33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

EB1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2022

Op 24 juni 2022 heb ik uw Kamer een brief gestuurd met betrekking tot de invoering van de Omgevingswet.2 Bij deze brief is de ambtelijke adviesnota gevoegd, die ik heb gebruikt bij de besluitvorming over het verzenden van de brief. In deze nota heb ik – naast de persoonsgegevens van de ambtenaar die de nota heeft opgesteld – ook enkele andere zinnen onleesbaar gemaakt. Op 28 juni 2022 heb ik in debat met uw Kamer van meerdere leden het verzoek gekregen om een ongelakte versie van deze nota te verstrekken. Ik heb in het debat toegelicht dat de gelakte passage een weergave betrof van de opvattingen van Kamerleden en dat deze informatie daarmee het resultaat was van een vertrouwelijk politiek proces. Ik heb uw Kamer toegezegd bij brief nader op het verzoek om verstrekking van deze passage te reageren. Deze brief stuur ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vanwege haar verantwoordelijkheid voor artikel 68 van de Grondwet en het beleid omtrent de actieve openbaarmaking van beslisnota’s.

Conform de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s 20223 worden beslisnota’s aan de Kamers verstrekt, met het doel om inzicht te bieden in de afwegingen achter de besluitvorming. Hierbij geldt het uitgangspunt «openbaar, tenzij». Alleen informatie waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met belang van de staat wordt voor verzending gelakt. Overigens is het grondwettelijke begrip belang van de staat een breed begrip. Er vallen verschillende meer specifieke gronden onder, te vergelijken met de weigeringsgronden die bij verzoeken op grond van de Wet open overheid worden gehanteerd.4 5 Bij het uit eigen beweging verstrekken van beslisnota’s wordt hetzelfde criterium gehanteerd als op grond van artikel 68 van de Grondwet geldt wanneer een of meer leden van uw Kamer een Minister of Staatssecretaris verzoeken om het verstrekken van inlichtingen, zoals in het debat van 28 juni 2022 is gebeurd ten aanzien van voornoemde beslisnota.

De beleidslijn noemt enkele algemeen erkende gronden die een rol kunnen spelen bij de afweging of bepaalde informatie aan het parlement kan worden verstrekt. De genoemde gronden betreffen onder meer de veiligheid van de staat, het procesbelang van de staat, eenheid van de Kroon en het naleven van een wettelijke geheimhoudingsplicht. Niet uitgesloten is dat zich een situatie voordoet die niet onder een van deze reeds onderkende gronden kan worden geschaard, maar waarin toch de conclusie is dat de bescherming van het belang van de staat zwaarder moet wegen dan het eveneens zwaarwegende belang dat schuilt achter het recht van Kamerleden om inlichtingen te ontvangen.

Zo’n situatie heeft zich eerder dit jaar nog voorgedaan, nadat via een beslisnota inhoudelijke informatie openbaar werd over verleende ambtelijke bijstand aan een Tweede Kamerlid bij het opstellen van een amendement. Diverse Tweede Kamerleden waren hier ongelukkig mee, omdat zij deze contacten als vertrouwelijk hadden ervaren. Op 27 juni 2022 hebben de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarop namens het kabinet toegezegd6 dat dergelijke informatie in het vervolg niet meer openbaar gemaakt zal worden door bewindspersonen (via beslisnota’s of op andere wijze). Dat betekent dat de vertrouwelijkheid van het proces rond en de inhoud van bij de Tweede Kamer in voorbereiding zijnde amendementen onder het belang van de staat wordt geacht te vallen.

In dit geval doet zich een vergelijkbare situatie voor, omdat het belang van de staat ook hier gelegen is in de bescherming van het goede functioneren van het parlementaire proces. Dat proces vergt de mogelijkheid om vertrouwelijke contacten te kunnen onderhouden en dat is ook de vaste politieke praktijk. De bescherming van deze vertrouwelijkheid van het politieke proces is ook tot uitdrukking gekomen in artikel 5.4a, tweede lid, van de Wet open overheid.7 Tussen Kamerleden en bewindspersonen bestaan naast de reguliere, in beginsel openbare contacten (debatten, brieven, Kamervragen, etc.) ook andere vormen van contact. Te denken valt aan het informeel polsen hoe een fractie tegen een bepaald beleidsvraagstuk aankijkt. Bij dergelijke contacten geldt doorgaans impliciet als uitgangspunt dat de over en weer gedeelde informatie vertrouwelijk behandeld wordt. Zulke contacten zullen veelal door de daarvoor aangestelde politiek adviseur worden onderhouden, maar ook de bewindspersoon zelf of andere ambtenaren kunnen hierbij betrokken zijn. Een weergave van dergelijke contacten kan terecht komen in een aan de bewindspersoon gerichte ambtelijke nota, zoals ook in dit geval is gebeurd.

Gelet op het voorgaande zie ik het als mijn verantwoordelijkheid om de bescherming van vertrouwelijke politieke contacten te respecteren. Om deze reden kan ik niet tegemoetkomen aan het verzoek om een ongelakte versie van de beslisnota aan uw Kamer te verstrekken. Daartoe doe ik – na bespreking van het voornemen hiertoe in de ministerraad – een beroep op het belang van de staat als bedoeld in artikel 68 van de Grondwet, meer specifiek de bescherming van het goede functioneren van het parlementaire proces.

Dit neemt niet weg dat ik begrip heb voor de wens van uw Kamer om zo goed en volledig mogelijk te worden geïnformeerd. Daarbij merk ik wel op dat wanneer dit soort informatie niet langer gelakt zou worden in beslisnota’s, dit in de praktijk tot gevolg zal hebben dat terughoudender zal worden omgegaan met het opnemen van dergelijke informatie in beslisnota’s. Dit zou afbreuk kunnen doen aan een zorgvuldig besluitvormingsproces waarin alle relevante informatie betrokken wordt. Mocht uw Kamer tot een andere weging komen van enerzijds de bescherming van vertrouwelijke politieke contacten en anderzijds het belang van uw Kamer om inlichtingen te ontvangen, dan betekent dit dat ik, bij een oproep daartoe van uw Kamer, genoodzaakt ben om in dit geval over te gaan tot openbaarmaking, en tevens dat het kabinet op dit principiële punt de beleidslijn opnieuw zal bezien. In dat geval zal ik een dergelijk verzoek dan ook overbrengen aan het kabinet ter nadere overweging. Naast de eventuele wensen van de Eerste Kamer hierover, zal er dan tevens overleg nodig zijn met de Tweede Kamer, met name gezien de uitkomsten van de recente discussie die hierover plaatsvond en de consistentie die in dergelijke processen gewenst is.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letters EB hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Kamerstukken I 2021–2022, 33 118, DX.

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken I 2021–2022, 28 362, nr. C.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstukken I 2021–2022, 28 362, nr. C.

X Noot
5

Kamerstukken II 2001–2002, 28 362, nr. 2

X Noot
6

Kamerstukken II 2021–2022, 35 869, nr. 19.

X Noot
7

Blijkens deze bij amendement ingevoegde bepaling heeft de wetgever ook in dat kader aanleiding gezien om – zoals de toelichting op het amendement het formuleert – ¨het parlementaire proces op dit punt nog eens expliciet te beschermen¨. Het amendement regelt ¨dat alle informatie die door ambtenaren, al dan niet via de ambtenaren van de Eerste of Tweede Kamer, aan individuele leden van die Kamers wordt verstrekt niet openbaar is» (Kamerstukken II 2015–2016, 33 328, nr. 28).

Naar boven