De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Kamer door het aannemen van de motie-Kluit c.s. (33 118 / 34 986, FR) heeft uitgesproken dat het niet verantwoord is om de Omgevingswet met ingang van
1 januari 2024 in werking te laten treden;
overwegende dat de Kamer grote risico's voorziet voor de rechtsbescherming en de rechtszekerheid
voor de burgers en bedrijven in Nederland;
overwegende dat de Kamer heeft uitgesproken dat het DSO en het juridisch stelsel van
de Omgevingswet nog steeds te grote uitvoeringsproblemen kennen;
overwegende dat de Minister heeft aangegeven dat de zorgen van de Kamer over de onuitvoerbaarheid
van de Omgevingswet niet terecht zijn;
overwegende dat burgers en ondernemers schade zullen ondervinden indien na inwerkingtreding
blijkt dat onduidelijkheid bestaat over hun rechtspositie, overheden beslistermijnen
niet halen omdat het DSO niet op orde blijkt te zijn, ambtenaren niet in staat zijn
om de nieuwe wettelijke regels tijdig en op de juiste wijze uit te voeren of verleende
vergunningen door de rechter worden vernietigd omdat het juridisch stelsel van de
Omgevingswet niet op orde is;
overwegende dat burgers en ondernemers niet de dupe mogen worden van een falend DSO
en gebreken in het juridisch stelsel van de Omgevingswet;
overwegende dat het van belang is dat de overheid in zulke gevallen voorziet in vergoeding
van de schade die burgers en ondernemers lijden als gevolg van een bij inwerkingtreding
van de Omgevingswet voorzienbaar falend DSO of van voorzienbare gebreken in het juridisch
stelsel van de Omgevingswet;
overwegende dat in verband met het voorgaande van de overheid mag worden verlangd
dat zij een schadefonds in het leven roept waarop burgers en ondernemers die zulke
gevolgen ondervinden, een beroep kunnen doen;
overwegende dat nu de Minister van oordeel is dat zich geen onoverkomelijke risico's
zullen voordoen, er geen zwaarwegende belangen in de weg staan aan het in het leven
roepen van zo'n schadefonds;
verzoekt de Minister een schadefonds (of een vergelijkbare voorziening) in het leven
te roepen waarop burgers en ondernemers een beroep kunnen doen als zij schade ondervinden
als gevolg van een bij inwerkingtreding van de Omgevingswet voorzienbaar falend DSO
of van voorzienbare gebreken in het juridisch stelsel van de Omgevingswet en verzoekt
de Minister voorts om voordat de Omgevingswet in werking treedt, de Kamer te informeren
over de gevallen waarin compensatie zal worden uitgekeerd,
en gaat over tot de orde van de dag.