De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het tot de kerntaken van de Eerste Kamer hoort om te toetsen op uitvoerbaarheid
van wetgeving en de Eerste Kamer in de aanloop en sinds het debat over de Invoeringswet
Omgevingswet regelmatig haar zorgen heeft geuit over de uitvoeringskwaliteit en de
toegankelijkheid van het Digitaal Stelsel Omgevingswet voor zowel burgers als bedrijven;
overwegende dat belangrijke adviesorganen, zoals het Adviescollege ICT-toetsing en
de Raad van State, hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van invoering met onvoldragen
systemen;
overwegende dat uitstel van de invoeringsdatum via een normaal KB zonder parlementaire
betrokkenheid kan worden bereikt;
overwegende dat een onbekend deel van de gemeenten nog niet voldaan heeft aan minimale
voorwaarden, zoals omzetting van alle relevante APV's naar de Omgevingswet, begrijpelijke
toepasbare regels in het Omgevingsloket (DSO) of vastgesteld participatiebeleid;
overwegende dat een aanzienlijk deel van de decentrale overheden capaciteitsgebrek
heeft waardoor er grote zorgen zijn over het behalen van de kortere maximale beslistermijnen
onder de Omgevingswet;
constaterende dat de Eerste Kamer meerdere voorwaardelijke moties heeft aangenomen
en toezeggingen heeft gekregen waaraan niet is voldaan2 betreffende de minimale uitvoeringskwaliteit bij inwerkingtreding;
constaterende dat hierdoor grote risico's kunnen ontstaan voor de rechtsbescherming
en rechtszekerheid van burgers en bedrijven in Nederland;
concludeert en spreekt uit dat het DSO en het juridische stelsel van de Omgevingswet
nog steeds te grote uitvoeringsproblemen kennen om per 1 januari 2024 verantwoord
over te gaan tot invoering;
verzoekt het kabinet op de kortst mogelijke termijn:
-
1) Met de koepels van decentrale overheden in gesprek te gaan over deze uitspraak van
de Eerste Kamer;
-
2) Binnen twee weken, middels een brief, terug te koppelen over de conclusies die kabinet
en koepels hieraan verbinden en de Kamer te informeren over het vervolg;
-
3) En in deze brief gespecificeerd in te gaan of, en hoe, er wordt voldaan aan de minimale
eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kluit
Van Langen-Visbeek
Janssen
Van der Goot
Nicolaï
Fiers
Kemperman
Van Rooijen
Nanninga