Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 33118 nr. GE |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 33118 nr. GE |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2024
Aanleiding
We staan in Nederland voor verschillende opgaven. Opgaven op het gebied van wonen, energie, bereikbaarheid, landbouw, water en bodem, natuur, economie en defensie. Tal van gerechtvaardigde belangen vragen hierbij om onze aandacht. Voor al deze opgaven is ruimte nodig en die ruimte is schaars in ons land. Omdat alles bij elkaar opgeteld niet past in één Nederland hebben we met elkaar hierin keuzes te maken. Keuzes waarbij we de juiste balans zoeken tussen benutten en beschermen en zodoende recht doen aan de maatschappelijke opgaven en de belangen die daarmee samenhangen. De wens van het kabinet om meer en sneller woningen te bouwen is één van deze opgaven. Maar het gaat meer dan alleen om woningen bouwen. Er is energie nodig, werk en voorzieningen moeten bereikbaar zijn, net als winkels, recreatieplekken, scholen en zorginstellingen. De ontwerp Nota Ruimte die het kabinet vóór de zomer van 2025 presenteert zal daartoe voor de ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van Nederland richting gevend zijn.
Voor het aanpakken van al deze opgaven biedt de Omgevingswet het wettelijk instrumentarium. Hoewel de Omgevingswet daarbij zelf neutraal is in de keuzes over hoe we Nederland ruimtelijke inrichten, vraagt en nodigt deze wet uit om via een meer integrale manier van plannen en (samen) te werken. Deze manier van werken borduurt voort op de onder de Crisis- en herstelwet ingeslagen weg en is nodig om de schaarse ruimte in Nederland te verdelen en oplossingen te vinden. De Omgevingswet biedt daarmee een nieuw stelsel dat helpt om de keuzes waar we voor staan te kunnen maken.
In deze derde voortgangsbrief geef ik u zoals gebruikelijk eerst een beknopt overzicht van de voortgang van de uitvoering (implementatie), op basis van de ervaringen en monitoring in het derde kwartaal van 2024. Daarna vertel ik u over mijn plannen voor de komende periode. Daarbij ga ik ook in op de speerpunten van mij en het kabinet, in hoe de Omgevingswet (verder) kan bijdragen aan de maatschappelijke opgaven, doelen en ambities uit het regeerprogramma. In bijlage 1 vindt u meer details, maar ook (concrete) cijfers over de ervaringen van het derde kwartaal. In bijlage 2 is een aantal (specifieke) punten van het afgelopen kwartaal verder uitgewerkt. Hierin staan ook recente en toekomstige activiteiten, die onder andere te maken hebben toezeggingen en aangenomen moties.
Stand van zaken derde kwartaal 2024
Algemeen
Ook het derde kwartaal kende een stabiel en rustig verloop. Ik zie dat partijen binnen de overgangsrechtelijke kaders wederom hard hebben (door)gewerkt en goede stappen blijven zetten. De inzet van de (kern)instrumenten – die de Omgevingswet biedt – door bevoegde gezagen blijft verder toenemen, waarbij met name het aantal omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) in het oog springt (1.047 BOPA’s). De landelijke basisvoorziening van het DSO (hierna: DSO-LV) ontwikkelt zich verder door, is stabiel én toenemend komt het tot regionale afspraken. Dit betekent niet dat inmiddels alles vanzelf goed loopt en alles af is. Zeker bij gemeenten is zichtbaar dat het in de praktijk werken met de Omgevingswet nog – op onderdelen – gewenning vraagt. Ondanks alle investeringen, zorgvuldige en langdurige voorbereidingen en ondersteuning zijn bevoegde gezagen nu pas echt in de praktijk aan de slag.
Het echt werken in de praktijk met de Omgevingswet, door overheden, maar ook door burgers en bedrijven, gaat soms (direct) goed, maar gaat af en toe ook met vallen en opstaan Beide geluiden hoor en lees ik regelmatig2 en dat hoort ook bij de implementatie van een nieuwe wet. Enerzijds hebben deze geluiden betrekking op de verdere invoering (implementatie) van de wet en anderzijds vooral op het (leren) werken met de wet en de nieuwe c.q. andere manier van denken die daarbij hoort. Deze manier van denken vraagt om een houding van «ja, mits» in plaats van «nee, tenzij» en is belangrijk om de verbeterdoelen van de wet te bereiken. De andere houding past ook bij de manier waarop het kabinet de grote maatschappelijke vraagstukken wil aanpakken. Overheden worden hierbij nadrukkelijk opgeroepen om de kansen en mogelijkheden van de Omgevingswet aan te grijpen en om hieraan invulling te geven. Hierdoor kan het motto «beschermen en benutten» echt vorm en inhoud krijgen. Dat deze andere manier van werken en andere houding tijd kost was vooraf voorzien en een groot deel van de ondersteuning is hier ook op gericht. Daarnaast beschikken de overheden over diverse overgangstermijnen die ze ook de tijd en ruimte geeft om deze overstap in denken te (gaan) maken.
Gebruik Omgevingsloket
Gebruikers, professioneel (bedrijven en overheden) en particulier (de burger), hebben het Omgevingsloket ook in het derde kwartaal goed kunnen vinden. De cijfers laten een stabiel patroon van het aantal bezoekers zien, met uitzondering van een dip gedurende de vakantieperiode. Ook het aantal ingediende omgevingsvergunningaanvragen en meldingen blijft gelijk aan de aantallen van het tweede kwartaal. Hiermee is voldaan aan een belangrijke eis voor inwerkingtreding: het bieden van continuïteit aan gebruikers in de overstap van de verouderde en versnipperde digitale voorzieningen naar het DSO. In het derde kwartaal konden daarmee de oude loketten, namelijk het voormalige Omgevingsloket Online (OLO) en de Activiteitenbesluit internetmodule (AIM), definitief gesloten worden. Deze migratie is zonder grote problemen verlopen. Hiermee werken nu alle overheden in het fysieke domein samen achter één loket. Dit is een belangrijke stap vooruit in de stelselherziening die in 2032 afgerond is. De ervaringen die worden opgedaan zorgen voor waardevolle feedback die ik gebruik om de gebruiksvriendelijkheid van het loket (verder) te vergroten.
Stabiliteit en werking DSO
Het DSO-LV heeft ook in het derde kwartaal over het algemeen goed gefunctioneerd. Het DSO-LV is stabiel en er is ruim voldoende capaciteit voor het huidige gebruik. Er is een toename in het gebruik te constateren en tegelijkertijd zet de daling van het aantal verstoringen, waarover ik in mijn vorige voortgangsbrief schreef, zich door. Het calamiteitenmanagement hoefde ook dit kwartaal niet ingezet te worden. Verstoringen doen zich in complexe ICT-omgevingen met enige regelmaat voor, dat is niet anders voor het DSO-LV. Hierbij geldt dat de impact op de dienstverlening zo minimaal mogelijk moet worden gehouden. Verstoringen worden daarom geclassificeerd in prioriteit van P1 (grote verstoringen) naar P4 (lichte verstoring). In het afgelopen kwartaal daalde niet alleen het totaal aantal verstoringen, maar nam ook het aantal grote verstoringen (P1) af. In het derde kwartaal hebben zich twee verstoringen voorgedaan, waardoor gebruikers een paar uur geen toegang hadden tot bepaalde functies van het DSO-LV. Beide verstoringen zijn met spoed opgepakt en opgelost om de overlast voor gebruikers zo klein mogelijk te houden. Hoewel deze dalende lijn een positieve ontwikkeling is, geldt dat elke verstoring vervelend is voor burgers, bedrijven en bevoegd gezagen. Er wordt daarom door alle partijen continu gewerkt aan het verbeteren van de performance en stabiliteit van DSO-LV. Ik zie dat hierin stappen worden gezet, maar we zijn hierin zeker nog niet klaar.
Implementatieondersteuning
De ondersteuning voor de invoering van de Omgevingswet richting bevoegde gezagen is in het derde kwartaal volop doorgezet. Deze implementatieondersteuning helpt bevoegde gezagen, waar nodig en/of gevraagd, om in hun eigen tempo en vanuit hun eigen keuzes goed met de wet te (leren) werken. Daarbij zit elk bevoegd gezag zelf achter stuur. Zichtbaar is dat er bij bevoegde gezagen steeds meer behoefte is aan inhoudelijke ondersteuning bij het werken met en volgens de bedoeling van de Omgevingswet en de veranderopgave die ieder bevoegd gezag hierbij zelf heeft. Dit toont zich onder andere via het Informatiepunt Leefomgeving (hierna: IPLO). Het IPLO heeft in het derde kwartaal weer veel vragen binnen de daarvoor afgesproken tijd beantwoord. Direct na inwerkingtreding gingen die vragen voor het grootste deel nog over processen, procedures en het DSO. In het derde kwartaal ging 66% van de vragen over inhoudelijke onderwerpen als bijvoorbeeld bouwen, graven in de grond en milieubelastende activiteiten. 35% van de vragen had betrekking op het DSO. Dit is een belangrijke indicator dat de Omgevingswet en het DSO in een nieuwe fase van de stelselherziening is aangekomen.
Nu de Omgevingswet in werking is getreden worden de taken van het interbestuurlijk programma Aan de Slag met de Omgevingswet, waaronder de implementatieondersteuning, in de loop van 2025 overgedragen aan de lijnorganisatie bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hiermee wordt blijvend invulling gegeven aan de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt. Ook wordt op deze manier invulling gegeven aan een tweetal toezeggingen.3 De uitwerking hiervan wordt in 2025 verder vormgegeven.
Planketen
De planketen vormt het meest innovatieve deel van de stelselherziening: de keten waarin alle overheden hun ruimtelijke plannen publiceren, zodanig dat ze bij elkaar te zien zijn. In het kader van de planketen bent u eerder bericht dat bevoegde gezagen voorafgaand aan inwerkingtreding een grote werkvoorraad aan initiatieven en plannen onder het oude juridische regime hadden.4 Het beeld is dat die grote hoeveelheid in het derde kwartaal nog niet volledig is weggewerkt en nog steeds aandacht vraagt van bevoegde gezagen. Het is voor mij tegelijkertijd ook een duidelijk teken dat Nederland momenteel volop in ontwikkeling is.
Naast deze activiteiten is in het derde kwartaal verder zichtbaar geworden dat bevoegde gezagen ook steeds meer bezig zijn met de nieuwe (kern)instrumenten. Zo is dit kwartaal voor het eerst een projectbesluit vastgesteld via het zogenaamde «hoofdspoor». Het betreffende bevoegd gezag heeft dus de nieuwe DSO-standaard STOP/TPOD5 toegepast. Dit betekent dat inmiddels alle (kern)instrumenten in de planketen ingezet zijn en toont de werking van het digitale stelsel aan. De doorlopende monitoring laat verder zien dat ook het gebruik van de andere (kern)instrumenten in de planketen stabiel is, of voorzichtig toeneemt. Er wordt daarbij afwisselend gebruik gemaakt van zowel het hoofdspoor als van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). Hierbij moet ik wel vermelden dat met name gemeenten in hun aanpak nog sterk (moeten) leunen op de inzet van Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). De toepassing van STOP/TPOD of TAM kende in het derde kwartaal voor ontwerp-omgevingsplannen van gemeenten een verhouding van één op drie. Bij de instrumenten omgevingsverordening en voorbereidingsbesluit was bij vaststelling een verhouding van 50/50 ten opzichte van de betreffende TAM te zien.
Conclusie
Met de inwerkingtreding negen maanden achter ons, kan – ondanks dat, zoals voorzien, nog niet alles af is – geconcludeerd worden dat we echt van de kant zijn gekomen. De eerste prille fase van implementeren ligt nu achter ons. Bevoegde gezagen hebben een grote prestatie geleverd door niet alleen de meeste aanvragen die onder het oude recht nog zijn binnengekomen te verwerken, maar zich ondertussen ook meer en meer te richten op de toekomst en het werken onder de Omgevingswet. Deze nieuwe fase krijgt steeds meer vorm, waarbij de nieuwe houding van «ja, mits» zorgvuldig wordt aangenomen. Dit is belangrijk omdat daarmee de doelen van de wet bereikt kunnen worden en vanuit die nieuwe houding ook een bijdrage geleverd kan worden aan de wens van het kabinet om stap voor stap de door de jaren heen gegroeide complexiteit van regels, procedures en controledrang te verminderen. Het uitgangspunt van het regeringsbeleid is: wat kan wél? De doelen van en de beoogde nieuwe werkhouding onder de Omgevingswet nodigen daartoe uit. Met nieuwe energie en bevlogenheid, met verdere ruimtelijke ontwikkeling en digitale innovatie maar ook met gezamenlijk pragmatisme en realiteitszin in de uitvoering. Om zo samen de maatschappelijke opgaven van Nederland zoals woningbouw aan te pakken.
Vooruitblik
Het beeld van de eerste negen maanden geeft mij en de bestuurlijke partijen vertrouwen voor de toekomst. Dat vertrouwen wordt versterkt door de wijze waarop de uitvoeringspraktijk aan de slag is. Dat het hierbij soms nog zoeken is naar de juiste weg moge evident zijn bij een stelselwijziging van deze omvang. Richting de toekomst blijf ik met alle betrokkenen samen verder werken aan het behalen van de verbeterdoelen van de wet. Daarbij gaat het onder andere over het verder inzetten van de nieuwe (kern)instrumenten, maar ook over de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO, het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid en het uitfaseren van de TAM. Het tempo waarin alle bevoegde gezagen uiteindelijk in staat zijn om het hoofdspoor toe te passen en niet meer hoeven terug te vallen op de TAM hangt mede samen met de ontwikkeling van decentrale software bij bevoegde gezagen, de planning voor wat betreft de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO en de ontwikkeling van de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (hierna: LVBB).
Via het leveranciersmanagement wordt door de VNG gestuurd op de ontwikkeling van de benodigde functionaliteiten in de decentrale software van bevoegde gezagen. Voor wat betreft de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO bekijk ik de komende tijd samen met de bestuurlijke partners of ten opzichte van de eerdere planning andere accenten moeten worden gelegd. De inzet van de (kern)instrumenten, opgedane gebruikerservaringen, aanvullende wensen en behoeften, stijgende kosten en beperkte ontwikkelcapaciteit maken dat de eerdere planning en bijbehorende afspraken mogelijk herijkt moeten worden. In het bijzonder is daarbij aandacht voor de STOP Release B (versie 1.4). Deze nieuwe STOP-standaard wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd, waarna zorgvuldig en in overleg met alle betrokken partijen de implementatie van deze standaard verder kan worden vormgegeven. Ik blijf u hierover uiteraard informeren en ook verwijs ik u graag naar bijlage 2, onder «Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw», waar dit nog nader wordt toegelicht. De LVBB van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is een generieke overheidsvoorziening die ook is aangewezen voor de ontsluiting van diverse (kern)instrumenten onder de Omgevingswet en alle decentrale plannen en regelgeving. Deze zogenoemde omgevingsdocumenten komen via deze landelijke voorziening uiteindelijk in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) terecht. De landelijke voorziening DSO (DSO-LV) en de verdere stelselherziening hebben daarmee een grote afhankelijkheid van de verdere ontwikkeling van de LVBB.
De vele ervaringen die sinds de inwerkingtreding zijn opgedaan, en die de komende tijd worden opgedaan, wil ik gebruiken om samen met de betrokken en bestuurlijke partijen het stelsel van de Omgevingswet verder te verbeteren. Een ontwikkeling waarin, zoals eerder aangekondigd, de komende jaren nog veel werk te verzetten valt. Daarbij gebruik ik de ervaringen die de bevoegde gezagen (gemeenten, waterschappen, provincies en rijkspartijen) en uitvoeringsorganisaties (o.a. omgevingsdiensten) opdoen. Maar ook die van andere gebruikers, zoals burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven. Deze ervaringen zijn zeer waardevol en helpen bijvoorbeeld om de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren. Over de stappen die ik met de verschillende overheden op dit onderwerp zet, vertel ik u meer in bijlage 2.
Het rustige en stabiele verloop sinds de inwerkingtreding en het vertrouwen dat dit mij en de bestuurlijke partijen geeft, maakt ook dat de focus steeds meer kan verschuiven van implementeren, zijnde bijvoorbeeld de (werk)processen op orde brengen, naar het werken in de geest van de Omgevingswet. Alle betrokkenen zetten hierin stappen en er zijn de komende tijd nog veel stappen nodig. Natuurlijk zijn daarbij verschillen zichtbaar, omdat overheden hun eigen tempo volgen. De komende tijd blijf ik de betrokken partijen aanmoedigen om de nodige stappen te zetten en daarin blijf ik ondersteuning aanbieden. Via het ingerichte stelsel van monitoring en evaluatie wordt gekeken of de gezette en nog te zetten stappen ook daadwerkelijk bijdragen aan de beoogde doelen. Over de uitkomsten informeer ik uw Kamer zoals afgesproken.6 Als de uitkomsten hierom vragen stuur ik bij en spreek ik – indien noodzakelijk – partijen aan op hun eigen én gezamenlijke verantwoordelijkheid. Een onderdeel van de monitoring en evaluatie is ook de invoeringstoets die u is toegezegd. Verderop in deze brief sta ik hier nader bij stil.
Tot slot zijn we na inwerkingtreding van de wet ook in een andere fase van samenwerking met de bestuurlijke partners van gemeenten, provincies en waterschappen gekomen. Hierbij blijven we ons gezamenlijk inspannen om de verbeterdoelen van de stelselherziening te realiseren. Om maatschappelijke opgaven beter te realiseren, continueren we onze gezamenlijke inspanning om de bevoegd gezagen te helpen bij een goede uitvoering van de wet en gaan we gezamenlijk nieuwe uitdagingen aan, zoals het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid en dienstverlening. Tegelijkertijd is dit ook een logisch moment om eerdere bestuurlijke afspraken te herijken en te bezien of de governance geoptimaliseerd en vereenvoudigd kan worden. Onlangs heb ik met de bestuurlijke partners daarom afgesproken dat we dit proces gezamenlijk gaan starten. In de volgende voortgangsrapportage vertel ik u hier meer over.
Invoeringstoets Omgevingswet
In de voortgangsbrief over het eerste kwartaal bent u geïnformeerd over het uitvoeren van de toegezegde invoeringstoets.7 De invoeringstoets is aanvullend op de voortgangsbrieven die u ontvangt en de ingerichte monitoring en evaluatie.8 Graag neem ik u mee in de laatste stand van zaken. De voorbereidingen voor deze invoeringstoets zijn inmiddels ter hand genomen. Daarbij betrek ik ook nadrukkelijk ervaringen die inmiddels bij andere invoeringstoetsen zijn opgedaan. Zo wil ik ervoor waken dat de invoeringstoets – op onderdelen – te vroeg ter hand wordt genomen en dat hierdoor bepaalde ervaringen dermate pril of beperkt zijn, dat ze zich onvoldoende laten lenen voor het trekken van (verregaande) conclusies en het doen van aanbevelingen. Dit sluit aan bij de aanbeveling uit het onderzoeksrapport Invoeringstoets Wkb.9 Het ligt in de rede om te kiezen voor een gefaseerde aanpak. De eerste fase richt zich vooral op de Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten) en vervolgens wordt de focus gelegd op de planketen. De reden om te kiezen voor deze gefaseerde aanpak komt voort uit het feit dat er ten aanzien van de VTH-keten – waar de doorlooptijden over het algemeen kort zijn – in een eerder stadium meer relevante ervaringen zijn opgedaan. De uitvoering van de eerste fase van de toets start begin 2025. Over de eerste uitkomsten verwacht ik uw Kamer medio 2025 te kunnen informeren. Mijn streven is de gehele invoeringstoets voor het einde van 2025 toe te kunnen sturen.
In de voortgangsbrief over het eerste kwartaal bent u ook geïnformeerd over het feit dat de onafhankelijke evaluatiecommissie geen rol voor haar ziet weggelegd om een onafhankelijke duiding te geven bij de 2e en 4e voortgangsbrief.10 De onafhankelijke evaluatiecommissie zal zoals eerder vermeld wel reflecteren op de jaarlijkse rapportages die u ontvangt op basis van de Monitor Werking Omgevingswet.11 Ik treed opnieuw met de evaluatiecommissie in overleg om te kijken of zij het geven van een onafhankelijke duiding bij de invoeringstoets wel passend acht bij haar rol en expertise. Daarbij hecht ik er waarde aan om te benadrukken dat het uitvoeren van de invoeringstoets niet de enige wijze is waarop ik het stelsel verder scherp stel. Samen met de bestuurlijke partijen doe ik dit in de diverse interbestuurlijk overlegstructuren, leg ik mijn oor te luisteren in het land tijdens werkbezoeken, is richting inwerkingtreding een breed monitorings- en evaluatiestelsel ingericht, is een regeringscommissaris benoemd en is tot slot een onafhankelijke evaluatiecommissie ingesteld.
Regeerprogramma en de Omgevingswet
De komende tijd blijf ik de ervaringen gebruiken om het stelsel van de Omgevingswet verder te optimaliseren. Daarbij kijk ik ook samen met mijn mede-bewindspersonen naar het beleid voor de fysieke leefomgeving. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid en mijn coördinerende rol als Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ga ik kijken waar regelgeving knelt, de regeldruk verminderd kan worden, of waar juist meer landelijke sturing (regie op rijksniveau) en zodoende meer standaardisatie nodig is. Deze optimalisatie draagt bij aan het behalen van de opgaven, doelen en ambities uit het regeerprogramma. Ook past deze optimalisatie in de oproep uit het rapport Staat van de Uitvoering 2024 om de complexiteit van regelgeving te doorbreken.12 Hierbij zoek ik nadrukkelijk de dialoog met de medeoverheden, maar ook burgers, (maatschappelijke) organisaties, het bedrijfsleven en uiteraard met uw Kamer. Wanneer dit leidt tot benodigde wijzigingen van de Omgevingswet dan wordt hiervoor het gebruikelijke wetgevingstraject doorlopen. Daarnaast kijk ik ook nadrukkelijk hoe ik het instrumentarium effectief kan inzetten voor de opgaven uit mijn eigen portefeuille en in het bijzonder de woningbouw.
Tot slot
Op basis van de ervaringen en de huidige cijfers over het derde kwartaal, kijk ik met vertrouwen naar de vervolgstappen in de uitvoering van de Omgevingswet. Samen met de bestuurlijke partners blijf ik onverminderd betrokken om de uitvoering te verbeteren. Daarnaast kijk ik de komende periode hoe ik het stelsel van de Omgevingswet (verder) kan inzetten en optimaliseren om de kabinetsdoelen te bereiken en te werken aan de opgaven waar we in Nederland met elkaar voor staan. Ik blijf uw Kamer hierover informeren via mijn voortgangsbrieven.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
In deze bijlage neem ik uw Kamer mee in de meer concrete ervaringen tijdens het derde kwartaal van 2024. Dit doe ik waar mogelijk cijfermatig en ook maak ik een vergelijking – waar mogelijk en van toepassing – met de opgedane ervaringen in het eerste en tweede kwartaal. Allereerst geef ik een verdieping op de stand van zaken over het derde kwartaal, zoals opgenomen in de kopbrief. Vervolgens ligt de focus in deze bijlage enerzijds op de constateringen en ervaringen van bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties (de uitvoeringspraktijk) en anderzijds op die van burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven. In de uitvoeringspraktijk ligt de focus op de vraag of alle betrokkenen, samen of apart, kunnen werken binnen de drie ketens. Naast de werking van de drie ketens sta ik ook stil bij de inspanning die wordt geleverd voor de implementatieondersteuning (ondersteuning in de uitvoering). Bij burgers, (maatschappelijke) organisaties en bedrijven wordt er vooral op gelet of zij makkelijk meldingen kunnen doen, vergunningen kunnen aanvragen en plannen kunnen maken. Deze opzet is bewust gekozen en vormt (mede) de opmaat naar de volgend jaar uit te voeren invoeringstoets.
Verdieping derde kwartaal
Door alle betrokken partijen is dit kwartaal weer onverminderd hard (door)gewerkt. Er zijn goede stappen gezet en er is op alle vlakken meer ervaring opgedaan. Dit verdient een compliment aan alle betrokkenen. Het gebruik van het IPLO en het Omgevingsloket is stabiel en hetzelfde geldt voor de werking van het DSO-LV. De cijfers die dit beeld ondersteunen, worden hieronder verder toegelicht. Bevoegde gezagen laten de periode waarin gewerkt wordt aan het afhandelen van aanvragen en planprocedures onder het oude recht steeds meer achter zich, al vraagt dit nog altijd aandacht. Tegelijkertijd wordt in deze fase het (samen)werken met de Omgevingswet steeds meer ontdekt en beproefd door partijen. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar in het oefenen door bevoegde gezagen met de (kern)instrumenten in de preproductie omgeving.
Gebruik Omgevingsloket
Op basis van het eerste en tweede kwartaal was het al duidelijk dat gebruikers het Omgevingsloket goed weten te vinden. Dit wordt ook in het derde kwartaal bevestigd aan de hand van de cijfers. Er is sprake van een stabiel patroon, zowel in het aantal bezoekers als in het aantal ingediende omgevingsvergunningaanvragen en meldingen. Ondanks de vakantieperiode waren er in de afgelopen drie maanden ruim 1,5 miljoen sessies en ruim 600.000 unieke bezoekers. Hiermee komt het totaal aantal sessies in het Omgevingsloket sinds de inwerkingtreding uit op bijna 4,4 miljoen. Het aantal unieke bezoekers dat het Omgevingsloket sinds de inwerkingtreding heeft bezocht, komt uit op ruim 1,6 miljoen. Binnen het Omgevingsloket wordt de toepassing «Regels op de Kaart» het meest gebruikt. Via het Omgevingsloket zijn er tijdens het derde kwartaal 48.888 omgevingsvergunningaanvragen, 36.093 meldingen en 20.199 informatieplichten gedaan. Daarmee zijn er in totaal sinds de inwerkingtreding 146.998 omgevingsvergunningaanvragen, 112.280 meldingen en 51.421 informatieplichten gedaan in het Omgevingsloket. Hiermee ligt het aantal omgevingsvergunningaanvragen en meldingen inmiddels boven de jaarlijkse aantallen van het oude en inmiddels vervangen Omgevingsloket Online (OLO). Dit ondersteunt het beeld dat het Omgevingsloket voldoende continuïteit biedt voor gebruikers.
Stabiliteit en werking DSO
De landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV) werkte in het derde kwartaal naar behoren. Het DSO-LV is stabiel en er is sprake van ruim voldoende capaciteit om het huidige forse gebruik op te vangen. Het aantal verstoringen13 in het DSO bleef in het derde kwartaal dalen. In het derde kwartaal waren er 217 verstoringen, tegenover 413 in het eerste kwartaal en 295 in het tweede kwartaal. Bij een stijgend gebruik van het DSO-LV is daarmee het aantal verstoringen sinds het eerste kwartaal bijna gehalveerd. Dit benadrukt de stabiliteit van DSO-LV als centrale voorziening binnen het bredere digitale stelsel met basisregistraties, decentrale software van bevoegde gezagen en de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB).
Hoewel het calamiteitenmanagement ook dit kwartaal geen enkele keer is ingezet, hebben zich wel twee verstoringen voorgedaan met de hoogste prioriteit (prioriteit 1). Gebruikers hebben hierdoor (bepaalde) functionaliteiten enkele uren niet kunnen gebruiken. Beide verstoringen zijn met de hoogste prioriteit en spoed opgelost. Hierdoor is de verstoring voor de gebruikers beperkt gebleven. Naast deze twee verstoringen waren er nog 10 andere verstoringen. Deze gingen meestal over infrastructurele storingen of storingen bij andere (overheids)organisaties die invloed hadden op het DSO. Bijvoorbeeld een verstoring in DigiD. Het DSO is en blijft op onderdelen afhankelijk van functionaliteiten van derden. Met de partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn, is voortdurend goed overleg om samen verbeterpunten vast te stellen, te realiseren en eventuele verstoringen adequaat en snel op te lossen.
Naast de daling in het aantal verstoringen is er een daling te zien in het aantal verzoeken om wijzigingen. Met zulke verzoeken geven gebruikers aan welke aanpassingen zij wensen. In het derde kwartaal ging het om 91 verzoeken, in vergelijking met 234 in het eerste kwartaal en 177 in het tweede kwartaal. Deze verzoeken worden geanalyseerd, geprioriteerd en – als het relevant is – verwerkt. Deze verwerking loopt op schema.
De dalende trend betekent niet dat er geen ontwikkelwerk meer te doen is of dat er geen klachten zijn. Bij de introductie van een nieuwe voorziening is het onvermijdelijk dat die er zijn. De cijfers laten zien dat de beheerpartij die verantwoordelijk is voor het DSO-LV, in staat is mee te bewegen met het gebruik in de praktijk. Verstoringen worden binnen de formeel vastgestelde tijden opgelost. Uit de cijfers blijkt dat het DSO-LV gemiddeld 98% van de tijd beschikbaar is. Voor gebruikers is iedere verstoringen er uiteraard één te veel en heel vervelend. Via het IPLO informeren wij hen zo goed mogelijk over wat er aan de hand is en wat iemand kan doen en kan verwachten. Daarnaast wordt het werkelijke gebruik van de landelijke voorziening en hoe de verschillende onderdelen presteren nauwgezet gemonitord.
Gebruik Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)
Dat het derde kwartaal traditioneel rustiger is door de zomer- en vakantieperiode, werd ook bij het IPLO gemerkt. Het aantal gestelde vragen aan het IPLO was gemiddeld in de maand juli, rustig in de maand augustus en trekt sinds september weer aan. Het IPLO ontving in totaal dit kwartaal ongeveer 8.500 vragen, wat neerkomt op een wekelijks gemiddelde van 640 vragen. Dat is aanmerkelijk minder dan de 800 vragen die gemiddeld per week binnenkwamen in het tweede kwartaal. In totaal zijn er ongeveer 8.500 vragen aan het IPLO gesteld in het afgelopen kwartaal. Vragen van bevoegde gezagen, maar ook ketenpartners, zoals omgevingsdiensten en vanuit het bedrijfsleven en particulieren. 66% van alle vragen zijn inmiddels inhoudelijk van aard. 35% van de vragen hadden betrekking op het DSO. Er is geen grote verschuiving in percentages zichtbaar tussen de verschillende inhoudelijke onderwerpen in vergelijking tot het vorige kwartaal. De procentuele verdeling van vragen over de verschillende onderwerpen is hieronder in figuur 1 weergegeven.
Figuur 1: verdeling vragen per onderwerp IPLO (Q3 2024)
De website van het IPLO is het afgelopen kwartaal onverminderd goed gebruikt. De website kende 612.931 bezoeken, waarbij ruim 1,9 miljoen pagina’s bezocht werden. Daarmee heeft de IPLO-website zich goed ontwikkeld als centrale kennisbron en steun voor alle partijen in de fysieke leefomgeving. Op basis van de vragen en aantallen bezoekers kan ook steeds beter uit de praktijk afgeleid worden waar partijen ondersteuningsbehoefte hebben en wat er inhoudelijk «leeft» in het land. Vergelijkbaar met het eerste half jaar zijn de meest bezochte onderdelen op de website vooral de uitleg van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarnaast werden de pagina’s over de werking van het DSO en het Omgevingsloket vaak bezocht. Vergeleken met het tweede kwartaal zijn de onderwerpen «Regels op de kaart» en «Bruidsschat» minder bezocht. Het stappenplan vergunningsvrij bouwen en de informatie over de gevolgklassen van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) werden daarentegen dit kwartaal juist vaker bezocht.
Bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties
De Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten)
De ontvangst van ingediende vergunningaanvragen, meldingen en informatieplichten door de overheden (bevoegde gezagen) via het DSO werkt goed. De overstap van het oude wettelijke regime en de oude voorzieningen naar de nieuwe situatie is voor overheden en initiatiefnemers een grote stap. Het vraagt in de praktijk nog steeds aandacht. Soms gaat het (direct) goed, maar af en toe gaat het ook met vallen en opstaan. Net als in het eerste half jaar zien bevoegde gezagen ook in het derde kwartaal regelmatig dat aanvragen niet in één keer volledig en/of juist worden ingevuld. Hierdoor is regelmatig en intensiever contact tussen overheden en initiatiefnemers nodig, zodat aanvragen op een juiste manier kunnen worden afgehandeld. Hierin worden door de bevoegde gezagen goede stappen gezet om de opgave om anders te gaan werken, met daarbij de nieuwe houding van «ja, mits», verder vorm te geven en echt één overheid te zijn voor de initiatiefnemer. De interbestuurlijke samenwerking in de regio tussen overheden draagt hieraan bij. Het verder vormgeven van de samenwerking(afspraken) in de regio wordt ondersteund door het programma Aan de Slag met de Omgevingswet. Dit door middel van werkplaatsen en met behulp van een model voor samenwerkingsafspraken.
Eén van de onderdelen waarin zichtbaar is dat de VTH-keten werkt, is de stijgende lijn van het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning waarover ik u eerder heb geïnformeerd.14 In het derde kwartaal zijn 1.047 omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) aangevraagd. Dit toont een stijgende lijn in vergelijking met het eerste en tweede kwartaal van dit jaar. De stijgende lijn is enerzijds te verklaren doordat gemeenten ervoor kiezen om bij grootschalige gebiedsontwikkelingen te werken met een BOPA in plaats van het omgevingsplan (direct) te wijzigen. Anderzijds wordt voor «kleinschalige» ontwikkelingen, die onder de oude wetgeving onder de zogenoemde kruimellijst van afwijkingen vielen, teruggegrepen op de BOPA.
De planketen
In het derde kwartaal is voor het eerst een projectbesluit via het nieuwe hoofdspoor vastgesteld. Een mijlpaal, want daarmee zijn alle (kern)instrumenten15 in de planketen door de betreffende bestuurslagen minimaal één keer toegepast via de nieuwe techniek en standaarden van STOP/TPOD, horende bij de Omgevingswet. Naast de vaststelling van een projectbesluit is er bij de andere instrumenten in de planketen ook een stabiel of een voorzichtig stijgend gebruik te zien. Daarmee zet de stijgende lijn uit de eerste twee kwartalen zich door. Hierbij zijn uiteraard wel verschillen te zien tussen de verschillende instrumenten en de bestuurslagen die deze instrumenten gebruiken. Hieronder licht ik dit aan de hand van de cijfers toe.
Kijkend naar het instrument omgevingsplan, een belangrijk instrument voor de gemeenten en de stelselherziening als geheel, zijn er in het derde kwartaal 44 ontwerp-omgevingsplannen gepubliceerd. In 15 gevallen is daarbij door de betreffende gemeente gebruikgemaakt van het hoofdspoor en in 29 gevallen is de TAM gebruikt. Hiermee komt het totaal aantal ontwerp-omgevingsplannen sinds inwerkingtreding uit op 79, waarbij 29 keer het hoofdspoor is toegepast en 50 keer de TAM. Een verhouding van ongeveer één op drie. In het derde kwartaal zijn ook meerdere wijzigingen van omgevingsplannen vastgesteld door verschillende gemeenten. Vier keer ging het om een vaststelling waarbij de TAM is toegepast. 72 keer is bij de vaststelling het hoofdspoor toegepast. Een groot deel van deze 72 vaststellingen hadden te maken met besluiten over het technisch in beheer nemen van de Bruidsschat.16 Sinds de inwerkingtreding heeft ongeveer driekwart van de gemeenten dit (noodzakelijke) besluit genomen. Op basis van de cijfers is de verwachting dat het aantal omgevingsplan-procedures de komende periode verder toeneemt. Het overgangsrecht geeft bevoegde gezagen daarbij tot 2032 ruim de tijd om met het instrument omgevingsplan stap voor stap aan de slag te gaan.
Verder is in het derde kwartaal twee keer een ontwerp-omgevingsverordening door een provincie gepubliceerd. Beide keren is hierbij het hoofdspoor toegepast. Ook is zeven keer een (wijziging van een) omgevingsverordening vastgesteld. Hierbij is in het derde kwartaal vier keer het hoofdspoor gebruikt en drie keer de TAM. De verhouding in het derde kwartaal is daarmee ongeveer 50/50. Voor de waterschappen geldt dat in het derde kwartaal zes keer een ontwerp-waterschapsverordening is gepubliceerd en 17 keer een (wijziging van een) waterschapsverordening is vastgesteld. In alle gevallen is daarbij door het betreffende waterschap het hoofdspoor toegepast. Vanuit de rijkspartijen is in het derde kwartaal enkel door het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur een Natura-2000 besluit via het hoofdspoor gepubliceerd. Wat betreft de andere soorten plannen, de omgevingsvisie, het programma en het voorbereidingsbesluit, is het gebruik binnen de diverse bestuurslagen redelijk stabiel vergeleken met het tweede kwartaal. Bij het voorbereidingsbesluit wordt in ongeveer de helft van de gevallen teruggevallen op het gebruik van de TAM. Voor de instrumenten omgevingsvisie en programma geldt dat er geen interbestuurlijke TAM is afgesproken en ingericht.
Om het gebruik van de nieuwe standaarden (verder) te bevorderen, blijft het mogelijk om omgevingsdocumenten – voordat deze worden gepubliceerd – voor advies voor te leggen aan experts van het programma Aan de Slag en experts van de VNG. Daarbij wordt ook gekeken naar het annoteren17 en de eventuele doorwerking naar toepasbare regels. Daarnaast bieden het programma Aan de Slag en de koepels ondersteuning bij het werken in de planketen. Bijvoorbeeld door het organiseren van werkplaatsen en kennissessies. Met de verschillende ondersteuningsproducten wordt ingezet op het vergroten van de kennis en expertise over het opstellen van omgevingsdocumenten in de nieuwe software en het (samen)werken in de planketen. Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat leveranciers een bepaalde vrijheid hebben bij het verwerken van de nieuwe standaarden in de plansoftware. Door deze vrijheid zijn er mogelijk verschillen in de manier waarop omgevingsdocumenten worden opgesteld, maar ook verschillen in de tijdigheid waarmee deze functionaliteiten beschikbaar komen. Naast de ondersteuning op de inhoud bij het werken in de planketen, wordt ook aan de technische kant gewerkt aan het ontwikkelen van de benodigde functies in de lokale plansoftware. Het tempo waarin alle bevoegd gezagen uiteindelijk in staat zijn om het hoofdspoor toe te passen hangt hier mede vanaf. Hier wordt via het leveranciersmanagement op gestuurd. In bijlage 2, onder het kopje «Afbouw, uitbouw en doorontwikkeling DSO» wordt u hierover verder geïnformeerd.
De toepasbareregel-keten
Elk bevoegd gezag heeft in de kern de taak om beleid, plannen en wet- en regelgeving duidelijk, begrijpelijk en bruikbaar te maken. Toepasbare regels helpen daarbij door juridische regels om te zetten naar eenvoudige vragen. Deze vragen vormen samen vragenbomen, die in het Omgevingsloket de juiste vragen aan gebruikers stellen. Dit maakt het omgevingsrecht uiteindelijk duidelijker en gebruiksvriendelijker.
In de toepasbareregel-keten is een verschil zichtbaar in tempo, kennis en ervaring. Het opstellen van toepasbare regels is niet verplicht gesteld en is een nieuwe juridische discipline die opbouw van kennis en kunde in de praktijk vraagt. Dit was voorzien. In het eerste half jaar werd zichtbaar dat de meeste ervaring bij het Rijk, waterschappen en provincies aanwezig is. Het betreft hier uiteraard een kleiner aantal organisaties dan het aantal gemeenten. Bij gemeenten lag de focus in het eerste half jaar vooral op het eerst goed technisch in beheer nemen van de «bruidsschat» en de eerste aanpassingen van het omgevingsplan. Het opstellen én – waar nodig – verbeteren van toepasbare regels in samenhang met andere bestuurslagen is voor veel gemeenten een volgende stap, die weliswaar steeds meer plaatsvindt maar in prioriteit pas volgt na de bruidsschat.
In het derde kwartaal wordt zichtbaar dat door steeds meer gemeenten actief gewerkt wordt aan omgevingsplanwijzigingen en het maken en beheren van toepasbare regels. Stap voor stap ontstaat er verdere kennisopbouw en meer uitwisseling van ervaringen tussen bevoegde gezagen en betrokken partijen. De bevoegde gezagen worden hierin ondersteund door experts en een online kennis-community voor regelanalisten. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet werden in alle regio’s (online) sessies georganiseerd voor de interbestuurlijke afstemming van toepasbare regels. Deze sessies worden door sommige regio’s inmiddels zelfstandig opgepakt. Waar nodig is op verzoek toepasbare regelexpertise beschikbaar.
Toepasbare regels spelen een belangrijke rol bij een inzichtelijker omgevingsrecht. Ook leiden ze tot de beoogde betere digitale dienstverlening van overheden aan burgers en bedrijven. Om deze dienstverlening via het Omgevingsloket te verbeteren, wordt met extra aandacht gewerkt aan het gebruiksvriendelijker maken van het Omgevingsloket. Inzichten en concrete verbeterpunten die in de praktijk worden opgedaan, worden breed gedeeld onder de bevoegde gezagen. Zo wordt er gewerkt aan het, op basis van de opgedane ervaringen, actualiseren van het «Handboek Toepasbare regels». De online community voor regelanalisten is daarbij een bron van informatie: voor en door regelanalisten. Hier worden niet alleen ervaringen gedeeld om de gebruiksvriendelijkheid van toepasbare regels direct te verbeteren, maar ook tips gegeven over het inrichten van het werkproces. Doordat de inhoud van de vragen complexer wordt en tegelijkertijd de praktijkervaring toeneemt, neemt ook het kennisniveau van de regelanalisten toe.
Implementatieondersteuning
In de eerste zes maanden na de invoering van de Omgevingswet bestonden de implementatieactiviteiten van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet vooral uit het bieden van (technische) ondersteuning. Dit ging om het inrichten van de drie ketens (VTH-keten, planketen en toepasbare-regelketen) en het geven van (oefen)ondersteuning bij het werken met de wet en het DSO. Vanuit de serviceketen is extra ondersteuning aan de bevoegde gezagen geboden om de extra vragen vanuit initiatiefnemers op te vangen. In het derde kwartaal is daarentegen de behoefte aan ondersteuning bij het werken met en volgens de bedoeling van de Omgevingswet toegenomen. Ook is er in de implementatieactiviteiten, op basis van de behoefte uit de regio’s, meer aandacht gekomen voor de veranderopgave bij bevoegde gezagen. Zo zijn de activiteiten die gericht zijn op het oefenen en bewustwording (zoals de klikdemo’s) afgebouwd en is de vraag meer komen te liggen op specifieke onderwerpen die te maken hebben met regionale samenwerking en het inregelen van de beleidscyclus (binnen en tussen overheden). Het gebruik van de kerninstrumenten van de Omgevingswet geeft bevoegde gezagen handvatten om met maatschappelijke opgaven aan de slag te gaan en (regionale) ontwikkelingen mogelijk te maken.
Naast de behoefte aan ondersteuning bij de invoering, wordt ook zichtbaar dat de werkdruk bij de ambtenaren van de bevoegde gezagen toeneemt door de veranderingen (veranderopgave) en het werken met de wet. De complexiteit van de stelselverandering, zowel in de wet zelf, als in de techniek en het anders werken, heeft impact op de organisatie en bedrijfsvoering bij de bevoegde gezagen. Daarnaast blijft de behoefte aan ondersteuning voor de technische aspecten van het DSO(-LV), zowel in het gebruik als het implementeren van nieuwe functionaliteiten, onveranderd aanwezig. Dit blijkt onder andere uit het aantal vragen dat aan IPLO wordt gesteld, de activiteiten om samen (interbestuurlijk) tot een gebruiksvriendelijker loket te komen, de interbestuurlijke werkplaatsen, de toename in het gebruik van de online communities door bevoegde gezagen en de voortdurende inzet van het programma Aan de Slag bij activiteiten in de regio’s. Daarom is het belangrijk om ook in de komende periode ondersteuning te blijven bieden. Dit doe ik mede door de inzet van DSO-, plan- en toepasbare regel-experts. Het type en de inhoud van de ondersteuning en sessies worden steeds aangepast op basis van vragen uit de regio's. Zo sluit het beter aan op de behoeften van de bevoegde gezagen.
Burgers, (maatschappelijke) organisatie en bedrijfsleven
Burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven hebben het Omgevingsloket ook in het derde kwartaal goed kunnen vinden. Het Omgevingsloket laat sinds de inwerkingtreding een stabiel bezoekerspatroon zien en een stabiel patroon in het aantal ingediende omgevingsvergunningaanvragen en gedane meldingen. Alleen in de maand augustus is een daling te zien, maar dit is te verklaren door de vakantieperiode. Het aanvragen en indienen loopt meestal goed, maar het nieuwe loket is nog altijd wennen voor initiatiefnemers.
Hierdoor is regelmatig en intensiever contact tussen overheden (bevoegde gezagen) en initiatiefnemers nodig, zodat aanvragen op een juiste manier kunnen worden afgehandeld. Net zoals in het eerste half jaar is er vanuit de serviceketen extra aandacht voor het ondersteunen van de front- en backoffice van de bevoegde gezagen om de extra vragen vanuit initiatiefnemers op te vangen. Ook wordt de klanttevredenheid inmiddels in bepaalde gevallen direct gemeten in het Omgevingsloket. De uitkomsten hiervan worden gebruikt om de gebruiksvriendelijkheid te vergroten. Het verbeteren van de gebruikerservaring van gebruikers met het Omgevingsloket heeft mijn aandacht en hierin worden stappen gezet. Hierbij ligt de focus op de particulier/incidentele gebruiker, zijnde de burger, en minder op de professionele gebruikers. Onder het kopje «gebruiksvriendelijkheid» in bijlage 2 neem ik u hier verder in mee.
Het bedrijfsleven is over het algemeen tevreden over de werking en stabiliteit van het Omgevingsloket. Voor het bedrijfsleven is het loket een grote stap vooruit, omdat nu alle regelgeving op één plek wordt ontsloten. Dit is uniek in Europa. Het loket zorgt daarmee voor een gelijke informatiepositie, die bijdraagt aan de maatschappelijke en economische waarde. Een deel van het bedrijfsleven grijpt deze verbetering(en) ook al concreet aan om de plannen die zij hebben, samen met betrokkenen, integraal op te pakken. Een voorbeeld hiervan zijn de kabel- en netbeheerders bij het aanpakken van de netcongestie. In de geest van de Omgevingswet werken zij aan het combineren van verschillende opgaven: woningbouw, bedrijven, energievoorziening. Daarbij kijken ze actief naar slimme combinaties en waar procedures verkort en vereenvoudigd kunnen worden. Tegelijkertijd is er bij de doelgroep bedrijfsleven nog sprake van gewenning aan het nieuwe loket. Bij vragen kunnen bedrijven contact opnemen met de brancheorganisaties. De brancheorganisaties worden ondersteund bij het opdoen van kennis en ervaring met het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Aandachtspunten die naar voren komen, worden meegenomen om het stelsel en het gebruik ervan te verbeteren.
In deze bijlage neem ik u mee in de stand van zaken van een aantal specifieke onderwerpen na het derde kwartaal sinds de invoering van de Omgevingswet. Daarbij bespreek ik ook de voortgang van verschillende toezeggingen en aangenomen moties. Daarnaast geef ik een vooruitblik op de toekomstige activiteiten en ontwikkelingen.
Gebruiksvriendelijkheid
In de vorige voortgangsbrieven bent u geïnformeerd over het belang van gebruikerservaringen voor de verdere ontwikkeling van het Omgevingsloket (hierna: loket).18 Ervaringen die worden gebruikt om de gebruiksvriendelijkheid van het loket, waar mogelijk, (verder) te vergroten en de toegankelijkheid (WCAG A-niveau19) op peil te houden. Met inmiddels meer dan 1,6 miljoen unieke bezoekers blijft het aantal bezoekers en daarmee hun ervaringen groeien. Hierdoor wordt steeds duidelijker waar verbeteringen mogelijk zijn. Om deze mogelijkheden nog beter zichtbaar te maken is het afgelopen kwartaal een nieuwe feedback functie opgeleverd in het loket die eindgebruikers de mogelijkheid geeft om direct feedback te leveren over de kwaliteit van de dienstverlening van het loket. Dit zorgt ervoor dat de ervaringen steeds concreter en daarmee bruikbaarder worden. Naast de gebruikerservaringen worden ook gebruikersonderzoeken uitgevoerd, bijvoorbeeld om nieuwe ontwerpen te testen. Daarbij is ook nadrukkelijk aandacht voor de uitvoeringspraktijk en worden medewerkers van overheden, bijvoorbeeld medewerkers van klantcontactcentra actief betrokken.
Op basis van de opgedane ervaringen zijn het afgelopen kwartaal, door de ontwikkelteams, weer vervolgstappen gezet om de gebruiksvriendelijkheid van het loket te verbeteren. Stappen waar ik u graag in meeneem en waarbij de focus steeds meer komt te liggen op de Vergunningcheck in het loket. De cijfers laten zien dat de Vergunningcheck gemiddeld 4.800 bezoekers per werkdag heeft en 2.300 bezoeken in het weekend. Aangenomen mag worden dat het in de weekenden voornamelijk particuliere en/of incidentele gebruikers betreft. Vaak zijn dit burgers met kleine werkzaamheden in en rondom hun huis die op zoek zijn naar antwoorden op vragen met betrekking tot bijvoorbeeld enkelvoudige werkzaamheden zoals het plaatsen van een schuur (36.185 keer), het plaatsen van een dakkapel (19.053 keer) of het plaatsen van een airco (15.465 keer). De cijfers zijn de totaalcijfers over de eerste drie kwartalen van 2024. Deze groep gebruikers heeft andere behoeften dan professionele gebruikers, die vaker gebruik maken van het loket en bekend zijn met het door overheden gebruikte juridische en technische vakjargon. Particuliere en/of incidentele gebruikers zijn in tegenstelling tot professionele gebruikers binnen het loket minder zelfredzaam en hebben meer behoefte aan eenvoudige termen en duidelijke vragen. Dit illustreert het belang van het door bevoegde gezagen (goed) opstellen van toepasbare regels om het loket gebruiksvriendelijker te maken.
Om te achterhalen waar verbeteringen mogelijk zijn, voeren de bevoegde gezagen naast de gebruikersonderzoek en generieke monitoring van het gebruik, momenteel zelf ook analyses uit. Bij deze analyses worden ze begeleid door regelexperts van Rijkswaterstaat en de samenwerkende overheden binnen het programma Aan de Slag met de Omgevingswet. In deze analyses kijkt het bevoegd gezag hoe zij vanuit het gebruiksperspectief zelf tot verbeteringen kan komen. De focus daarbij ligt op de content die ze zelf hebben geplaatst. De bevoegde gezagen nemen hierbij hun verantwoordelijkheid door hun eigen plannen en regels te beoordelen vanuit het perspectief van de (eind)gebruiker. Daarbij is de centrale vraag: Welke aspecten in de Vergunningcheck kunnen verbeterd worden om voor burgers en bedrijven tot begrijpelijke vragen te komen? Dit levert waardevolle feedback op voor zowel het betreffende bevoegd gezag als bestuurlijk naastgelegen overheden.
In mijn eerdere berichtgeving heb ik u gemeld dat het voor veel professionele grootgebruikers van het loket een grote stap vooruit is dat er nu eindelijk één loket is waarin alle regelgeving van alle overheden wordt ontsloten. Voor een particuliere en/of incidentele gebruiker kan dat zoals gemeld een overweldigende hoeveelheid aan regels zijn. Zowel professionele grootgebruikers als particuliere/incidentele gebruikers maken in de afgesproken opzet van de landelijke voorziening gebruik van dezelfde Vergunningcheck. Die Vergunningcheck bestaat uit doelgerichte (toepasbare) vragen op basis van wet- en regelgeving. Om uiteindelijk te komen tot begrijpelijke vragen voor burgers, waardoor ze enerzijds niet afhaken (wegklikken) en anderzijds een duidelijk antwoord krijgen op hun vraag, is het belangrijk om als overheden met elkaar te kijken naar de door de jaren heen gegroeide complexiteit van (te veel) regels. Door in te zetten op een stuk complexiteitsreductie, ook een oproep in het rapport Staat van de Uitvoering 202420, kan onder andere de gebruiksvriendelijkheid van de Vergunningcheck aanzienlijk worden vergroot. Dit draagt mede bij aan de doelstelling om de (eind)gebruiker centraal te stellen en als overheid duidelijk te communiceren.21 Een belangrijk speerpunt van het kabinet is dan ook om aan de slag te gaan met de stapeling van wet- en (lokale) regelgeving en te kijken waar de regeldruk verminderd kan worden en zodoende mede de gebruiksvriendelijkheid kan worden vergroot.
Vanuit mijn deel van de stelselverantwoordelijkheid zal ik op basis van de eerste concrete gebruikerservaringen van burgers en bedrijven met de Omgevingswet in de komende periode (verder) het gesprek hierover voeren met mijn mede bewindspersonen, maar ook met de medeoverheden en bijvoorbeeld marktpartijen en corporaties. Daarbij adresseer en agendeer ik mogelijke verbeterpunten, met respect voor verhoudingen en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen.
Het is mijn streven om samen met andere overheden actief te blijven kijken naar het verminderen van de regeldruk. Om vanuit de doelstellingen van de Omgevingswet procedures niet alleen sneller te laten verlopen – wat belangrijk is voor het aanpakken van maatschappelijke opgaven – maar ook de begrijpelijkheid, toegankelijkheid en de gebruiksvriendelijkheid van het omgevingsrecht te bevorderen. Dit is een generieke opgave waar de inzet van alle bestuurlijke partijen op nodig is en blijft. Met als gezamenlijk doel burgers en bedrijven zelfredzamer te maken in het gebruik van onder meer het loket en waar mogelijk bevoegde gezagen zodoende (meer) te ontlasten. Ik blijf u hier (mede) via mijn voortgangsbrieven over informeren.
Digitale Toegankelijkheid
Om ervoor te zorgen dat iedereen goed uit de voeten kan met én in het DSO, is en blijft naast de gebruiksvriendelijkheid ook de (digitale) toegankelijkheid van overheidsinformatie en het Omgevingsloket (inclusief bijbehorende websites) van groot belang. In dit kader kan ik u melden dat ook de website van Aan de Slag met de Omgevingswet inmiddels een AA-status heeft bereikt. Hiermee beschikken alle zeven belangrijke aan het DSO en de Omgevingswet verbonden websites over een A of AA-status. Daarmee is invulling gegeven aan de moties Janssen c.s.22 De inzet van alle betrokkenen is er nu op gericht om deze statussen in de toekomst te waarborgen. Voor een actueel overzicht van alle statussen met betrekking tot de toegankelijkheid verwijs ik u graag naar het daarvoor ingerichte Dashboard DigiToegankelijk.23
Verken uw idee
In het kader van de gebruiksvriendelijkheid wordt ook de functionaliteit «Verken uw idee» ontwikkeld. Via deze functionaliteit ontstaat voor overheden en initiatiefnemers, waaronder niet-ingezetenen, een laagdrempelige mogelijkheid om zo vroeg mogelijk met elkaar in contact te komen over initiatieven en ideeën binnen de fysieke leefomgeving. Met deze functionaliteit hoeven er niet direct volledig uitgewerkte plannen te worden opgestuurd naar het bevoegd gezag. Fase 1 hiervan is in het afgelopen kwartaal opgeleverd. «Verken uw idee» is daarnaast ook noodzakelijk om invulling te geven aan de Single Digital Gateway verordening.
Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
De afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO heeft tot doel om de komende jaren stap voor stap het bestuurlijke ambitieniveau van de landelijke voorziening van het DSO – vastgesteld in de Bestuurlijke Agenda Uitbouw DSO-LV – te bereiken. Dit doe ik in nauwe samenwerking met de bestuurlijke partners en de beheerorganisaties. In de voortgangsbrief van april 2024 heb ik de begrippen afbouw, doorontwikkeling en uitbouw nader toegelicht.24 Graag verwijs ik u ook naar de webpagina «Plannen voor ontwikkeling DSO» op de website van het IPLO25 en het DSO-ontwikkelaarsportaal26 voor een volledig overzicht van de ontwikkelingen van het DSO. Hieronder licht ik de belangrijkste ontwikkelingen toe aan u toe.
Op 1 januari 2024 is het DSO-LV live gegaan met de basisfunctionaliteit die nodig was om de Omgevingswet verantwoord in werking te laten treden. Complexe functionaliteiten die op dat moment nog niet per se nodig waren, zijn in afspraak met de betrokken overheden en partijen bewust buiten deze basisfunctionaliteit gehouden, waarbij gezamenlijk een stabiliseringsperiode is afgesproken. Een voorbeeld hiervan is de Release B van de STOP-standaard.
De komende periode kijk ik samen met de bestuurlijke partners naar de eerder gemaakte keuzes, prioritering en tempo ten aanzien van interbestuurlijk voorgenomen «DSO-LV basisniveau». Er zijn verschillende signalen die maken dat de eerdere planning en bijbehorende (implementatie) afspraken mogelijk herijkt moeten worden. Zo zijn bijvoorbeeld de eerste praktijkervaringen met het stelsel na inwerkingtreding, de continue wens om de performance, robuustheid en gebruiksvriendelijkheid te waarborgen en te vergroten van invloed op het tempo waarin we het «DSO-LV basisniveau» behalen. Daarnaast is het tempo ook afhankelijk van voldoende ontwikkelcapaciteit, tijdige beschikbaarheid van externe voorzieningen en tijd die de uitvoeringspraktijk (denk aan plansoftware leveranciers) nodig heeft om aan te kunnen sluiten op nieuwe DSO-LV-functionaliteiten en de ruimte binnen de financiële kaders. Hierbij zien we ook een toename van de realisatiekosten als gevolg van met name de financiële impact van het extra uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, wijzigingen in prijspeil (inflatie) en stijgende beheerkosten waarover ik u vorig jaar al heb geïnformeerd.27 Hetzelfde geldt voor aanvullende wensen vanuit uw Kamer, de koepels en de uitvoeringspraktijk die noodzakelijk waren voor de inwerkingtreding is er een toename van de realisatiekosten. Voorbeelden hiervan zijn de Viewer «Documenten op de Kaart» die naar aanleiding van afspraken met de Raad van State is ontwikkeld.28 Daarnaast is naar aanleiding van de BIT- en AcICT-adviezen29 onder andere extra geïnvesteerd in de robuustheid van het DSO-LV, de Leveranciers Testomgeving (LTO)30en is er een extra kwaliteitsimpuls gegeven aan het Ketentesten (IKT).31 Ook is er aanvullend geïnvesteerd om het wettelijke A-niveau van de toegankelijkheid (WCAG) van het Omgevingsloket voor inwerkingtreding te realiseren en te behouden.32
De komende periode kijk ik samen met de bestuurlijke partners naar de eerder gemaakte keuzes, prioriteringen en het tempo waarin het voorgenomen «DSO-LV basisniveau» gerealiseerd kan worden. Over de uitkomsten van deze overleggen en eventuele accentverschuivingen ten opzichte van de eerdere planning informeer ik u via mijn voortgangsbrieven.
Ontwikkelingen Standaard officiële publicaties (STOP)
De Release B versie 1.4 van de STOP-standaard (hierna: STOP 1.4 standaard) is mede een onderdeel van het «DSO-LV basisniveau». Deze standaard ondersteund onder andere de zogenaamde «complexe mutatiescenario’s». Complexe mutaties zijn mutaties in de planvorming die elkaar niet logisch opvolgen in de tijd. Daarnaast ondersteunt deze standaard ook het zogenaamd parallel publiceren voor bevoegde gezagen.33 Dit stelt bevoegde gezagen niet alleen in staat om meerdere wijzigingen tegelijkertijd voor te bereiden, maar ook te publiceren. Daarmee wordt het voor bevoegde gezagen gemakkelijker om gelijktijdig aan verschillende ontwikkelingen te werken. De invoering van de STOP 1.4 standaard is dan ook een belangrijke stap, met belangrijke functionaliteiten voor de bevoegde gezagen. Het heeft daarmee een stevige impact op de gehele planketen waarin veel partijen samenwerken. Dit vereist zorgvuldigheid en goede afstemming in de voorbereiding.
De oplevering van de STOP 1.4 standaard wordt voorzien voor dit najaar. Dit is iets later dan eerder was voorzien, medio 2024.34 Dit komt doordat tijdens de ontwikkeling en voorbereiding van deze standaard in het afgelopen kwartaal aanvullende behoeften en punten naar voren zijn gekomen. Na de oplevering volgt de verdere implementatie bij de betrokken partijen. We implementeren de nieuwe standaard als alle partijen er klaar voor zijn en de ruimtelijke ontwikkeling niet in het geding komt. Het tempo van implementatie hangt sterk samen met het tempo in de ontwikkeling van functionaliteiten in de decentrale plansoftware waarmee bevoegde gezagen werken. Daar wordt via het interbestuurlijke leveranciersmanagement, in samenwerking met de bevoegde gezagen, op gestuurd. Om die reden is er rondom deze ontwikkeling(en) een nauwe samenwerking met het juridisch werkveld en de leveranciers van plansoftware. Ook hiervoor geldt dat ik u over de verdere implementatie van de STOP 1.4 standaard via mijn voortgangsbrieven blijf informeren.
Ontwikkelingen Standaard Aanvragen en Meldingen (STAM)
In samenwerking met bevoegde gezagen en softwareleveranciers is in het afgelopen kwartaal gewerkt aan het doorontwikkelen van de Standaard Aanvragen en Meldingen (STAM). De nieuwe versie STAM 5.0 introduceert onder andere nieuwe soorten verzoekberichten, zoals het bericht dat hoort bij «Verken uw idee», waarover ik u hiervoor heb geïnformeerd. Om deze verzoeken te ontvangen, moet het zaak- of vergunningensysteem van een organisatie STAM 5.0 ondersteunen. STAM-versie 5.0 ondersteunt ook verzoeken om te kunnen voldoen aan de wettelijk verplichte Single Digital Gateway (SDG)35 Hiermee krijgen Europese burgers en bedrijven makkelijk digitaal toegang tot dienstverlening in andere lidstaten van de Europese Unie (EU). Ook procedures die onder het regime van de Omgevingswet vallen, zoals aanvragen voor omgevingsvergunningen, vallen hieronder.
Integraal testen
Met het integraal testen van het DSO wordt het geheel van samenhangende testen en maatregelen bedoeld die ervoor zorgen dat het DSO goed werkt en blijft werken. Zoals ik in de vorige voortgangsbrief heb uitgelegd, is de manier van testen veranderd door het continue gebruik van het DSO sinds inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.36 De landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV) wordt getest door de landelijke beheerorganisaties die betrokken zijn bij het DSO-LV. Hoe dit gebeurt is vastgelegd in het testbeleid van deze partijen. Dit testbeleid is op 1 januari 2024 gestart. De regie hierop ligt bij de Tactische Beheer Organisatie (TBO). De individuele bevoegde gezagen en de betrokken softwareleveranciers hebben allen hun eigen test- en acceptatiebeleid.
Om te ondersteunen bij de uitvoering van de werkprocessen door bevoegde gezagen wordt de werking van het DSO getest door middel van het Indringend Ketentesten (IKT). Deze testen worden uitgevoerd door bevoegde gezagen in samenwerking met hun softwareleveranciers. De werkgroep IKT ondersteunt en coördineert deze testen. In deze testen wordt de functionele werkbaarheid van de gehele DSO-keten beproefd. In het derde kwartaal is IKT-fase 9 afgerond. IKT-9 laat zien dat weer stappen vooruit zijn gezet in de planketen, zowel binnen het DSO-LV als in de lokale plansoftware. De uitkomsten van IKT-9 vindt u in bijlage 3. Samen met de interbestuurlijke partners worden momenteel ketentesten uitgevoerd in testperioden van twee weken tot eind van het jaar. Hierbij ligt de focus op het testen van de veranderingen in de planketen. De uitkomsten van deze testen vindt u op de website van Aan de slag met de Omgevingswet.37 Door het unieke karakter van IKT, waarbij de functionele werkbaarheid van de gehele DSO-keten wordt getest op basis van werkprocessen, content en casuïstiek van de bevoegde gezagen, is het instrument en de werkwijze van IKT een waardevolle toevoeging gebleken aan de DSO-testmaatregelen. Dat willen we vasthouden. Samen met de interbestuurlijke partners is afgesproken om het principe van het ketentesten te behouden en op dit moment bekijk ik met hen hoe het ketentesten een vaste plek kan krijgen in het geheel aan kwaliteitsmaatregelen voor het DSO als geheel.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding per 1 januari 2024 is de samenhang in het test- en acceptatiebeleid van alle bij DSO betrokken partijen beschreven in een overkoepelend Master Testplan DSO. Samenhangende kwaliteitsmaatregelen blijven belangrijk voor een goed werkend DSO, ook na inwerkingtreding. In afstemming met de bestuurlijke partners heb ik recent besloten dit aanvullend vast te leggen in een document «Integraal testbeleid DSO». De verwachting is dat een eerste versie van dit document in het vierde kwartaal van 2024 wordt opgeleverd. In de toekomst wordt dit aangepast op basis van nieuwe inzichten in de wensen en eisen rondom de kwaliteit van het DSO.
Leverancierstestomgeving
De komende periode komt fase 1 van de Leverancierstestomgeving (LTO) beschikbaar. Hiermee wordt het mogelijk om de systeemtesten van softwareleveranciers, die nu nog op de huidige testomgeving (pre-productie) plaatsvonden, te gaan uitvoeren op de deze specifieke testomgeving. Met behulp hiervan kunnen softwareleveranciers vooraf nagaan of hun software inderdaad voldoet aan de vereisten om te kunnen aansluiten op het DSO-LV.
De ingebruikname van fase 1 is later dan verwacht en is helaas later dan ik in mijn vorige voortgangsbrief aan u heb aangegeven. Dit komt vooral door de beperkte capaciteit en beschikbaarheid van de deskundigen, onder ander door krapte op de arbeidsmarkt. Hierdoor neemt onder andere het inrichten van de Digi-koppelingen, die nodig zijn om leveranciers te kunnen aansluiten, voor deze nieuwe testomgeving meer tijd in beslag dan gepland. Betrokken leveranciers hebben aangegeven hier geen hinder van te ondervinden, omdat alle activiteiten al plaatsvinden op de huidige pre-productie testomgeving. Het gebruik van de LTO wordt vooral relevant op het moment dat er een nieuwe versie van de STOP-standaard beschikbaar wordt gesteld. Over de verdere ontwikkeling van fase 2 en 3 van de LTO blijf ik uw Kamer informeren via mijn voortgangsbrieven.
Uitfaseren Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s)
In mijn vorige voortgangsbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afspraken die ik met de interbestuurlijke partijen heb gemaakt over de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (hierna: TAM).38 Hierbij is afgesproken om de TAM eenmalig met een jaar te verlengen voor die gevallen waar dit ook daadwerkelijk (nog) noodzakelijk is. Om deze afspraken juridisch te borgen wordt hard gewerkt aan een wijziging van het Besluit elektronische publicaties. Het ontwerp wijzigingsbesluit hiervoor heeft in de internetconsultatie gelegen39, is 13 september jl. in de ministerraad besproken40 en ligt op dit moment bij de Afdeling advisering van de Raad van State voor advies voor. Na verwerking van het advies van de Afdeling – mits noodzakelijk – kan de wijziging worden vastgesteld en per 1 januari 2025 inwerkingtreden. Hiermee is verzekerd dat overheden, die nog niet alle noodzakelijke functionaliteiten in het DSO kunnen gebruiken, ook in 2025 nog kunnen terugvallen op de TAM.
Participatie
Participatie bij planvorming onder de Omgevingswet vind ik belangrijk. Hoe de participatie wordt ingevuld, is de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de bevoegde gezagen. Gezien het belang van dit onderwerp en naar aanleiding van uw vragen zet ik mij hier extra voor in. Daarbij richt ik mij niet alleen op participatie bij ruimtelijke initiatieven, maar ook in bredere zin op het betrekken van alle relevante doelgroepen bij participatie en de kwaliteit van participatie. Ook voor de ondervertegenwoordigde doelgroepen. De bevoegde gezagen worden hierop proactief ondersteund, onder andere via het interbestuurlijk VNG-leernetwerk participatie en het interbestuurlijk VNG-participatieplatform. Daar is veel kennis beschikbaar en worden ervaringen en geleerde lessen gedeeld. Ik constateer dat er breed stappen worden gezet om te komen tot participatiebeleid. Dit heeft te maken met het feit dat bevoegde gezagen ook steeds meer gaan werken met de (kern)instrumenten van de Omgevingswet waarbij participatietrajecten worden gestart. Over de voortgang informeer ik u verder via de Monitor Werking Omgevingswet in lijn met mijn toezegging.41
Wetgeving en rechtspraak
Ten opzichte van de vorige voortgangsbrief zijn er in het derde kwartaal geen nieuwe voorstellen gepubliceerd voor wijzigingen in de regelgeving voor het stelsel als geheel, naast de eerdergenoemde wijziging van het Besluit elektronische publicaties.42 Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met een bredere strekking voor het stelsel als geheel en verdere jurisprudentie worden met interesse gevolgd. De uitspraken van de Afdeling hebben tot nu toe vrijwel alleen nog betrekking op het overgangsrecht, waardoor in principe het oude recht van toepassing blijft.
Financiën en beheer
De begroting 2024 voor het beheer en de doorontwikkeling van het DSO-LV en ook het IPLO is vastgesteld. Hierbij zijn ook procesafspraken gemaakt ten aanzien van de meerjarenbegroting voor 2025 en verder. De gesprekken over deze meerjarenbegroting zijn op dit moment nog gaande. In deze gesprekken worden, zoals hiervoor al aangegeven, ook zaken met betrekking tot het integraal testen en de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO meegenomen. Naast de gesprekken rondom de meerjarenbegroting loopt de financiële monitoring. Daarbij verwacht ik u volgens planning rond de jaarwisseling te kunnen informeren over het onderzoek naar de transitiekosten. Daarna volgen nog twee integrale financiële evaluaties.
Monitoring en evaluatie stelsel Omgevingswet
In lijn met het plan van aanpak van de Monitor Werking Omgevingswet, die eind vorig jaar aan uw Kamer is toegestuurd43, wordt momenteel gewerkt aan de eerste meting van de indicatoren. De indicatoren over het feitenbeeld van de kerninstrumenten Omgevingswet zijn eind 2024 beschikbaar. Deze informatie is afkomstig van het DSO. Daarnaast wordt door adviesbureau Royal HaskoningDHV in kwalitatieve zin onderzoek gedaan naar het bereiken van de verbeterdoelen en de uitvoeringprincipes achter de wet. Ook van dit onderzoek komen de eerste resultaten eind 2024 beschikbaar. Begin 2025 wordt, mede op basis van deze onderzoeken, over het jaar 2024 gerapporteerd aan uw Kamer. De onafhankelijke evaluatiecommissie zal vervolgens reflecteren op de bevindingen in dit eerste jaarrapport
JLL: Nederlandse vastgoedsector zeer transparant - Stadszaken.nl en Nog veel verwarring bij gemeenten over nieuwe Omgevingswet (nos.nl)
STOP: Standaard voor officiële publicaties & TPOD: Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten.
Bij een verstoring werkt een bepaalde functionaliteit niet of niet voldoende. Dit kan binnen het DSO zijn, maar kan ook optreden bij voorzieningen waar het DSO afhankelijk van is. Bij een verstoring is sprake van hinder voor de (eind)gebruiker. Verstoringen worden op basis van de impact geprioriteerd (prioriteit 1 tot en met 4) en opgepakt.
Omgevingsvisie, Omgevingsplan, Omgevingsverordening, Waterschapsverordening, Projectbesluit, Programma, Voorbereidingsbesluit.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is een aantal rijksregels naar het omgevingsplan van gemeenten verhuist. Dit wordt ook wel de «bruidsschat» genoemd.
Zie voor een nadere uitleg over annoteren: Omgevingsdocumenten annoteren voor toepasbare regels: activiteiten en locaties beschikbaar maken | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
Naast wijzigingen vanuit de hier bedoelde stelselverantwoordelijkheid komen er regelmatig wijzigingen bij vanuit de beleidsverantwoordelijkheid van verschillende bewindspersonen. Een overzicht van alle wijzigingen wordt op de website van IPLO gegeven: https://iplo.nl/regelgeving/omgevingswet/ontwikkeling
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33118-GE.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.