33 106 Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs

Nr. 30 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIJKGRAAF EN ORTEGA-MARTIJN

Ontvangen 5 maart 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel K, worden aan artikel 18a, eerste lid, twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien het bevoegd gezag bij tien of meer samenwerkingsverbanden slechts een vestiging heeft aan te sluiten, kan het bevoegd gezag Onze minister verzoeken voor zijn scholen een afzonderlijk samenwerkingsverband te mogen oprichten, indien daarvan in ieder geval een speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt. Op het afzonderlijk samenwerkingsverband zijn het tweede lid, tweede volzin, het vierde tot en met veertiende lid, met uitzondering van het derde en vijfde lid, en het zestiende lid van overeenkomstige toepassing.

II

In artikel III, onderdeel E, worden aan artikel 17a, eerste lid, twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien het bevoegd gezag bij tien of meer samenwerkingsverbanden slechts een vestiging heeft aan te sluiten, kan het bevoegd gezag Onze minister verzoeken voor zijn scholen een afzonderlijk samenwerkingsverband te mogen oprichten, indien daarvan in ieder geval een speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt. Op het afzonderlijk samenwerkingsverband zijn het tweede tot en met veertiende lid, met uitzondering van het derde en vijfde lid, en het zeventiende lid van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Indieners zijn van mening dat een beperking gesteld dient te worden aan het aantal samenwerkingsverbanden waaraan het bevoegd gezag geacht kan worden deel te nemen. Het is onwenselijk dat de bestuurlijke kracht van het bevoegd gezag onder druk komt te staan doordat men in veel samenwerkingsverbanden slechts minimaal aanwezig is. Het betreft bevoegde gezagsorganen die zich enkel vanwege de aanwezigheid van één vestiging bij een samenwerkingsverband dienen aan te sluiten. Wanneer deze situatie zich voor het bevoegd gezag in tien of meer samenwerkingsverbanden voordoet kan zij de minister verzoeken een afzonderlijk samenwerkingsverband te mogen oprichten. Voorwaarde is dat daarvan in ieder geval een speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt.

Dijkgraaf Ortega-Martijn

Naar boven