33 145 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het inkorten van het studentenreisrecht, het vervallen van de bijverdiengrens voor ondernemers in hun laatste studiejaar en het herstel van enkele technische onvolkomenheden

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 29 juni 2012

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het inkorten van het studentenreisrecht, het vervallen van de bijverdiengrens voor ondernemers in hun laatste studiejaar en het herstel van enkele technische onvolkomenheden. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik om de regering hierover enkele vragen te stellen. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de PvdA-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover een vraag.

De leden van de commissie hebben een algemene vraag aan de regering over een brief die zij recent hebben ontvangen.

2. Algemeen

In zijn brief2 van 25 juni jl. betreffende het amendement Lucas/Van der Ham3 bij het onderhavige wetsvoorstel, geeft de rector magnificus van de Radboud Universiteit Nijmegen aan dat hij meent dat het aangenomen amendement onvoldoende doordacht is op zijn consequenties en dat het mogelijk in strijd is met andere regelgeving. Graag ontvangen de leden van commissie een reactie van de regering op de punten die in de brief worden toegelicht. Kan de regering bovendien aan de leden van de commissie toezeggen dat een uitkering uit het profileringsfonds voor studenten die collegegeldvrij besturen niet als ondoelmatig zal worden aangemerkt en evenmin fiscaal zal worden belast?

Het voorliggende wetsvoorstel wekt bij de leden van de PvdA-fractie de indruk dat studenten gedupeerd worden om een begrotingstekort last minute te dichten. Dit roept bij hen de vraag op wat de visie van de regering is op het hoger onderwijs, welke rol zij zich daar zelf in toedicht en hoe het onderhavige wetsvoorstel daarbij past. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een toelichting hierop.

Het baart de leden van de PvdA-fractie zorgen dat studenten geconfronteerd worden met een stapeling van allerlei maatregelen waarvan de voorgenomen wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 er slechts één is. Immers, zij hebben recentelijk ook te maken gekregen met de langstudeerdersmaatregel, de harde knip, de deeltijdingreep, et cetera. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een uiteenzetting van de regering met de financiële effecten van de stapeling aan maatregelen voor studenten.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering een aantal onderdelen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel heeft verwijderd. Graag ontvangen zij een inhoudelijke onderbouwing van de regeringskeuze voor het verwijderen dan wel handhaven van de individuele onderdelen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het streven erop is gericht de maatregelen met betrekking tot de ov-studentenkaart per 1 september 2012 in werking te laten treden. Voor huidige studenten die momenteel een ov-studentenkaart hebben, gaat deze regeling op 1 januari 2013 in. Meent de regering dat hiermee afdoende wordt voorzien in overgangsrecht voor bestaande gevallen? De leden van de PvdA-fractie menen dat studenten als gevolg van de inwerkingtredingsdata onvoldoende mogelijkheden hebben gehad zich voor te bereiden op de voorgenomen inkorting van het studentenreisrecht. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt zij daaraan?

3. Verhouding tot langstudeerdersboete

Voorts constateren de leden van de PvdA-fractie dat de voorgenomen inkorting van het studentenreisrecht afwijkt van de vormgeving van de langstudeerdersmaatregel – te weten duur van de bachelor plus één jaar en duur van de master plus één jaar. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen het studentenreisrecht net zo lang geldig te laten zijn als de nominale studieduur van de individuele opleidingen? Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een inhoudelijke onderbouwing van de gemaakte keuze.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het recht op een reisvoorziening maximaal geldt voor de nominale studieduur van de bachelor en master plus één jaar uitloop. Zij constateren ook dat dit afwijkt van de het recht op studiefinanciering dat maximaal geldt voor de nominale studieduur van de bachelor plus één jaar uitloop, en de master plus één jaar uitloop. In de discussie over eventuele flexibilisering van het reisrecht is gesteld dat de systematiek van de studiefinanciering moet worden aangehouden vanwege de transparantie en uitvoerbaarheid. Waarom geldt dat nu niet voor het studentenreisrecht? Wat is er op tegen om daarbij dezelfde logica te volgen van de nominale studieduur per fase plus een jaar uitloop, zo vragen deze leden de regering.

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zien de reactie van de regering zo spoedig mogelijk tegemoet. Bij tijdige ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire agendering op 9 of 10 juli 2012.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Flierman

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL), (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV), Frijters-Klijnen (PVV),

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij de afdeling inhoudelijke ondersteuning onder griffienummer 150874.

X Noot
3

Kamerstukken II 33 145, nr. 33.

Naar boven