33 174 (R1974) Goedkeuring van het op 27 mei 2010 te Parijs tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (Trb. 2010, 221 en 314)

E HERDRUK1 MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 27 december 2012

ALGEMEEN

Ik ben verheugd over het feit dat de leden van de PvdA-fractie het wijzigingsprotocol bij het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (hierna: WABB-verdrag) verwelkomen. De leden van de PvdA-fractie hebben nog een tweetal vragen. Daarop zal ik hieronder, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, ingaan.

NIET-DEELNEMENDE LANDEN

De leden van de PvdA-fractie merken op dat enkele landen het Protocol niet hebben getekend. In antwoord op de vraag van deze leden welke maatregelen genomen worden om deze landen, waaronder Zwitserland, alsnog aan boord te krijgen, merk ik het volgende op. De belangrijkste inspanningen om landen aan boord te krijgen vinden plaats op het niveau van de G-20. In februari 2011 heeft de G-20 jurisdicties aangemoedigd om te overwegen om het WABB-verdrag te ondertekenen. Tijdens de G-20 bijeenkomst in Cannes in november 2011 is het verdrag vervolgens dan ook door alle G-20 landen ondertekend. Opgemerkt zij voorts dat Nederland nu al door middel van de bilaterale belastingverdragen op dezelfde wijze als onder het WABB-verdrag informatie op belastingterrein kan uitwisselen met landen als Zwitserland, Luxemburg, Oostenrijk, Hong Kong en Singapore. Voor Nederland maakt het in wezen geen verschil of deze landen tot het WABB-verdrag toetreden. Ook onder deze bilaterale verdragen is automatische uitwisseling mogelijk, zij het dat ook hier weer voorafgaande expliciete instemming van beide landen een vereiste is. De toegevoegde waarde van het WABB-verdrag is met name dat het een multilateraal verdrag is waardoor het in het bijzonder voor ontwikkelingslanden mogelijk wordt om op een kostenefficiënte manier betrokken te worden bij, en onderdeel te zijn van, het mondiale netwerk van informatie-uitwisseling. Het spreekt voor zich dat ook Nederland dit belang onderschrijft, en de inspanningen in internationaal verband om zoveel mogelijk landen te laten toetreden -bijvoorbeeld binnen de OESO door middel van peer pressure – volledig steunt.

AUTOMATISCHE INFORMATIE-UITWISSELING

Voorts constateren de leden van de PvdA-fractie dat partijen die automatisch informatie willen uitwisselen daartoe buiten het verdrag om met elkaar concreet nadere afspraken moeten maken.

Zoals hiervoor opgemerkt, wijkt het WABB-verdrag op dit punt niet af van de wijze waarop automatische uitwisseling tot stand komt onder een bilateraal belastingverdrag. Nadere afstemming tussen landen is in de praktijk ook nodig (en zelfs gewenst) om duidelijkheid te creëren over bijvoorbeeld de exacte invulling van het soort belastingen en de inkomenscategorieën waarover men informatie wenst uit te wisselen en de wijze waarop informatie wordt aangeboden. Nu men zelfs binnen de EU (in het kader van de administratieve bijstandsrichtlijn2) moeite heeft op deze punten politiek tot overeenstemming te komen, lijkt het niet verstandig om te proberen om deze wijze van uitwisseling mondiaal al tot norm te verheffen en de uitwerking ervan precies in te vullen. Van belang hierbij is voorts dat de G-20 op dit moment slechts informatie uitwisseling op verzoek voorschrijft. Verdergaande vormen van informatie-uitwisseling zoals automatische en spontane uitwisseling schrijft deze internationale standaard niet voor, en er zijn op dit moment ook geen signalen dat de G-20 één van deze verdergaande vormen van informatie-uitwisseling wil gaan voorschrijven. Op mondiaal vlak lijkt de huidige standaard (uitwisseling op verzoek) daarom momenteel het maximaal haalbare. Deze standaard ziet overigens niet alleen op de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld. Immers, pas als relevante informatie daadwerkelijk aanwezig en toegankelijk is, kan werkelijk betekenis worden toegekend aan de mechanismes (verdragen) die een land heeft om deze informatie uit te wisselen. Veel landen zijn daarom nu bezig om niet alleen hun wet- en regelgeving, maar ook hun uitvoeringspraktijk aan te passen zodat op alle punten wordt voldaan aan de internationale standaard, en effectieve informatie-uitwisseling daadwerkelijk is gewaarborgd. Deze inspanningen vinden primair plaats in het kader van het zogenoemde Global Forum on transparency and exchange of information for tax purposes. Aan de hand van een uitgebreid systeem peer reviews wordt beoordeeld of en in hoeverre een jurisdictie voldoet aan de standaard, en in hoeverre gesignaleerde tekortkomingen en aanbevelingen worden opgevolgd. Het Global forum is op verzoek van de G-20 tot stand gekomen en er zijn inmiddels meer dan 117 jurisdicties lid. Het Global Forum rapporteert de uitkomsten rechtsreeks aan de G-20. Overigens zijn alle landenrapporten openbaar en te raadplegen via http://eoi-tax.org/. Om een wereldwijde informatie-uitwisseling tot een succes te maken, zullen we eerst zoveel mogelijk landen aan boord moeten zien te krijgen. Op dit moment zal het verhogen van de standaard daarbij contraproductief werken, omdat veel landen dit als een drempel zullen ervaren om überhaupt toe te treden. Daarbij moet ook worden bedacht dat automatische uitwisseling uitgebreide investeringen in IT systemen betekent, waaraan de meeste landen nu nog niet willen en kunnen voldoen. Kortom, hoezeer de regering automatische uitwisseling van informatie ook toejuicht, wereldwijde informatie-uitwisseling is in het kader van dit multilaterale instrument meer gediend met het uitrollen van de bestaande standaard: informatie-uitwisseling op verzoek. Dit laatste ook in antwoord op de vraag van deze leden hoe de regering aankijkt tegen een Protocol dat ziet op automatische uitwisseling.

De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

In verband met ontbreken van de ontvangstdatum

X Noot
2

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG.

Naar boven