vanwege de leeftijdsgrens van twaalf jaar in het geval van moeder-kindbezoektijden of zijn er nog andere vereisten waardoor kinderen niet in aanmerking komen voor ondersteuning?
De PVV-fractie vraagt hoe het komt dat niet elk kind de zorg en ondersteuning krijgt die het nodig heeft als de moeder te kort schiet. De hulp komt vaak pas als het heel slecht gaat met een kind. Deze kinderen zijn een stille en vergeten groep. Uit angst om moeder nooit meer te zien en uit schaamte vragen ze niet snel hulp. Zo verdwijnen kinderen uit het zicht en is er geen aanbod. Als het gaat om een gedetineerde moeder dan zijn er verschillende redenen waarom deze kinderen te weinig hulp krijgen. Inderdaad is er een probleem met het bezoeken van de moeder in de gevangenissen. De leeftijdsgrens voor specifieke ouder-kind bezoeken voor minderjarige kinderen is een probleem. Maar dit is niet het enige probleem. Het gaat ook om de zorg voor de achtergebleven kinderen en de nazorg als de moeder eenmaal terug is. Na de detentie moet er weer een goede band tussen moeder en kind opgebouwd worden. Het geschonden vertrouwen moet worden hersteld. Dit vergt tijd en aandacht. Als moeder eenmaal uit detentie is dan heeft Justitie nog weinig aandacht voor de relatie tussen de moeder en het kind. Ook gemeenten stellen geen prioriteit als het gaat om aandacht voor deze groep kinderen. Dat is een van de redenen dat indiener met haar voorstel is gekomen.
De leden van de CDA-fractie hechten eraan te benadrukken dat de ouders zelf de eerstverantwoordelijken zijn. Zij moeten zelf voor opvang en verzorging zorgen. Deze leden wijzen er op dat veel ouders daartoe ook prima in staat zijn.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat ouders zelf de eerstverantwoordelijken zijn en dat zij zelf voor opvang en verzorging moeten zorgen. Indiener verwijst naar wat zij eerder heeft gezegd over de rol van de moeder. In aanvulling hierop het volgende. Indiener deelt de mening van de aan het woord zijnde leden van de CDA-fractie dat ouders primair verantwoordelijkheid moet nemen voor de zorgen van hun kinderen. Die verantwoordelijkheid voor de kinderen mag je nooit bij de ouders weghalen als daar geen reden voor is. Indiener wil echter benadrukken dat dat niet het doel van de voorstellen zijn. Indiener wil slechts ondersteuning bieden aan de kinderen waarvan de moeder door omstandigheden niet in de nabijheid van het kind is en waardoor het kind, door de afwezigheid en detentie van de moeder, schade kan ondervinden. Om deze schade te vermijden of zo klein mogelijk te houden is het nodig dat een gezinsmaatschappelijk werker of gezinscoach zich over het kind ontfermt. En tevens gericht is op het zo snel mogelijk terug geven van de regie aan de moeder, indien het kan. Deze ondersteuning staat naast de ouder en moet de belangen van het kind behartigen en de ouder-kindrelatie gezond houden of maken.
Delinquent gedrag maakt iemand niet per se op alle punten een slechte ouder, hoewel het voorbeeldgedrag, uitzonderingen daargelaten, natuurlijk ernstig tekort lijkt te schieten.
Voornoemde leden constateren dat de problematiek niet nieuw is, maar dat het in de praktijk in het bijzonder ontbreekt aan consequent uitvoeren van wat afgesproken is. Zij vragen of de indiener dat onderschrijft. Er wordt momenteel gewerkt aan een uitbreiding van de bezoektijden. Omdat deze leden de problematiek onderschrijven, kunnen zij zich focussen op de beslispunten. Daarin wordt immers de oplossingsrichting aangegeven en daar draait het nu om.
Indiener ondersteunt de gedachte van de leden van de CDA-fractie dat delinquent gedrag niet per se leidt tot slechte ouders. Zij is echter ook van mening dat datzelfde gedrag geen effect mag hebben op het kind en op de toekomst van het kind. Daarom meent indiener dat er aandacht moet zijn voor het kind om vervolgschade bij het kind te voorkomen. Indiener onderschrijft dat de problematiek niet nieuw is. Sinds 2008 vraagt indiener aandacht voor deze groep kinderen. Spijtig genoeg hebben deze acties nooit geleid tot effectief beleid. Door deze initiatiefnota hoopt indiener hier verandering in te brengen.
De problemen waar indiener over spreekt betreffen niet allen de bezoektijden voor kinderen aan hun ouders. Dit is slechts een deel van de oplossing. Daarnaast is aandacht nodig voor de ontwikkeling van het kind dat geconfronteerd wordt met een gedetineerde moeder en een verbetering van de moeder-kindrelatie na het beëindigen van de detentie. Deze problematiek is net zo belangrijk. En hier is geen aandacht voor en dus ook bijna geen aanbod.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het in kennis stellen van de kinderen nu plaatsvindt.
De fractie van de ChristenUnie vraagt hoe het in kennis stellen van de kinderen nu plaatsvindt. Indiener gaat ervan uit dat dit in de beslotenheid van het gezin gebeurt, of zou moeten gebeuren. Uit gesprekken met medewerkers die werken met gedetineerde moeders wordt duidelijk dat niet makkelijk of helemaal niet gesproken wordt over de aankomende detentie van moeder. Het komt regelmatig voor dat moeders niets vertellen of ze vertellen een alternatief verhaal zoals het voorwenden van een ziekenhuisbezoek of een vakantie. Als kinderen op enig moment toch vernemen waar moeder zit, heeft dat grote gevolgen voor het vertrouwen tussen moeder en kind. Deze druk mag een kind niet alleen dragen, hiervoor heeft het een luisterend oor en ondersteuning nodig. Een gezinscoach of gezinsmaatschappelijk werker kan dit bieden.
Het in kennis stellen is in de ogen van deze leden een cruciaal moment, gezien het feit dat het contact daar gemaakt of gebroken kan worden en op dat moment het vertrouwen van een kind kan worden gewonnen. Zij vragen in hoeverre in gevangenissen de mogelijkheid bestaat in een huiselijk omgeving de ouder te ontmoeten. Hieronder verstaan voornoemde leden een niet geboeide ouder, zonder een glazen scheidingswand en een gemoedelijke uitstraling van de omgeving.
Indiener deelt van harte de opmerking van de leden van de ChristenUnie-fractie dat het contact tussen moeder en kind van cruciaal belang is voor het vertrouwen tussen beiden. Als moeder eerlijk is over haar verblijf in de gevangenis, en het kind is op de hoogte van de detentie, dan is er het «Moeder en Kind»- bezoek. Op dit moment zijn de mogelijkheden voor het kind om de moeder te bezoeken nog zeer beperkt. De bezoektijden zijn vaak in schooltijd, er zijn te beperkte bezoektijden en niet zelden wordt de moeder in een vrouweninrichting geplaatst dat niet in de buurt van de woonplaats is. Al deze factoren maken de Moeder-Kindbezoeken problematisch.
Voornoemde leden vragen of het in kennis stellen van de kinderen altijd plaatsvindt door of met specifiek daartoe opgeleid personeel. Zij vragen wat de gemiddelde termijn is waarop kinderen voor de eerste keer contact kunnen hebben met hun ouder na arrestatie. Daarnaast vragen deze leden welke invloed een contactmoment of het ontbreken daarvan met de ouder bij een korte detentie, heeft op de onthechting.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er speciaal opgeleid personeel is dat moeder en kind kan ondersteunen. Voor zover indiener weet is er geen speciaal personeel aanwezig. Er is een mogelijkheid om Humanitas/Gezin in Balans te vragen de moeders te ondersteunen bij het vertellen van de detentie door middel van kinderboeken en gesprekken. Dit project heet «Wie let er op de kleintjes». Dit project is gericht op moeders die in detentie zitten en bestaat niet voor vaders en is niet overal beschikbaar. Dit project kan alleen worden ingezet als moeder bereid is haar kinderen op de hoogte te brengen van de detentie.
Indiener kan niet met zekerheid zeggen wat de gemiddelde termijn is waarop kinderen voor het eerst contact hebben met hun ouders. Indiener heeft begrepen dat dit wisselt per inrichting van een aantal dagen tot weken of soms langer. Indiener wil benadrukken dat contact tussen moeder en kind onmiddellijk na de start van detentie van moeder moet plaatsvinden.
De verwijdering tussen moeder en kind kan problemen veroorzaken ten aanzien van de band en het hechtingsproces. Het hechtingsproces bij baby's tot 3 jaar is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het kind. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om het kind de eerste maanden van zijn leven bij de moeder in de inrichting te laten verblijven. Deze periode is echter te kort om een geslaagde hechtingsperiode te volbrengen.
De indiener stelt dat de kosten die gemaakt worden bij een eventueel bezoek van het kind aan de ouder zouden mogelijk betaald kunnen worden vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze leden vragen of die bereidheid er bij de gemeenten is en of daar ook budgettaire ruimte voor bestaat bij die gemeenten. Daarnaast vragen de leden of deze kosten die vanuit de WMO vergoed zouden worden, een oormerk dienen te krijgen.
De leden van de ChristenUnie vragen in hoeverre de WMO ingezet kan worden om een financiële bijdrage te leveren aan het bezoek van kinderen aan hun moeder. Voor zover indiener het weet hebben gemeenten de ruimte om vanuit de WMO een financieeltegemoetkoming te verstrekken om de kosten die gepaard gaan met het bezoek van een kind aan de moeder (deels) te vergoeden. De WMO is immers ook voor het in stand houden van sociale banden tussen familieleden. In die zin zou de WMO wel degelijk behulpzaam kunnen zijn. Op dit moment verschilt het per gemeente of geld vrijgespeeld wordt voor de financiële ondersteuning van het bezoek van het kind aan de moeder in detentie. En indien er geld is, is er niet altijd begeleiding voor de kinderen om af te reizen naar de vrouwengevangenis. Indiener heeft een onderzoekje gedaan en de beleidsdocumenten met betrekking tot de WMO van enkele gemeenten bestudeert. Indiener is slechts één gemeente tegengekomen die min of meer aandacht heeft voor deze problematiek. Andere gemeenten spreken niet over een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bezoek aan de gedetineerde moeder. Dat betekent niet dat deze tegemoetkoming niet gegeven wordt. Indiener heeft dat echter niet gevonden, wat betekent dat de moeder deze informatie ook moeilijk zal kunnen achterhalen. Een gezinsmaatschappelijk werker of gezinscoach die verbonden is aan de gemeente zou deze informatie wel kunnen achterhalen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener aangeeft dat jaarlijks ruim 3000 vrouwen in één van de vijf penitentiaire inrichtingen voor vrouwen in Nederland verblijven en dat hiervan ongeveer 70% moeder met gemiddeld twee kinderen zou zijn. Kan de indiener aangeven waar deze cijfers vandaan komen? Kan de indiener verder aangeven hoeveel gedetineerde moeders alleenstaande ouder zijn?
De VVD-fractie wil weten op welke cijfers indiener zich baseert. Ook de leden van de D66-fractie en de PvdA-fractie hebben vragen gesteld over het aantal vrouwen in detentie en of zij kinderen hebben of niet. Uit «Gevangeniswezen in getal»2 blijkt dat rond de 3000 vrouwen per jaar uitstromen uit detentie. De staatssecretaris spreekt in zijn brief van 23 april 2012 eveneens over een uitstroom van rond de 3000 vrouwen. Er zijn diverse onderzoeken waarin gesproken wordt over het aantal moeders in detentie en hoeveel kinderen zij gemiddeld hebben. Indiener heeft gebruik gemaakt van een onderzoek van de Dienst Justitiële Inrichting (DJI) uit november 20023. In dit rapport wordt gesproken over 73% van de vrouwen die in detentie zitten en kinderen hebben. Andere onderzoeken laten vergelijkbare aantallen zien. In het rapport «Moeders in detentie en de omgang met hun kinderen» 4 wordt gesproken over een geschat aantal van tussen de 50 en 70% gedetineerde moeders. Uit het onderzoek van DJI uit 2002 blijkt dat ruim 23% van de gedetineerde vrouwen één kind heeft, 22% twee kinderen, ruim 12% drie kinderen en 15% heeft meer dan 3 kinderen.
Uit hetzelfde rapport uit 2002 blijkt dat van de gedetineerde vrouwen 8,2% getrouwd is en 3,8% samenwonend. 42% is ongehuwd en een kleine 9% is gescheiden of weduwe. Recentere cijfers zijn niet gevonden. In dit onderzoek is geen verband gelegd tussen de huwelijkse staat van de gedetineerde vrouw en het feit of zij kinderen heeft op niet.
De indiener geeft ook aan dat slechts 125 moeders nazorg krijgen. Wat houdt deze nazorg precies in? Kan de indiener aangeven waarom slechts 125 moeders nazorg krijgen en waar deze cijfers vandaan komen. Geeft de indiener hiermee aan dat er wel nazorg zou moeten zijn voor een groep gedetineerde moeders, maar dat er om bepaalde redenen geen gebruik van kan worden gemaakt of wordt gebruikt? Voornoemde leden vragen of niet beter eerst hier naar gekeken kan worden voordat er iets nieuws wordt bedacht. Kan bijvoorbeeld voorlichting aan gemeenten die de nazorg zouden moeten verlenen hier aan bijdragen?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de nazorg precies inhoudt. Tevens vragen de leden of niet eerst gekeken moet worden naar de redenen waarom geen gebruik gemaakt wordt van de geboden nazorg. De nazorg van gedetineerde moeders is gericht op het moment dat de moeder de gevangenis verlaat. De laatste maanden van de detentie krijgt de vrouw in sommige gevallen opvoedondersteuning aangeboden en wordt ingezet op maatschappelijke re-integratie. De opvoedondersteuning strekt tot doel om de moeder na de detentie tools mee te geven om de verzorging van haar kinderen weer op zich te nemen. De opvoedondersteuning gaat primair uit van de steun die de moeder nodig heeft en niet van de ondersteuning die het kind nodig heeft. Uiteraard zal het kind ook voordeel hebben van deze ondersteuning, maar indiener wil benadrukken dat kinderen ook andere steun en begeleiding nodig hebben, zoals zij dat heeft besproken in haar nota. Om de juiste ondersteuning te bieden moet het kind centraal stant en moet uitgegaan worden van de positie van het kind. Nu krijgt niet elke moeder en kind tijdens detentie ondersteuning, omdat niet iedereen volgens de huidige regels in aanmerking komt.
De ondersteuning die de ex-gedetineerde moeder aangeboden krijgt, wordt door Humanitas georganiseerd. Deze organisatie heeft aangegeven dat zij jaarlijks rond de 125 ex-gedetineerde moeders ondersteunen. De aan het woord zijnde leden vragen naar de rol van de gemeenten. De meeste gemeenten zetten niet in op ondersteuning van ex-gedetineerde moeders en hun kinderen. De meeste middelen worden besteed aan resocialisatie van veelplegers. Daarnaast zijn bij sommige (kleine) gemeenten de moeders niet in beeld of gaat het om een zeer klein aantal. Deze kleine gemeenten zullen allen apart moeten uitvinden welke ondersteuning de ex-gedetineerde moeder en haar kind nodig hebben. Landelijk sturing op dit punt zou winst betekenen voor de aanpak en kan daarnaast leiden tot beteren inzicht in de problematiek.
Het aantal moeders dat van Humanitas ondersteuning krijgt, was 125, maar loopt als gevolg van de bezuinigingen terug. Indiener spreekt op dit punt haar zorg uit dat deze bezuinigingen grote consequenties kunnen hebben voor de ex-gedetineerde moeder en haar kind.
Hoeveel moeders zouden er volgens de indiener dan eigenlijk in aanmerking moeten komen voor nazorg?
De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel kinderen in aanmerking moeten komen voor nazorg. Indiener kan hiervan slechts een schatting geven, maar uit contacten met onder anderen Humanitas blijkt dat ongeveer 400 moeders gebruik moeten kunnen maken van een speciale regeling, dat gericht is op de opvoedondersteuning. Meer dan 800 minderjarige kinderen zullen begeleiding nodig hebben om de gevolgen van de detentie van de moeder zo klein mogelijk te houden. Deze begeleiding bestaat naast de opvoedondersteuning die de moeder moet krijgen. Daarnaast zal een deel van de kinderen extra psychiatrische of psychologische zorg nodig hebben om geen vervolgschade te ondervinden van de detentie van de moeder.
Het aantal moeders en kinderen kan makkelijk in beeld worden gebracht door een consequente uitvoering van kindcheck en een aanbod voor alle moeder en kinderen tijdens en na detentie. Voorwaarde is dat moeder en kind in beeld moeten zijn en dat er voldoende aanbod aan ondersteuning is. Beiden zijn er niet.
De indiener stelt dat de meeste kinderen verblijven in het eigen netwerk van de moeder en dat pleegzorg dan geen taak ziet omdat het al geregeld zou zijn. De leden van de VVD-fractie nemen aan dat de indiener hier BJZ mee bedoelt?
Overigens zijn deze leden verbaasd dat pleegzorg BJZ er zo over zou denken. Er is dan niemand die daadwerkelijk het gezag over de kinderen kan uitoefenen wanneer de ouder met het gezag is gedetineerd. Deze leden zijn van mening dat BJZ hier wel degelijk een taak heeft en dat er in dat geval een ondertoezichtstelling zou moeten worden uitgesproken zodat een gezinsvoogd (tijdelijk) deze taak op zich kan nemen. Kan de indiener aangeven hoe vaak het voorkomt dat er wel een ondertoezichtstelling is uitgesproken en hoe vaak niet?
Indiener dankt de leden van de VVD-fractie voor haar opmerkzaamheid. Het is waar dat indiener met pleegzorg BJZ bedoelt.
Indiener wil benadrukken dat opvang van het kind in de eigen omgeving de absolute voorkeur heeft boven ondertoezichtstelling. Zoals indiener hierboven al heeft aangegeven is het niet altijd nodig om BJZ in te zetten, maar is meer behoefte aan gezinsmaatschappelijk werker of een gezinscoach die regie voert en een oogje in het zeil houdt. Het sociale netwerk rondom de moeder en het kind kunnen dan eveneens een bijdrage leveren. Indiener is van mening dat de inzet van een gezinsmaatschappelijk werker of gezinscoach een effectiever oplossing is die tevens goedkoper is dan het inschakelen van BJZ. De leden van de VVD-fractie willen weten hoe vaak een kind van een gedetineerde moeder een OTS krijgt opgelegd. Er wordt niet bijgehouden hoe vaak een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken bij kinderen waarvan de moeder gedetineerd is of wordt.
De leden van de SP-fractie vragen de indiener naar haar mening over het bereikte niveau van nazorg door de gemeenten aan ex-gedetineerden. De gemeentes zijn hiervoor verantwoordelijk, maar in de praktijk schort hier vaak nog veel aan, niet alleen ten aanzien van het gezin maar in het algemeen. Wat is de analyse van de indiener van dit probleem? Zou het geld dat voor de gemeentes beschikbaar is voor nazorg aan ex-gedetineerden niet gelabeld moeten worden? Om te voorkomen dat het geld aan andere zaken wordt uitgegeven en er voor te zorgen dat nazorg goed geregeld wordt, juist omdat goede nazorg nieuwe problemen effectief kan voorkomen?
De leden van de SP-fractie vragen naar de mening van de indiener over het bereikte niveau van de nazorg door de gemeenten aan ex-gedetineerden. Indiener wil er nogmaals op wijzen dat het doel van de nota niet is het op orde brengen van de nazorg van ex-gedetineerden, maar de zorg organiseren voor de kinderen van gedetineerde moeders gedurende het hele detentietraject. Dit is een andere groep waar indiener zich hard voor wil maken. Hier is nog niets voor geregeld en dat wil indiener veranderen. Indiener zal echter niet ontkennen dat een deel van dat traject de nazorg van de ex-gedetineerde en haar kind betreft. Zoals indiener hierboven reeds heeft aangegeven zal er meer aandacht moeten zijn voor de nazorg van de ex-gedetineerde en haar kind. Niet elke gemeenten heeft oog voor deze groep. Indiener verwijst verder naar het antwoord op de vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie.
Verder vragen de aan het woord zijnde leden of geld dat de gemeente van de overheid krijgt geoormerkt moet worden voor de nazorg van ex-gedetineerden. Indiener is van menig dat geborgd moet worden dat kinderen van gedetineerde moeders de garantie hebben dat ze ondersteuning krijgen tijdens en na detentie, om te voorkomen dat kinderen schade in de opvoeding ondervinden door de afwezigheid van de moeder. Tevens moet na detentie zo snel mogelijk een start gemaakt worden met opvoedondersteuning zodat thuis (weer) een veilige (opvoed)situatie ontstaat. Doel van indiener is niet het labelen van geld, maar het regelen en stroomlijnen van ondersteuning vanuit de gemeente door laagdrempelig aanbod.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren op basis van de voorliggende nota, dat ruim 3000 vrouwen in een penitentiaire inrichting verkeren. Daarvan keren er 2500 terug naar een gemeente. De wet stelt dat al deze vrouwen recht hebben op nazorg. Van deze groep maakt slechts 5% gebruik van nazorg. Wat is de reden van dit lage cijfer? Vraagt slechts 5% van de vrouwen deze nazorg aan of is er sprake van een te beperkt aanbod?
De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten waarom er maar 5% van de ex-gedetineerde vrouwen gebruik maken van de nazorg. Indiener heeft moeten constateren dat er slechts financiering is voor 5% specifiek gericht op de problematiek van ex-gedetineerde moeders. Voor de rest is er geen aanbod. Deels omdat de groep niet bekend is en deels omdat het geen prioriteit heeft.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener het programma «Betere Start» als een goed initiatief noemt dat echter aan een te beperkte groep wordt aangeboden en gedurende een te beperkte tijd. Kan de indiener aangeven of een onafhankelijke gekwalificeerde instantie, niet zijnde de bedenker van de «Betere Start», deugdelijk heeft onderzocht of het hier een effectieve interventie betreft? Kan de indiener aangegeven waarom een dergelijke interventie – als deze bewezen effectief is – zo weinig en zo beperkt wordt ingezet? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.
De leden van de VVD-fractie willen weten of het programma «Betere Start» effectief is en of daar onderzoek naar is gedaan. De universiteit van Utrecht heeft dit programma onderzocht en vastgesteld dat het programma effectief is. Het programma wordt te weinig aangeboden, deels door gebrek aan prioriteit en voor een ander deel omdat het niet voor elke moeder en kind geschikt is. Dé moeder en hét kind bestaan net zoals hét programma en dé ondersteuning, niet. Daarom is dit programma, maar ook maatwerk van groot belang.
De leden van de PVV-fractie lezen dat wordt aangegeven dat veel kinderen die dat zelf willen niet op bezoek kunnen bij hun moeder, omdat de afstand te groot is, er geen geld of begeleiding voor de reis is of BJZ geen toestemming geeft. Deze leden vragen om welke redenen BJZ geen toestemming kan geven. Zij nemen aan dat erop kan worden vertrouwd dat BJZ in het belang van het kind toestemming geeft of weigert.
De leden van de PVV-fractie vragen welke redenen er kunnen spelen waarom BJZ geen toestemming geeft voor een bezoek van het kind aan de gedetineerde moeder.
De indiener kan slechts haar vermoeden uitspreken waarom BJZ niet altijd toestemming geeft voor een bezoek van het kind aan haar gedetineerde moeder. Indiener denkt dat de weigering van BJZ om met het kind de gedetineerde moeder niet te bezoeken is ingegeven omdat zij dit in het belang van het kind de juiste beslissing vinden. De ervaring van de vrijwilligers van «Gezin in balans» leert dat BJZ geen personeel kan vrijmaken om dat bezoek met het kind af te leggen. In dit gat is Humanitas gesprongen en heeft vrijwilligers bereid gevonden samen met het kind de moeder te bezoeken. Dit gebeurt echter te weinig waardoor niet alle kinderen hun gedetineerde moeder kunnen bezoeken.
De kindcheck, die moet voorkomen dat kinderen van gedetineerde moeders vergeten worden, is nog vrijwel nergens ingezet en volgens de indiener dus een papieren werkelijkheid. Voornoemde leden vragen of er problemen zijn waartegen men in de praktijk is aangelopen bij het uitvoeren van de kindcheck waardoor het niet of nauwelijks wordt ingezet? Kortom: waarom wordt er niet optimaal gebruik gemaakt van de kindcheck?
De leden van de PVV-fractie willen weten waarom niet optimaal gebruik wordt gemaakt van de kindcheck. Zoals indiener eerder in de nota heeft beschreven zijn er verschillende redenen waarom kindcheck nog niet optimaal werkt. Bij het eerste contact tussen de moeder en depolitie heeft de politie de taak om te informeren of er kinderen zijn. Dit gebeurt niet altijd, omdat agenten er niet aan denken. Als het wel bekend is, zal de politie deze informatie moeten overdragen aan de gemeente waar de verdachte of de veroordeelde moeder woont. Er is echter niet altijd aanbod. Dat betekent dat als bekend is dat er kinderen zijn, het niet altijd duidelijk is waar men naar toe moet om hulp te vragen, waardoor kind tussen wal en schip valt.
Er is een onderscheid tussen een geplande en een ongeplande arrestatie. In beide gevallen zal de politie moeten controleren of de gearresteerde vrouw moeder is en kinderen achterlaat. Bij een geplande arrestatie, wordt de moeder geacht zorg voor haar kind geregeld te hebben. Dit gebeurt niet altijd, om diverse redenen. Bijvoorbeeld: de moeder durft met naasten niet te spreken over haar op handen zijnde arrestatie; durft met haar kind niet te spreken over de arrestatie en de mogelijkheid dat zij gevangen wordt genomen.
De ervaring leert dat de politie niet altijd bij de vrouw informeert of er kinderen zijn. En al helemaal niet controleert óf er kinderen zijn. Dat betekent dat deze kinderen in eerste instantie achterblijven zonder zorg of ondersteuning.
Als de politie het vermoeden mocht hebben dat de vrouw kinderen heeft, dan bestaat de mogelijkheid om via het GBA te controleren of dat werkelijk het geval is. Gezien het feit dat er nog steeds kinderen alleen achterblijven, moet de indiener de conclusie trekken dat aan de voorkant van de detentie de politie nog steeds steken laat vallen. Ook bij gemeenten weet men niet goed hoe ze moeten omgaan met een zelfmelding van een moeder die gedetineerd wordt. Dit wijst het eigen onderzoek van indiener uit, terwijl de contactpersoon nazorg bij de gemeente wel degelijk een rol moet spelen ten gunste van de kinderen. Uit de brief van de toenmalige ministers van Justitie en Jeugd en Gezin blijkt dat de contactpersoon nazorg een opdracht moet krijgen om te controleren of er kinderen zijn waar moeder de verantwoordelijkheid voor heeft. Het is van groot belang dat dit contact gelegd wordt. Tot nog toe wordt deze persoon in de gemeente niet benaderd.
Kortom, de controle begint bij de actie door de politie en vervolgens door de coördinatoren van de gemeenten. Kinderen moeten in beeld zijn en er moet een aanbod zijn. Beide is niet het geval. Hier is geen sprake van onwil, maar van onwetendheid. Daarom is een politieprotocol hoe te handelen als er kinderen achter blijven en een laagdrempelig aanbod, zo noodzakelijk.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het programma «Betere Start» wordt voortgezet, nadat zij hiervoor, met overtuigende steun van de indiener, hadden gepleit tijdens de begrotingsbehandeling Veiligheid en Justitie.
Terecht wijst de indiener op de afspraken die zijn gemaakt over de kindcheck. Het bevreemdt deze leden zeer dat de afspraken blijkbaar niet worden nagekomen. Net als de indiener zijn zij hierover zeer ontstemd.
Indiener wil de leden van de CDA-fractie verwijzen naar wat indiener hiervoor gezegd heeft over kindcheck.
De leden van de SP-fractie vragen de indiener of er voor de groep moeders die slechts kort in detentie verblijven niet een andere training beschikbaar is of zou moeten zijn. Zou opvoedingsondersteuning niet ook aan kortgestraften moeten worden aangeboden? Hoe zou dit kunnen worden verbeterd?
De leden van de SP-fractie vragen of er voor de groep moeders die slechts kort in detentie zijn een training beschikbaar is zoals de opvoedondersteuning. Op dit moment financiert het ministerie van Veiligheid en Justitie Humanitas en hun programma «Gezin in Balans» om opvoedondersteuning te geven aan deze groep vrouwen. Er is dus reeds voorzien in een training voor kortgestrafte moeders. Deze training is alleen niet beschikbaar voor elke moeder. En dat terwijl de moeder in detentie bij elkaar zitten, ze zijn dus makkelijk te vinden en te trainen.
Deze leden vragen of de verruiming van de bezoektijden tot een verbetering van de situatie heeft geleid. Kunnen kinderen nu vaker op woensdagmiddag, in het weekend of op doordeweekse avonden bij hun gedetineerde ouder op bezoek? In hoeveel inrichtingen zijn de bezoektijden nog steeds onder schooltijd? Zouden hier in de praktijk geen praktische oplossingen voor gevonden kunnen en moeten worden?
De leden van de SP-fractie vragen of de verruiming van de bezoektijden tot een verbetering heeft geleid. Indiener heeft hier geen informatie over maar verwacht dat er enige verbetering moet zijn. Bijvoorbeeld: in de PI Breda zijn de bezoektijden veranderd waardoor er op de middagen en twee keer door de week op een avond bezoek mogelijk is. Eén keer per drie weken mag gedetineerde bezoek ontvangen in het weekend.
Ruimere bezoektijden helpt zeker, dit beleid verschilt echter per gevangenis. Indiener hecht eraan om te vermelden dat er meerdere zaken tegelijk moeten gebeuren om detentieschade bij een kind te voorkomen. De mogelijkheid om de moeder te bezoeken bezoek is daar een onderdeel van.
Ook de mogelijkheid voor moeder om de laatste termijn van detentie door te brengen met hun kind, in bijvoorbeeld Exodus huis, is een goede manier om de band tussen moeder en kind te herstellen of te versterken en moeder te ondersteunen in opvoedtaken. Onlangs zijn hiervoor voorstellen gedaan in de Kamer. Indiener is van mening dat een pilot moet worden opgestart waar alleenstaande moeders in de laatste fase van hun detentie, of voor kortgestraften, de mogelijkheid moeten worden gecreëerd om met een enkelband de rest van hun straf uit te zitten, buiten de gevangenis en in het nabij zijn van haar kind.
Voornoemde leden vragen de indiener naar haar ideeën om de kindcheck ook in de praktijk te verbeteren. De kindcheck wordt kennelijk nog nergens ingezet. Hoe komt dat?
Indiener heeft voorgesteld om een protocol op te stellen, zodat agenten en justitie altijd checken of er een kind is. Dus niet alleen vragen, maar vooral controleren. Waarom dit nog steeds niet is gebeurd, is een vraag die wij ook bij de Minister hebben neergelegd. Het lijkt erop dat politie en justitie vragen of er kinderen zijn en dat een check noemen. Als de moeder dan ontkent, wordt er geen actie ondernomen en. Daarom stelt indiener dat er gecontroleerd moet worden in het GBA of er kinderen zijn. Ook hier gaat indiener ervan uit dat het geen onwil is, maar onwetendheid. De situatie zit niet op het netvlies van politie en justitie.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een kind de eerste zes maanden van het leven bij de moeder in detentie mag verblijven. In de initiatiefnota wordt regelmatig de band van tussen ouder en kind als groot goed genoemd. Deze leden vragen waarom deze periode niet verlengd kan worden zodat de band tussen moeder en kind zich verder kan ontwikkelen, uiteraard met in ogenschouw genomen dat de ontwikkeling geen achterstand op mag lopen. Voornoemde leden vragen vervolgens op welke leeftijd een kind schade op zou lopen door bij een ouder in detentie te verblijven.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten tot welke leeftijd kinderen bij hun moeder in detentie kunnen blijven zonder schade te ondervinden van de aanwezigheid in de gevangenis. Op advies van de RvdK is de leeftijd van het kind dat bij de moeder in de gevangenis mag verblijven teruggebracht van 9 naar 6 maanden. Indiener ziet het dilemma tussen de aanwezigheid van het kind bij de moeder in detentie en het effect dat die aanwezigheid op de kinderen kan hebben. Indiener is daarom van mening dat er onderzoek gedaan moet worden naar die periode gezien vanuit het belang van het kind. Met inachtneming van de goede voorbeelden uit het buitenland.
Deze leden vragen of, als het project «Betere Start» goed verloopt zoals de signalen op dit moment aangeven en mogelijk het onderzoek later dit jaar bevestigd, de mogelijkheid bestaat die termijn te verlengen? De huidige periode van de laatste drie maanden een intensieve band opbouwen is in de ogen van de leden vrij kort. Daarom vragen zij of een ongedwongen ontwikkeling, die niet gekoppeld is aan een tijdsbestek, niet beter zou zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen gesteld over het project «Betere Start». «Betere Start» is een afgebakende training van een aantal keer en is geen antwoord op de totale problematiek. Er is dus geen mogelijkheid om «Betere Start» uit te breiden. Wel moet het mogelijk zijn om in samenwerking met het project Gezin in Balans van Humanitas «Betere Start» breder in te zetten. Gezin in Balans biedt integraal aanbod van begin van de detentie tot eind van de detentie en heeft de mogelijkheid om tot anderhalf jaar na de detentie ondersteuning te bieden! Doel is een breed aanbod tijdens en na detentie. Liefst zo dicht mogelijk bij het gezin georganiseerd.
Bezoektijden zo vormgeven dat het mogelijk is om buiten schooltijden ouders te bezoeken zien deze leden als een positief voorstel. Echter zijn bezoektijden voor ouder en kind na het bereiken van het twaalfde levensjaar niet eenvoudig te bewerkstelligen. Deze leden vragen of hier niet eenduidige wijziging voor nodig is zodat, vanuit de rechtspositie van het kind, het altijd mogelijk is ouders te bezoeken.
Indiener is het met de leden van de ChristenUnie eens dat er een eenduidige bezoekregeling moet komen voor alle penitentiaire inrichtingen zodat de bezoektijden worden aangepast aan de noden en wezen van de kinderen. Daarbij wil indiener ook pleiten voor het verhogen van de bezoekleeftijd van «moeder en kind»-bezoektijden naar 18 jaar.
De inhoud van de kindcheck wordt door de nota als toereikend beoordeeld. Toch kunnen de instanties uit de steekproef nog niet overweg met de kindcheck. Welke mogelijkheden ziet de indiener tot verbetering op dit punt?
Volgens de leden van de ChristenUnie zou indiener de inhoud van het kindcheck toereikend beoordelen. Indiener wil erop wijzen dat indiener de gedachte achter de kindcheck ondersteunt, maar indiener heeft moeten constateren dat er sprake is van een gebrekkige uitvoering van de kindcheck en die uitvoering acht indiener als ontoereikend. Over verbetervoorstellen wil indiener verwijzen naar de antwoorden op vragen van leden van de CDA fractie.
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de verschillende reacties van de gemeenten in de fictieve casus. Het verbaast deze leden des te meer daar de indiener aangeeft dat er een gemeentelijke coördinator detentie is. Wat is dan de taak van deze gemeentelijke coördinator detentie?
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de situatie van de fictieve persoon Chantal Visser – alleenstaande moeder met minderjarige kinderen – representatief is voor de 3000 vrouwen in detentie.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de taak van de gemeentelijke coördinator detentie. Elke gemeente is verplicht om een coördinator nazorg ex-gedetineerde aan te stellen. Deze persoon wordt ingelicht als een gedetineerde vrij komt. De taakomschrijving staat onder anderen beschreven in de brief van de regering aan de Kamer (29 270-52). Deze taken zijn echter alleen gericht op de ex-gedetineerde na detentie. Dus niet het kind en het gezin staan centraal. Daarom staat het voorkomen van detentieschade en het creeren van een goed opvoedklimaat, niet centraal. Juist daarom wil indiener dat deze coördinator ook het eerste aanspreekpunt wordt voor politie en justitie als bekend is dat er kinderen zijn. Deze coördinator kan dan vanuit de gemeente een gezinsmaatschappelijk werker of gezinscoach aanstellen die kijkt wat het kind en het gezin nodig hebben en de regie heeft bij de ondersteuning en de nodige hulp.
De casus Chantal Visser maakt pijnlijk duidelijk dat bij 60 gemeenten, bij diverse hulpinstantie, bij centra voor jeugd en gezin en bij jeugdzorg, geen idee bestaat hoe detentieschade kan worden voorkomen en hoe preventief en laagdrempelige hulp kan en moet worden geboden. De casus wijst uit dat men de verantwoordelijkheid afschuift naar andere instanties.
De leden van de SP-fractie zijn het zeer eens met de conclusies en scharen zich hier graag achter. Onschuldige kinderen mogen niet gestraft worden voor de daden van hun ouders. De kinderen en de ouder moeten ondersteuning krijgen voor, tijdens en na detentie. Dat het huidige gecoördineerd aanbod voor kinderen en ouders zo gebrekkig is moet worden verbeterd. Zou het wellicht helpen om de voorstellen, genoemd in de paragraaf Beslispunten, iets te concretiseren?
Indiener dankt de SP-fractie voor haar steun. Indiener zal trachten in de volgende paragraaf zoveel als mogelijk de beslispunten toelichten.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener voorstelt dat er een gezinscoördinator moet komen per gedetineerde moeder. Deze leden vragen hoe dit concreet er uit zal komen te zien. Zij vragen of de indiener hiermee bedoelt dat elke gemeente in Nederland standaard een gezinscoördinator in dienst zou moeten hebben. Ook vragen deze leden waarom er naast de gemeentelijke coördinator detentie weer een nieuwe functionaris in de vorm van een gemeentelijke gezinscoördinator moet worden aangesteld. Graag ontvangen zij uitleg hierover van de indiener. Tevens vragen voornoemde leden waarom het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) of BJZ deze taak niet op zich kan nemen.
Het gaat indiener niet om het creëren van een nieuwe functie of een nieuw loket. Indiener wil de bestaande mogelijkheden toespitsen op het kind van gedetineerde moeder en iemand aanwijzen die inzicht heeft in het beschikbare aanbod voor ondersteuning van kind en moeder voor, tijdens en na detentie en deze persoon moet de regie voeren ter ondersteuning van moeder en kind in het belang van het kind. Een integraal aanbod is er niet bij alle gemeenten. Zo ook niet gecoördineerde hulp, iemand die de regie voert.
Indiener stelt voor dit laagdrempelig te organiseren via een gezinsmaatschappelijk werker, coördinator of gezinscoach. De termen komen op hetzelfde neer. Indiener wil nadrukkelijk niet deze taak neerleggen bij geïndiceerde en dure organisaties, maar zo lokaal mogelijk. Het is de bedoeling om dit als taak vast te leggen. Wie de gemeente daarvoor aanstelt is lokaal beleid.
Is de indiener het met deze leden eens dat hoe meer functionarissen, hoe meer versnippering, hoe meer onduidelijkheid wie waarvoor is en hoe minder effectieve ondersteuning?
Indiener is het zeer met deze stelling eens. Daarom pleit indiener niet voor meer, maar voor een passend aanbod en coördinatie.
Daarnaast willen deze leden weten hoe hoog deze kosten zullen zijn en hoe deze kosten worden gedekt.
Indiener wil voor de beantwoording van deze vraag verwijzen naar de paragraaf over de financiële verantwoording.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de rol van de voorgestelde gezinscoördinator wordt ten opzichte van mogelijk andere professionals die zich al met een gezin bezighouden. Welke bevoegdheden en taken krijgt die gezinscoördinator? Hoe kan voorkomen worden dat het vaak toch al te hoge aantal hulpinstellingen en hulpverleners dat zich met probleemgezinnen bezighoudt nog verder toeneemt door een gezinscoördinator aan te stellen die het gezin voor, tijdens en na detentie moet begeleiden? Deelt de indiener de mening dat voorkomen moet worden dat hulpverleners en instanties langs elkaar heen kunnen blijven werken. Zo ja, denkt zij dit te voorkomen met het aanstellen van een gezinscoördinator en op welke wijze?
Een gezinscoördinator heeft een functie vergelijkbaar met die van een (gezins)maatschappelijk werker. Deze maatschappelijk werker is lokaal ingebed, toegankelijk en dichtbij en werkt vraaggericht. Deze persoon zorgt dat er hulp op maat komt en voorkomt juist dat zich teveel mensen met een kind of gezin bezig houdt. Tegelijk voorkomt deze persoon dat deze stille vergeten groep kinderen helemaal geen hulp krijgt. Het gaat absoluut niet om meer, maar om beter. Nu is er bijna niets. Niet in elke gemeente is hulp en dat kan grote problemen veroorzaken. Indiener wil voor de beantwoording tevens verwijzen naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.
Waarom moet de rol van een gezinscoördinator gekoppeld worden aan de vraag of een moeder al dan niet in detentie is of is geweest? Zou het niet beter zijn om bij gezinnen met problemen – of die nu wel of niet te maken hebben met detentie van de moeder – een gezinscoördinator aan te stellen die, bekleed met taken en bevoegdheden, de regie krijgt over het gezin en over het aantal hulpverleners dat zich met het gezin bezighoudt en als enige ook eindverantwoording moet afleggen over de resultaten van alle inspanningen om een gezin weer op de rails te helpen? Wat is de mening van de indiener hierover?
Indiener is zeker voor één gezin, één plan bij gezinnen met problemen in brede zin. Het gaat hier echter om een stille vergeten groep kinderen die geen preventieve en actieve hulp en ondersteuning krijgt. Er is niets voor hen geregeld, daarom is indiener met het voorstel gekomen. Daarom wil indiener een vraaggericht aanbod voor deze kinderen en hun moeders, voor, tijdens en na detentie om problemen te voorkomen en een goede opgroeisituatie te creëren.
De leden van de PVV-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat de functie gemeentelijk coördinator al bestaat of dat dat een nieuw te creëren functie is. Zij wijzen op bestaande effectief bewezen programma’s, zoals «Betere Start» en «Gezin in Balans»
De leden van de PVV-fractie vragen of het hier een nieuw te creëren functie is. De functie bestaat nog niet overal voor deze doelgroep. Al heeft bijvoorbeeld Humanitas wel een werkwijze uitgewerkt en is deze in de praktijk getoetst. Dit wordt echter niet overal toegepast. Voor de verdere beantwoording verwijst indiener naar de antwoorden op de vragen van de PvdA- en VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen of het nu wel zo nodig is om altijd een aparte functionaris aan te wijzen zoals de gezinscoördinator. Zou het niet beter zijn wanneer de functionaris die in de gemeente is belast met de nazorg/contacten met de Dienst Justitiële Inrichtingen hiermee belast wordt? De leden van de SP-fractie vragen de indiener wie de gezinscoördinator, die één plan maakt voor één gezin, in de praktijk moet zijn. Bij welke instantie of organisatie hoort deze? Wie is hiervoor verantwoordelijk? Wie betaalt deze gezinscoördinator?
Indiener stelt zich een tweetrapsraket voor. Het eerste aanspreekpunt en meldpunt voor kinderen van gedetineerde ouders is de gemeentelijke coördinator die al bij de gemeente is belast met de nazorg. Deze coördinator wordt ook aanspreekpunt voor gezinnen. Deze persoon zorgt dat er iemand komt die ook daadwerkelijk hulp biedt en coördineert. Dit kan een gezinscoördinator of een gezinsmaatschappelijk werker of een gezinscoach zijn. Het moet iemand zijn die vanuit een laagdrempelige organisatie praktische zaken regelt. Dat kan een ambtenaar op het stadhuis niet, maar iemand uit de praktische hulpverlening wel.
Dat is dus de tweede stap.
Humanitas heeft al een werkwijze ontwikkeld, maar ook Exodus heeft kennis en expertise opgedaan. Het is van belang om aan te sluiten bij de lokale situatie. Geen blauwdruk vanuit Den Haag.
Het is de verplichting om deze kinderen lokaal aan te melden en ook lokaal ondersteuning te bieden. Op welke manier dat moet gebeuren en door wie, kan elke gemeente zelf kiezen. Het is al een taak van gemeenten om preventie, begeleiding en ondersteuning te bieden. Voor deze specifieke vragen wij om een specifieke aanpak. Ex gedetineerden krijgen die ook, dan is het helemaal nodig om dit voor hun onschuldige kinderen ook goed te regelen.
De kosten zullen naar verwachting in grote gemeenten hoger liggen dan in kleinere gemeenten, omdat logischerwijs het aantal gedetineerden in die gemeenten groter is en daardoor het probleem ook.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indiener terecht aangeeft dat ieder kind recht heeft op passende ondersteuning. Deze leden vragen de indiener in dezen iets concreter en uitvoeriger te zijn, zodat zij zich een beter beeld kunnen vormen van het geen initiatiefneemster voorstaat. Zij vragen dit ook omdat de indiener enigszins kritisch is op het programma «Betere Start», als zou deze interventie doorgaans tekort schieten. Die mening delen deze leden niet. Wel zijn zij met de indiener van mening dat het programma verder uitgerold dient te worden.
In tegenstelling tot wat de CDA-fractie opmerkt, is indiener zeer lovend over het programma «Betere start», maar er ontbreekt een samenhangend aanbod aan ondersteuning voor, tijdens en na detentie. Betere start is voor een beperkte groep vrouwen voor een deel van detentietijd. Indiener vraagt meer, omdat ook onderzoek aantoont dat meer nodig is.
De leden van de SP-fractie vragen ook ten aanzien van het samenhangend aanbod ondersteuning wie hiervoor verantwoordelijk is en wie dit in de ogen van de indiener zou moeten betalen. Wie beheert de gereedschapskist aan interventies en wie bepaalt welke interventie wanneer wordt ingezet?
De leden van de SP-fractie vragen wie verantwoordelijk is voor het samenhangend aanbod. Indiener stelt zich voor dat de gezinscoördinator, een gezinsmaatschappelijk werker of een gezinscoach verantwoordelijk is voor de samenhang. Uitgangspunt is maatwerk en er moet geen Haagse blauwdruk komen. Echter, de goede ervaringen die er nu al zijn, kunnen als voorbeeld dienen. Er zijn voorbeelden van een beperkte groep vrouwen waar het al werkt. Het wiel hoeft dus niet nog een keer te worden uitgevonden.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de indiener voorstelt dat elk kind de moeder ook daadwerkelijk kan zien en dat kosten van vervoer of gebrek aan begeleiding naar de penitentiaire inrichting, door de gemeente vanuit de WMO worden vergoed. Wat vindt indiener ervan dat deze kosten door (de) ouder(s) zelf worden gedragen?
De VVD-fractie vraagt wat de mening van indiener is m.b.t. het zelf dragen van de reiskosten. Ouders zijn primair verantwoordelijk om voor hun kinderen te zorgen. En juist dan om zelf uit de problemen en helemaal uit de gevangenis te blijven. Soms gaat het toch mis. Het gaat hier overigens vaak niet om zware criminelen, maar moeders die tot een daad komen, doordat ze bijvoorbeeld flink in de schulden zitten. Dit is allemaal niet goed te praten, maar het geeft wel aan dat hun situatie goed moet veranderen, omdat er anders een kans is op recidive.
Deze moeders hebben vaak geen geld. En als je in de gevangenis zit heb je ook niet de mogelijkheid voldoende geld te verdienen. In die gevallen vinden indieners ondersteuning op zijn plek. Omdat we kinderen niet de dupe willen laten worden van de daad van hun ouders. En omdat we menen dat zowel de moeder als het kind een tweede kans moet worden gegund.
Deze leden kunnen zich hierbij ook voorstellen dat er kinderen zijn die hun moeder niet in een penitentiaire inrichting willen opzoeken, maar dat de moeder wel graag het kind wil zien en wellicht druk zal uitoefenen. Hoe kijkt de indiener hier tegen aan?
Indiener is van mening dat het bezoek altijd het belang van het kind moet dienen. Het kind pressen om op bezoek te gaan bij de moeder in detentie lijkt indiener niet het belang van het kind te dienen. Ook hierin kan een gezinscoördinator een rol inspelen. Belangrijk is dat het belang van het kind prevaleert.
Wat te doen met moeders die een misdrijf hebben gepleegd tegen de kinderen zelf?
De leden van de VVD-fractie stellen terecht de vraag wat te doen als de moeder een misdrijf heeft gepleegd tegen de kinderen zelf. Dit is een specifiek geval waar naar alle waarschijnlijkheid BJZ en de RvdK al een rol zullen spelen. Deze instanties zullen moeten beoordelen of een bezoek aan de moeder het belang van het kind dient.
De indiener geeft aan dat moeders en kinderen de mogelijkheid moeten hebben om te chatten en dat dat moet kunnen als kinderen daar behoefte aan hebben. De indiener weet ook dat juist internettoegang om veiligheidsredenen in gevangenissen verboden of beperkt mogelijk is. Bepleit de indiener nu dat de behoefte aan contact van een kind op elk moment boven de veiligheid in gevangenissen gaat?
Indiener bepleit zeker niet dat het contact met het kind boven de veiligheid in de gevangenis moet gaan. Binnen de huidige technologisch ontwikkelingen is het mogelijk om contact tot stand te brengen, zonder dat de veiligheid in het geding is. De leden van de VVD-fractie moeten dan denken aan speciale ruimtes waar computers staan die gebruikt kunnen worden om te chatten of te skypen. Indiener probeert bij de beantwoording van alle vragen te redeneren vanuit het belang van het kind. Sterker nog, de rechten van kinderen.
Wat betekent dat voor de situatie van het kind of de kinderen? Worden zij zo niet mogelijk als tussenpersoon in een gevaarlijke en zeer onwenselijke situatie gebracht?
Indiener vermoedt dat de leden van de VVD-fractie met deze vraag bedoelen dat kinderen als speelbal kunnen worden gebruikt door de moeder als er veelvuldig contact tussen die twee is. Om dat te voorkomen is het ook zo belangrijk dat er een organisatie is die coördinatie, expertise en controle kan uitoefenen, zodat je het belang van het kind kan garanderen en tegelijkertijd kan voorkomen dat er ongewenste bijeffecten ontstaan.
Hoe ziet indiener dit in het kader van het belang van het kind?
Voornoemde leden vragen of de indiener kan onderbouwen dat de door voormalige minister voor Jeugd en Gezin ingevoerde kindcheck in de kabinetsperiode waarin onder andere de PvdA regeringsverantwoordelijkheid droeg, in de praktijk vrijwel nooit wordt uitgevoerd en een papieren werkelijkheid is. Of bedoelt de indiener dat de politie geen aparte registratie bijhoudt van het aantal keren dat de kindcheck heeft plaatsgevonden?
Indiener wil voor de beantwoording van de vraag in zijn algemeenheid verwijzen naar antwoorden op vragen over kindcheck. Ter aanvulling wil indiener er op wijzen dat er een gebrek is aan coördinatie tussen gemeentelijk en justitieel domein gericht op deze specifieke problematiek. Deze kinderen hebben geen prioriteit. Juist omdat de PvdA hier al jaren op zit en het tot op de dag van vandaag nog niet goed geregeld is, heeft indiener deze nota geschreven. Om de positie van onschuldige kinderen te beschermen en te verbeteren. En om te voorkomen dat deze kinderen tussen wal en schip vallen.
Indiener denkt niet dat een aparte registratie door de politie moet worden bijgehouden zoals de leden van de VVD-fractie suggereren. Het gaat indiener om actieve controle, zodat hulp kan worden geboden.
Is de indiener het overigens met deze leden eens dat het de voorkeur verdient om na te gaan hoe de alleenstaande ouder ertoe kan worden bewogen haar of zijn verantwoordelijkheid te nemen en dit zelf te melden.
Indiener deelt de mening van de VVD-fractie dat het belangrijk is dat de alleenstaande moeder zelf hulp zoekt. Uit het onderzoek dat indiener heeft gehouden, casus Chantal Visser, blijkt dat ook in het geval de moeder op zoek gaat naar hulp, deze niet voorhanden is. Moeder wordt door hulpverleners en instanties veroordeeld en van het kastje naar de muur verwijzen.
Is de indiener het ermee eens dat dit ook voor de achterblijvende kinderen waarschijnlijk tot veel minder schade leidt?
Indiener is inderdaad die mening toegedaan, dat is een van de redenen dat indiener deze nota heeft gemaakt.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van ouder-kind contact tijdens detentie. Hiertoe dienen inderdaad de bezoektijden te worden aangepast. Opmerkelijk is dat kinderen in een justitiële jeugdinrichting in beginsel onbeperkt recht hebben op contact met hun ouders(s), terwijl zij doorgaans zelf de wet hebben overtreden terwijl de kinderen van een gedetineerde ouder, zelf volledig onschuldig, veel beperkingen ondervindt in het ouder-kind contact. Wat deze leden betreft staat het belang van het kind centraal en zou het bezoek en contact aan minder beperkingen onderhevig moeten zijn.
Indiener onderschrijft wat de CDA-fractie zegt over de bezoekregeling, van harte.
Voornoemde leden zijn minder ingenomen met het voorstel om met een kind te kunnen chatten. Gedetineerden worden terecht beperkt in internetgebruik om misbruik te voorkomen. Bovendien is chatten meer iets voor leeftijdsgenoten. Deze leden zien meer in uitbreiding van bezoektijden en belmomenten. De aan het woord zijnde leden hebben bedenkingen bij te intensief contact met lotgenoten. Liever zien zij de ondersteuning komen van mensen die niet ook met problemen kampen. Natuurlijk moeten de professionals zich goed op de hoogte stellen van de knelpunten, de gevoelens en de zorgen, maar een netwerk van kinderen van gedetineerde ouders draagt, naar het oordeel van deze leden, niet direct bij tot een versterking van het individu.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat internetgebruik door gedetineerden beperkt moeten blijven. Indiener deelt de mening slechts ten dele. Er moet gezocht worden naar mogelijkheden om het contact tussen moeder en kind digitaal vorm te geven.
Ook deelt indiener de mening van de CDA-fractie niet dat contact met lotgenoten niet verstandig zou zijn. Ervaring leert dat lotgenotencontact tussen kinderen van gedetineerde ouders de kinderen heel goed doet. Kinderen kunnen veel problemen ondervinden met leeftijdsgenootjes die niet begrijpen wat het is om een gedetineerde ouder te hebben, die gepest worden of helemaal hun ei niet kwijt kunnen. Voor hen is contact met lotgenoten van groot belang.
Wat de kindcheck betreft delen voornoemde leden de oproep van de indiener om deze (eindelijk) uit te voeren zoals was toegezegd. Hierover is in de Kamer al voldoende gewisseld. Het komt nu aan op de uitvoering.
De leden van de SP-fractie vinden het van belang dat het kind contact kan houden met de gedetineerde ouder op voorwaarde dat het kind dat zelf ook wil. Deze leden zien meer in het verbeteren van belmomenten en het verruimen van de bezoekmogelijkheden in kindvriendelijke ruimtes, dan in het voorstel kinderen en moeders met elkaar te laten chatten. Dat lijkt ingewikkeld in een detentieomgeving, waar internet niet of nauwelijks is toegestaan en communicatie gecontroleerd moet kunnen worden. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.
Indiener wil verwijzen naar de antwoorden die hierboven al zijn gegeven op het onderwerp over internet in detentie. Indiener is met de SP-fractie van mening dat het persoonlijke contact tussen moeder en kind moet prevaleren boven internetcontact. Dat betekent niet dat er niet een vorm gevonden kan worden voor internetcontact tussen moeder en kind als aanvulling op de bestaande contactmomenten.
Voornoemde leden missen in deze initiatiefnota instanties als de RvdK of BJZ. Welke rol ziet de initiatiefnemer voor hen?
Indiener heeft al enkele opmerkingen gemaakt over BJZ en RvdK en wil daarna verwijzen. Indiener is van mening dat BJZ een rol kan spelen daar waar dat nodig is, maar zeker niet als daarvoor helemaal geen reden bestaat. Samenwerking is van groot belang. Er moet worden voorkomen dat problemen uit de hand lopen, waardoor zwaardere maatregelen en zorg nodig zijn. Dan is er al schade en ontstaan hoge kosten.
Deze leden vragen tevens naar de gevolgen van de stelselwijzing Jeugdzorg. In hoeverre bestaat volgens de indiener dan het risico dat de zorg voor deze kinderen versnippert raakt? Hoe zou dat wellicht voorkomen kunnen worden, welke mogelijke oplossingen heeft de indiener daarvoor?
De SP-fractie vraagt naar de relatie tussen dit voorstel en de stelselwijziging Jeugdzorg. Juist door het instellen van een aanspreekpunt in de gemeente sluit je aan bij het nieuwe Jeugdzorgbeleid. Dit aanspeekpunt kun je laten aansluiten bij het huidige coördinatiepunt en door vervolgens een aanbod te creëren, komt er een samenhangende hulp. Dit voorkomt problemen en bespaart geld.
Indiener wil, alvorens in te gaan op de opmerkingen van de fracties het volgende opmerken. Het voorstel van indiener gaat om het voorkomen van detentieschade en leed voor een kind en het gezin. Dit leed voorkomen bespaart dure zorg en mogelijk andere kosten als gevolg van vervolgschade bij het kind in de toekomst. Preventie en ondersteuning zijn al een lokale taak en in die zin leidt deze nota niet tot wezenlijke veranderingen. Op termijn zal sprake zijn van een besparing van kosten die specifiek met deze groep kinderen te maken heeft.
De leden van de VVD-fractie vragen of de indiener kan onderbouwen hoe de kosten voor de aan te stellen gezinscoach of gezinscoördinator per gedetineerde moeder of alleenstaande ouder op termijn gecompenseerd worden.
De leden van de VVD-fractievragen of de indiener kan onderbouwen hoe de kosten voor de aan te stellen gezinscoach of gezinscoördinator per gedetineerde moeder of alleenstaande ouder op termijn gecompenseerd worden. Jarenlange praktijkervaring van GIB leert dat schaamte en schuldgevoelens over de detentie, moeders onzeker maken over hun rol als opvoeder. Een gebrek aan kennis over bestaande regelingen en de angst om kinderen kwijt te raken hebben tot gevolg dat deze moeders zelf de stap naar reguliere hulpinstanties niet vinden of niet durven te zetten. Daardoor stapelen problemen zich op, wat leidt tot schooluitval, een toename van schulden en een verhoogde kans op Justitie contacten (van zowel moeders als betrokken kinderen). Kinderen worden gemist door de vrijwillige jeugdhulpverlening en komen pas in beeld als het gaat om (duurdere) gedwongen Jeugdzorg. De complexiteit van de problematiek en onzichtbaarheid van de doelgroep, in combinatie met de grote risico’s waar betrokken kinderen aan bloot staan, vragen dringend om een vroegtijdig en laagdrempelig ondersteuningsaanbod, wat tevens in staat is om een brug te slaan naar reguliere hulpinstanties.
Ook vragen deze leden de indiener de andere extra kosten, zoals extra begeleiding ten tijde van detentie, extra bezoektijd voor kinderen, te kwantificeren en aan te geven hoe deze worden gedekt.
Indiener vindt het vooral van belang dat er wordt geredeneerd vanuit het belang en behoefte van het kind. Nu is er een bezoeknorm opgesteld op basis van aanbod van detentie, in het geval er kinderen in het spel zijn, zal ook gekeken moeten worden naar de behoefte van het kind. Dat zal dus per kind verschillen en daardoor zullen de kosten ook per kind verschillen.
Tenslotte valt het voornoemde leden op dat de indiener niet met andere voorstellen komt om iets te doen aan het maatschappelijk gedrag ten aanzien van deze kinderen van gedetineerde als pesten en uitsluiting dan het voorstel voor een lotgenotengroep. Juist dit gedrag veroorzaakt in veel gevallen (grote) schade. Deze leden erkennen dat juist dit veranderen buitengewoon lastig is, maar vragen zich dan wel af hoe effectief de andere voorgestelde maatregelen zijn van de indiener zijn.
Indiener heeft zeker oog voor het maatschappelijk vraagstuk van kinderen van gedetineerde ouders. Deze nota is daar een voorbeeld van. De eerste stap is echter voorkomen dat deze kinderen uit beeld raken en problemen ontwikkelen. De volgende stap is kinderen weerbaar maken, daarvoor zijn in deze nota verschillende voorstellen gedaan en goede voorbeelden genoemd. Het gaat ook hier weer om meerdere maatregelen tegelijk nemen. Juist doordat de kinderen in beeld zijn en in contact komen met een gezinsmaatschappelijk werker of gezinscoach kun je stappen ondernemen om de kinderen die dat nodig hebben te versterken en weerbaarder te maken. Dit kan echter niet als het probleem niet zichtbaar is. Ook scholen kunnen hieraan aandacht besteden, waardoor er meer begrip komt voor de problematiek.
De leden van de D66-fractie vinden de beslispunten die de indiener voorstelt sympathiek. Wel
missen zij een wat uitgebreidere financiële verantwoording. Welke kosten verwacht de indiener die gemoeid zullen zijn met het realiseren van de gewenste ondersteuning? Deze leden vragen de indiener of zij van mening is dat door middel van aansluiting bij bestaande mogelijkheden, feitelijk met minimale inspanning het gewenste effect, zijnde kinderen een kans bieden en op het rechte pad houden, kan worden bereikt?
Zie voor deze terechte vraag en constatering dat problemen voorkomen geld bespaart, bovenstaande antwoorden.
Jonker-Verweystichting van mei 2007 «Moeders in detentie en de omgang met hun kinderen» mei 2007
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33177-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.