33 097 Wijziging van de Waterschapswet tot het instellen van een overgangsbestuur voor op 1 januari 2013 ingestelde waterschappen en het uitstellen van de waterschapsverkiezingen van 2012

Nr. 23 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 19 juli 2012

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 2 juli 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over de Wijziging van de Waterschapswet.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Wolbert

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Van der Leeden

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken

Maandag 2 juli 2012

10.30 uur

Voorzitter: Van Raak

Aanwezig zijn 9 leden der Kamer, te weten:

Van Beek, Dijkgraaf, Elissen, Grashoff, Heijnen, Holtackers, Ortega-Martijn, Van Raak en Schouw,

en de heer Atsma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijzigingen van de Waterschapswet tot het invoeren van de verkiezing van de vertegenwoordigers voor de ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap door de leden van de gemeenteraden (33 097).

De voorzitter: Ik heet de aanwezigen welkom bij dit wetgevingsoverleg over de wijziging van de Waterschapswet. De leden hebben aangegeven dat zij een vrij korte inbreng zullen hebben.

Het woord is allereerst aan de heer Schouw.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. De waterschappen kennen een lange geschiedenis – ze dateren uit de twaalfde eeuw – en hebben Nederland heel veel goeds gebracht. Dat wil echter niet zeggen dat zij het eeuwige bestaansrecht hebben. D66 is altijd kritisch op alle bestuurslagen en altijd op zoek naar verbeteringen. Wij zien ook mogelijkheden om, als het gaat om de taken van de waterschappen, die op andere plaatsen te beleggen om zodoende de bestuurlijke drukte te verminderen. In die gedachte heeft de Kamer ook een motie van mijn hand aangenomen. Een meerderheid van de Kamer vindt dat er iets moet gebeuren. Ik heb de staatssecretaris eigenlijk nooit kunnen vragen waar die weigerachtige houding van hem vandaan komt om die motie niet uit te voeren. Ik leg die vraag dus maar even hier neer.

Afgelopen woensdag zag de staatssecretaris in dat de weg die dit kabinet had gekozen om de indirecte verkiezingen van de waterschappen te organiseren, een heilloze en zinloze weg is. Hij vrat eigenlijk zijn eigen wet op en kwam met een nota van wijziging. Wat rest, is een noodwetje om te voorkomen dat er dadelijk helemaal niets meer gebeurt op het gebied van de verkiezingen. Het is een noodwetje waar eigenlijk niets meer in staat, behalve uitstel van de waterschapsverkiezingen en de verlenging van het mandaat van de bestuurders. Mijn fractie vindt dit het meest verstandige wat we op dit moment kunnen doen, gezien de politieke verschillen die er op dit moment leven als het gaat om de toekomstige, democratische legitimatie van de waterschappen. We zullen bij de formatie wel zien hoe dat verder georganiseerd wordt met de waterschappen. Mijn fractie steunt dan ook het wetsvoorstel dat er ligt. Zij gaat niet mee in de gedachte om aan het wetsvoorstel bij amendement nog weer allerlei andere fundamentele wijzigingen toe te voegen. Dat zou mijn fractie onzorgvuldig vinden.

Ik heb nog twee vragen. Wat vindt de Raad van State van deze noodwet? Mijn tweede vraag, waar ik ook een motie over in voorbereiding heb, betreft het volgende. De waterschappen hebben gezegd: wij nemen 181 mln. per jaar voor onze rekening voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Wij hebben verschillende keren aan de staatssecretaris gevraagd, hoe we gaan voorkomen dat de rekening daarvoor via de waterschapsheffing bij de burger komt. Het antwoord van de staatssecretaris was dat er verkiezingen van de waterschappen op komst waren. Daarin zit dan de democratische controle. Die verkiezingen worden nu echter met twee jaar uitgesteld. Mijn vraag is derhalve of de staatssecretaris er extra op toe wil zien dat die 181 mln. efficiencywinst per jaar niet alsnog versleuteld wordt via de tarieven. De kiezer komt er in elk geval de komende tijd even niet meer aan te pas.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Officieel is de hoofdwoordvoerder op het gebied van binnenlandse zaken de heer Van der Staaij, maar hij dacht er goed aan te doen om bij dit onderwerp een dijkgraaf namens de SGP-fractie het woord te laten voeren. Vandaar dat ik hier nu zit. Een reden is ook dat eerder een motie-Dijkgraaf is aangenomen, waarin een oplossing wordt gegeven voor een probleem in Delfland.

Wat dreigt, is dat de waterschappen een beetje een speelbal worden van het politieke gedoe. Dat zou niet moeten. De buitenlanders die hier komen, kijken met verbazing hoe goed het hier allemaal georganiseerd is. Zij zouden dolgraag willen dat het ook in hun land zo georganiseerd was. Nu is het in één land zo goed georganiseerd en dan gaan we er hier een hoop gedoe van maken. Ik vind het werkelijk onvoorstelbaar.

Voor de SGP is de wijze waarop de verkiezingen plaatsvinden, van secundair belang: direct, indirect of via benoeming, als er maar gekozen wordt voor een transparante verkiezingsmethode waarin de verschillende belangen vertegenwoordigd zijn. De Raad van State noemt dit «een waarborgdemocratie». Intussen hebben wij vijf nota's van wijzigingen gekregen en is van het oorspronkelijke wetsvoorstel vrijwel niets over. Wij vinden het goed dat er nog eens goed wordt gekeken naar de meest wenselijke vorm van de verkiezingen. Als praktische oplossing is voor ons verlenging van de termijn tot eind 2014 aanvaardbaar, hoewel dat niet fraai is. Ik heb daar nog wel een vraag over. De Raad van State zegt dat de zittingstermijn alleen in zeer dringende gevallen moet worden verlengd. Daar moet dus een heel goede reden voor zijn. Vindt de staatssecretaris dat daarvan sprake is of zouden wij kunnen volstaan met een korter uitstel van de verkiezingen, zodat wij toch zo snel mogelijk verkiezingen hebben? Dat is een open vraag. Wij hebben niet voorgesorteerd op het een of het ander, maar ik hoor de staatssecretaris hier graag over. Ik hoor ook graag of hij nog heeft overwogen om op dit punt een spoedadvies te vragen van de Raad van State.

Samen met collega Ortega-Martijn heb ik een amendement ingediend over de waterschapsheffingen. Enige jaren geleden is het waterschapsstelsel gemoderniseerd. Het bijkomende gevolg daarvan was dat zowel agrarische grondeigenaren als infrastructuur in de categorie «ongebouwd» vallen. De waterschapsheffingen voor de agrariërs zijn in gebieden met veel infrastructuur onevenredig gestegen. Ik noem met name Midden-Delfland, waar dit bij uitstek zichtbaar werd. In dat gebied is de afgelopen twee jaar een tijdelijke oplossing gevonden om agrariërs tegemoet te komen. Zonder een structurele oplossing dreigen de heffingen voor agrariërs in 2013 met 50% te stijgen. Dat willen wij graag voorkomen. Vandaar dat ik al in 2010 een motie heb ingediend waarin de Kamer werd gevraagd om een oplossing. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris met de waterschappen overeen is gekomen dat een beperkte wijziging van de Waterschapswet voldoende is. Het gaat om een verhoging van de maximale heffingsopslag voor infrastructuur, zodat waterschappen meer ruimte hebben om recht te doen aan de waardeverschillen tussen infrastructuur en landbouwgrond. Wij nemen dit voorstel graag in behandeling. Ook omdat 2013 snel dichterbij komt, hebben wij het voorstel als amendement op het voorliggende wetsvoorstel ingediend. Ik hoop dan ook op de steun van de staatssecretaris en de collega's.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Wat de PVV betreft, doen de waterschappen al jarenlang uitstekend werk. Die kennis en expertise moet je dus koesteren, maar die zou je wat de PVV betreft ook prima kunnen onderbrengen bij de provincies. Op die manier zou je een onnodige bestuurslaag kunnen opheffen. We hebben de motie-Schouw indertijd dan ook van harte gesteund.

We zien dat de Raad van State niet echt blij is met het verlengen van het mandaat. De vraag is natuurlijk of de Unie van Waterschappen niet gewoon heeft verzuimd om alles in gang te zetten om de verkiezingen op het reguliere moment te laten plaatsvinden. We hebben de vierde en de vijfde nota van wijziging natuurlijk gezien. Dat is een handige manier om dit alsnog even te regelen. Wat ons betreft, hoeven wij hier dus niet heel veel woorden aan vuil te maken. We hopen in ieder geval dat wij het wetsvoorstel in een gewijzigde vorm en met toename toeziend op de borging van kennis en expertise en het opheffen van de waterschappen, snel zullen ontvangen.

De voorzitter: De heer Holtackers is te gast in deze commissie. Ik neem aan dat geen van de aanwezigen er bezwaar tegen heeft dat hij het woord voert. Ik constateer dat niemand daar bezwaar tegen heeft.

De heer Holtackers (CDA): Voorzitter. «De regen komt van boven en de kwel komt onderdoor. Toch komt de vloed niet terug, daar zorgt het waterschap wel voor.» Met dit gedicht van onze waterdichter Niels Blomberg begin ik mijn inbreng. Het is een lofzang op het bestaan van waterschappen. Voor mij is geen andere conclusie mogelijk dan dat de waterschappen in de huidige vorm bij Nederland horen. Het is een vorm van functioneel bestuur en het doet recht aan de situatie van een land als Nederland, dat zo ontzettend afhankelijk is van waterveiligheid dat je dat in een aparte bestuurslaag met bijbehorende instrumenten moet verankeren. Het CDA is dus erg voor het behoud van waterschappen in de huidige vorm.

Wij hebben het voorstel in de nota van wijziging gezien om de verkiezingen uit te stellen met twee jaar. Voor mijn fractie is dat een aanvaardbare termijn onder de gegeven politieke omstandigheden; andere oplossingen zijn op dit moment niet meteen voorhanden. Wel heb ik een vraag aan de staatssecretaris. Hij heeft zeer goed werk geleverd met het bestuursakkoord water. Wij hebben gezien dat je zonder structuurveranderingen en met behoud van de mooie waterschappen efficiency kunt boeken; efficiency die leidt tot een herinvestering in waterveiligheid waardoor de lasten minder worden verhoogd, maar waardoor ook de hele bestuurlijke drukte rondom de waterschappen wordt verminderd. Wordt dat ook in de komende situatie behouden? Ik krijg hiervan graag een appreciatie van de staatssecretaris.

Ik houd mijn inbreng kort, gezien de omstandigheden waaronder wij vandaag de nota van wijziging bespreken. Ik laat het dan ook hierbij.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid steunt het wetsvoorstel om de verkiezingen met twee jaar uit te stellen, omdat dit de Kamer de tijd geeft om een keer haar verantwoordelijkheid te nemen en voor een wat langere periode vast te stellen hoe zij aankijkt tegen het bestuur van de waterschappen. Bij de Partij van de Arbeid bestaat geen twijfel over het belang van de waterschappen. Ook wat haar betreft hebben ze het eeuwige leven. Het gaat om de vraag of je de kiezer de legitimatie voor de waterschappen moet willen vragen, daar waar het een functioneel bestuur is met een beperkte mogelijkheid om belangen en ideologische opvattingen tot politieke strijd te maken op basis waarvan je de kiezer vraagt om naar de stembus te komen.

Het eventueel koppelen aan de gemeenteraadsverkiezingen zou wellicht tot een iets hogere opkomst leiden, maar is eigenlijk een schijnbeweging. Het miskent namelijk de fundamentele vraag of je de kiezer hiervoor naar de stembus moet laten komen. Wat de fractie van de Partij van de Arbeid betreft, spreken wij daar na de verkiezingen met elkaar over. Wij willen dat niet omdat er enige twijfel bestaat over het belang van de waterschappen voor waterveiligheid, waterbeheer en waterkwaliteit. Wij willen dat omdat de tijd niet stilstaat en er ontwikkelingen zijn op het gebied van het beheer van drinkwater en afvalwaterzuivering, de hele waterketen, waardoor de toekomst van waterschappen misschien zelfs wel veel groter zal zijn dan nu denkbaar is. Ik verwijs naar de situatie van Waternet in de regio Amsterdam. Daarover moeten wij een fundamentele discussie voeren. De staatssecretaris heeft, na wat onhandig opereren, nu een nota van wijziging gemaakt die dat in alle helderheid vastlegt. Die steunen wij. Daarnaast zien wij uit naar de discussie.

De heer Elissen (PVV): Volgens mij was in het conceptverkiezingsprogramma van de PvdA nog opgenomen dat de uitvoerende taken van de waterschappen moesten worden ondergebracht bij de provincie. Is de PvdA dat nog steeds van plan of is daarin een wijziging gekomen?

De heer Heijnen (PvdA): Het congres heeft na een heel goede discussie – zo gaat dat bij een democratische partij, zo zeg ik tot de heer Elissen van de PVV waar wij dat allemaal niet zien – besloten om die zin eruit te halen. Dat schept ruimte voor de discussie waarover ik het zonet had.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Het wetsvoorstel inzake de waterschapsverkiezingen kent natuurlijk al een roerige geschiedenis, omdat er verschillende keren radicaal het een en ander is gewijzigd. De regering kiest nu weer voor een stelselwijziging, maar om praktische redenen is wel besloten om de verkiezingen toch maar uit te stellen. Dat lijkt de fractie van de ChristenUnie een verstandige beslissing. Wel heeft mijn fractie vragen over de duur van het uitstel. De verkiezingen zullen nu pas rond november 2014 plaatsvinden. Dat is twee jaar later dan gepland. Mijn fractie vraagt zich af welke mogelijkheden er zijn voor koppeling aan de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris.

De ChristenUnie ziet dus geen reden om het allemaal zo lang uit te stellen. Mijn vraag is of het ook in maart 2014 kan. Ook zien wij graag een koppeling met de gemeenteraadsverkiezingen, omdat er in het verleden altijd is gezegd dat de opkomst zo laag was. Als wij het zouden koppelen aan de gemeenteraadsverkiezingen, lijkt ons dat dit ten goede komt aan de opkomst. Met betrekking tot de gemeenteraadsverkiezingen kunnen wij dan meer spreken van een «dag van de democratie».

De ChristenUnie is blij dat het principe van de directe verkiezingen met de laatste nota's van wijziging is hersteld. Mijn fractie zou echter ook graag aansluiting zien bij de procedure volgens de Kieswet. Het is altijd goed om in het stemhokje je stem uit te brengen; het stemhokje is immers erg beproefd. Graag krijg ik daarop een reactie. Dit zal in ieder geval geen grote meerkosten met zich brengen. Ik denk dat het rendement daarmee wel wat hoger zal liggen, en dat het ten goede komt aan de bekendheid van de waterschappen in Nederland.

Samen met de heer Dijkgraaf heb ik een amendement ingediend dat regelt dat de onevenredige waterschapsheffingen voor agrarische grondeigenaren zo veel mogelijk worden voorkomen. Agrariërs krijgen momenteel te hoge lasten als gevolg van het feit dat er veel infrastructuur is in hun gebied. Infrastructuur valt onder de categorie «ongebouwd», waardoor agrariërs hiervoor worden belast. De ChristenUnie steunt ook de nota van wijziging.

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Het voorstel voor de getrapte verkiezing is van tafel. Wat onze fractie betreft, is dat goed nieuws, want dat vonden wij een brandhoutvoorstel. Er zou daarmee één probleem zijn opgelost, namelijk de democratische legitimatie als gevolg van een lage opkomst. Als wij de ene slechte democratische legitimatie gaan opheffen door daarvoor een andere gebrekkige vorm in de plaats te stellen, zijn wij niet goed bezig. In dat opzicht was het een voorstel van een mate van ondoordachtheid wat betreft de opvatting over het binnenlands bestuur die de afgelopen, gestrande coalitie wel een beetje kenschetste. Ik noem de proefballonnetjes over provincies die een beetje willekeurig en niet doordacht moesten fuseren, het voorstel over de Wgr-plus dat naar mijn idee zo de eindstreep niet gaat halen, en natuurlijk het idiote voorstel voor de deelgemeenten. Dat zijn allemaal voorbeelden van hapsnap te werk gaan, zonder nadenken over de structuur van het binnenlands bestuur en wat daaraan op een goede manier veranderd zou kunnen worden.

Het moet mij ook van het hart dat duidelijk is dat deze staatssecretaris in elk geval een bijzondere strategie heeft als zich in de Kamer andere meerderheden aftekenen dan waarmee hij direct uit de voeten kan. Dan doet hij namelijk gewoon niets meer, helemaal niets, totdat er uiteindelijk een situatie ontstaat waarin men met de handen in het haar zit, zoals bij de waterschappen. Wat moeten wij nu, vraagt men daar, mag onze nationale politiek ook nog een beetje haar verantwoordelijkheid nemen en ten minste duidelijkheid verschaffen? Daar komt deze constructie vandaan, volgens mij onder aansturing van de collega links van mij, de heer Van Beek. Ik ben hem zeer erkentelijk dat er nu in elk geval een praktische oplossing komt. Daardoor kunnen er straks, na november, nog geldige besluiten worden genomen bij de waterschappen. Het zotste vind ik het nog wel om hiervan de Unie van Waterschappen de schuld te geven, zoals de heer Elissen deed. Dat is helemaal bizar.

Het verdient allemaal geen schoonheidsprijs. Het voorstel is van tafel. Ik heb tot nu toe een drietal amendementen voorliggen die strekken tot het oplossen van het vraagstuk van de democratische legitimatie door de koppeling aan de gemeenteraadsverkiezingen maar dan rechtstreeks. Daarover is ook door de Kiesraad opgemerkt dat dit naar waarschijnlijkheid een vergelijkbare of zelfs bijna gelijke opkomst zou opleveren met die voor de raadsverkiezingen, en dat ligt ook zeer voor de hand. Immers, als er twee bussen naast elkaar staan, waarom zou je dan niet in allebei de bussen een stembiljet deponeren? Zo werkt het natuurlijk op heel veel plekken; daar is veel ervaring mee. Een ander doel was overigens om de geborgde zetels af te schaffen. Dat is natuurlijk een rare, archaïsche vorm, die weinig democratisch is, een soort relict uit het verleden. Dat zou er ook uit moeten.

Toch trek ik de amendementen in omwille van de pragmatische aanpak die wij hebben gekozen om de discussie over de waterschappen uit te stellen en deze met een nieuw kabinet te voeren. Dit betekent niet dat mijn fractie niet van mening zou zijn dat deze werkwijze, met de verkiezingen, de beste oplossing is, als de waterschappen blijven bestaan. Dit betekent ook dat wij erop hebben gelet dat de termijn waarmee verlengd wordt, ten minste zodanig is dat het ook praktisch uitvoerbaar is om de verkiezingen op deze manier parallel op hetzelfde tijdstip te houden, mochten wij daarop uitkomen. Dat zou in elk geval winst zijn wat betreft de democratische legitimatie. Het is een andere discussie of je de waterschappen überhaupt in deze vorm, met hun eigen bestuurslaag, in de toekomst moet behouden. Ook daar heeft mijn fractie vraagtekens bij. Ik sluit mij wel aan bij de opmerking van de heer Dijkgraaf, niet een dijkgraaf, maar dé Dijkgraaf. Hij zegt dat waterschappen geen speelbal moeten worden van politiek gedoe. Ik ben het daar zeer mee eens. Als je besluit tot een andere bestuurlijk constellatie, waarin de taken van waterschappen op een andere wijze zijn toegedeeld, dan zal dit naar het oordeel van mijn fractie zeer zorgvuldig moeten gebeuren. Het opheffen en doorschuiven naar andere bestuurslagen is niet zo simpel als het lijkt, omdat je daarbij ook met begrenzingen te maken hebt, bijvoorbeeld van provincies en waterschappen. Deze grenzen kunnen watertechnisch zinvol zijn, of ze zijn nu eenmaal historisch bepaald. Er zit dus nog een hele wereld achter. Mijn fractie staat er zeer open voor om een serieuze en open discussie aan te gaan over de inrichting van het binnenlands bestuur, inclusief de positie van de waterschappen. Dat zeg ik ook in de richting van de hier rijk vertegenwoordigde waterschapswereld. Je kunt niet volhouden dat een bestuurslaag per definitie perfect is omdat deze de oudste bestuursvorm in Nederland is. Dat is een onvoldoende argument. We zullen de discussie dus heel serieus met elkaar aan moeten gaan. Dat waterschapstaken belangrijk zijn, staat als een paal boven water. De discussie zou dus moeten gaan over de bestuursvorm.

De voorzitter: De heer Grashoff wenst de amendementen op stuk nrs. 10, 11 en 12 in te trekken.

De heer Van Beek (VVD): Voorzitter. Ik begin met te zeggen dat ik buitengewoon teleurgesteld ben in deze staatssecretaris. Het is hem niet gelukt om in twee jaar tijd dit onderdeel uit het regeerakkoord tot een goed eind te brengen. Dit had allang klaar kunnen zijn. Dan waren we niet in deze noodprocedure terechtgekomen en hadden we een fatsoenlijke discussie kunnen hebben over de opvattingen in deze Kamer, die nogal geschakeerd zijn. Op die manier hadden we het wetgevingsproces kunnen afwerken. Ik vind het jammer dat dit niet gebeurd is.

Nu we toch zover zijn, kunnen we niet anders dan deze noodprocedure volgen. We kunnen de waterschappen niet verder in de problemen brengen. Wettelijk moeten ze dit jaar verkiezingen houden. Als dat niet mogelijk is, moeten we daarvoor extra ruimte creëren. Er zijn drie opvattingen in deze Kamer over wat er mogelijk is. De eerste mogelijkheid is opheffen. Dat betekent dat de zelfstandigheid van de waterschappen wordt opgeheven en dat ze onder de provincie worden gebracht. De tweede mogelijkheid is die van directe verkiezingen, tegelijk met de gemeenteraadsverkiezingen. De derde mogelijkheid is die van indirecte verkiezingen, zoals voorzien was in het regeerakkoord. Ik mag aannemen dat ieder van de partijen er heel goed over nagedacht heeft, anders dan de heer Grashoff suggereert. Ik vind wel dat de discussie in alle openheid en in de volle breedte gevoerd moet worden.

De heer Schouw (D66): De heer Van Beek maakt van zijn hart geen moordkuil. Dat vind ik goed. Hij zegt dat hij teleurgesteld is in deze staatssecretaris. Ik wil een slag dieper gaan. Is de materie zo complex dat het de staatssecretaris niet eerder is gelukt om te komen met een voorstel? Of heeft de staatssecretaris misschien de prioriteit gegeven aan andere dossiers? Of zag deze staatssecretaris met zijn CDA-achtergrond bij voorbaat helemaal niks in indirecte verkiezingen en heeft hij het daarheen geleid dat het er nooit van zou komen? Welke verklaring heeft de heer Van Beek ervoor dat we hier om één minuut voor twaalf zo zitten?

De heer Van Beek (VVD): Ik denk dat mijn collega de antwoorden die de staatssecretaris zou kunnen geven, genoemd heeft. Ik nodig de staatssecretaris uit om zijn keuze te maken. Het is namelijk zijn beslissing. Het lijkt mij niet verstandig dat ik voor hem die keuze maak.

De heer Schouw (D66): Het lijkt mij wel aardig.

De heer Van Beek (VVD): Voor dit onderdeel was ruim de tijd beschikbaar. Daarom had dit op tijd geregeld moeten zijn. Nu is halverwege het jaar besloten dat er dit jaar geen verkiezingen zullen zijn. Ook dit besluit is veel te laat gekomen. De waterschappen en de unie zouden allang bezig moeten zijn met de totstandkoming van de verkiezingen. Wat dat aangaat, hebben we ze dus behoorlijk in de wielen gereden. Het had ook makkelijk gekund als we dit wetsvoorstel – hoe het er ook had uitgezien; ik loop daar niet op vooruit – bijvoorbeeld eind vorig jaar, voor de jaarwisseling, keurig hadden afgewikkeld.

De heer Schouw (D66): Ik ben het volledig met de heer Van Beek eens: aan de complexiteit heeft het niet gelegen. Dan blijven er nog twee mogelijkheden over: luiigheid of obstructie. Dat zullen we straks van de staatssecretaris horen.

De heer Van Beek (VVD): Mag ik doorgaan met mijn eigen betoog?

De voorzitter: De heer Heijnen heeft nog een vraag voor u.

De heer Heijnen (PvdA): Ik merk dat, naarmate we met de sprekers vorderen, het zwartepieten toeneemt: de heer Grashoff naar de VVD en de VVD naar de staatssecretaris. Ik wil daar graag mijn bijdrage aan leveren in de vorm van een vraag aan de heer Van Beek. Want hoe hebben we het nu? De staatssecretaris voert een coalitieakkoord uit. In dat akkoord, dat achteraf alleen een akkoord bleek te zijn tussen het CDA en de VVD, stond: indirecte verkiezingen. Nu is het de verantwoordelijkheid van de grootste coalitiepartner, de partij van de heer Van Beek, dat die een wijziging in ons staatsbestel, in ons institutioneel bestel heeft willen doorvoeren met een minderheid van naar ik meen 51 of 53 zetels. Het kan dat hij zich niet heeft vergewist van de steun van de PVV, maar ik zou mij in zo'n situatie vergewissen van de steun van de oppositie, zoals bij andere moeilijke dossiers de afgelopen jaren een enkele maal is gebeurd. Dus als iemand zich een verwijt zou moeten maken over de situatie waarin we nu zitten, dan is dat de eerstverantwoordelijke voor dit coalitieakkoord: de VVD, de heer Rutte en de heer Van Beek.

De heer Van Beek (VVD): Ik krijg er steeds meer verantwoordelijkheden bij. Interessant. Over dit onderwerp waren er afspraken tussen de drie partijen. De staatssecretaris was aangetreden met de afspraak dat hij die afspraken in wetsvorm tot stand zou brengen. Met de val van het kabinet is de steun onder het akkoord weggevallen en daarmee de steun onder het oorspronkelijke wetsvoorstel. Dit soort zaken behoort tot de mogelijkheden in een meerpartijendemocratie, een veelpartijendemocratie en onze coalitieafspraken. Daar ben ik dus niet van geschrokken. Maar nogmaals, ik had graag gezien dat dit sowieso vorig jaar afgewerkt was geweest op basis van de afspraken die er lagen.

De heer Heijnen (PvdA): Volgens mij stond dit voorstel niet in het gedoogakkoord, waarop de heer Van Beek de PVV als coalitiepartner terecht kon aanspreken. De PVV heeft er nooit een misverstand over laten bestaan dat ze dit onderdeel van het regeerakkoord niet steunt. De heer Van Beek heeft op een roze wolk geleefd met betrekking tot dit voornemen uit het coalitieakkoord. Mijn verwijt aan de heer Van Beek blijft dus staan: hij is onzorgvuldig geweest en niet bezig met een verandering. Ik respecteer die opvatting, die misschien ook wel een meerderheidsopvatting was geworden, maar de heer Van Beek heeft nooit ook maar enige hand uitgestoken – zijn premier, zich bewust zijnde van de minderheidspositie van dit kabinet, had het daar voortdurend over – naar wie dan ook om dit dossier tijdig tot een goed einde te brengen.

De heer Van Beek (VVD): We zijn helemaal niet aan die situatie toegekomen. Het wetsvoorstel was begin dit jaar in behandeling genomen, overigens in de volle verwachting dat de coalitiepartijen en de gedoogpartij dat voorstel tot de eindstreep zouden brengen. Ik respecteer dat dit nu niet meer het geval is. Die ruimte is er nu. Op basis van de afspraken die vastliggen en die te bekijken zijn in de bezuinigingstabel, moet geconcludeerd worden dat er wel degelijk een afspraak tussen de drie partijen lag om tot indirecte verkiezingen te komen.

Mag ik, voorzitter, ...

De voorzitter: De heer Holtackers heeft nog een vraag voor u.

De heer Holtackers (CDA): Ik had nog een vraag aan de heer Schouw.

De voorzitter: Dat kan helaas niet. Die moet u in tweede termijn stellen.

Ik geef het woord weer aan de heer Van Beek.

De heer Van Beek (VVD): In de situatie waarin wij nu zitten, is het heel verstandig dat wij een uitsteltermijn vaststellen die alle drie de opties openlaat. Op die manier helpen wij de waterwereld uit de problemen en zorgen wij ervoor dat er in ieder geval niet dit jaar verkiezingen nodig zijn. In die zin steun ik het voorstel dat nu voor ons ligt, inclusief de voorzieningen die daarin getroffen zijn om voor fuserende waterschappen de zaak te regelen.

De heer Holtackers (CDA): Wij hebben zojuist een analyse gehoord van de heer Schouw over twee mogelijke redenen waarom de vertraging zou zijn opgetreden, namelijk obstructie of luiigheid, maar ik denk dat er ook nog een andere mogelijke reden is. Lopende het traject van het wetsvoorstel hebben wij de motie-Schouw c.s. (33 000-VII, nr. 98) gehad waarin gevraagd werd of er onderzoek kon worden gedaan naar de vraag of die waterschappen op een andere manier georganiseerd konden worden. De staatssecretaris heeft zich qua structuur zeer goed van zijn taak gekweten. Hij heeft vastgesteld dat waterschappen een zelfstandige bestuurspositie vereisen. Zou dat ook een onderdeel van de vertraging zijn geweest? Deelt de heer Van Beek die conclusie van de staatssecretaris?

De heer Van Beek (VVD): De enige die ik juist de eer niet gun dat hij dat gerealiseerd heeft, is de heer Schouw. Hem de schuld te geven van de vertraging zou politiek wel heel naïef zijn. Ik ga niet ontkennen dat dat element best een rol heeft gespeeld, maar dat kan niet van doorslaggevende betekenis zijn geweest. Dat is te veel eer.

Ik kom op het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn op stuk nr. 17. Dit is een oud probleem, dat wij moeten oplossen. Ik zou dat probleem ook graag willen oplossen en ik denk dat er een oplossing voorligt. Maar ik vind wel dat ik de collega's recht moet aankijken. Wij hadden met elkaar afgesproken dat wij dit wetsvoorstel niet inhoudelijk gaan behandelen. Wij gaan alleen de datum uitstellen. Wij moeten elkaar even recht in de ogen kijken en ons afvragen of dit kan of niet. Ik heb het gevoel dat wij hiermee een probleem oplossen dat niet aan de structuur morrelt en niet te maken heeft met het onderwerp waar wij het vandaag eigenlijk over hebben, maar wij moeten elkaar wel recht kunnen blijven aankijken. Wij zouden in tweede termijn even van elkaar moeten horen of wij vinden dat die ruimte er is. Daarover hebben wij afspraken met elkaar gemaakt. Die afspraken wil ik nakomen. Of wij zeggen met elkaar: laten wij dit doen, want hiermee worden de afspraken niet geschonden. Of als het politiek te gevoelig ligt, dan moeten wij ons realiseren dat wij het probleem even moeten laten liggen. Dat heeft overigens wel grote nadelen, want dat zou inhouden dat de belastingheffing in 2013 opnieuw een probleem kan veroorzaken. Maar nogmaals, ik vind dat ik niet helemaal vrij ben om daar nu al helemaal ja of nee tegen te zeggen, gezien de afspraken die wij hebben.

De heer Heijnen (PvdA): Ik probeer de vraag van de heer Van Beek te begrijpen. Alle sprekers tot nu toe hebben gezegd:

  • 1. eens met uitstel van de verkiezingen tot begin 2015;

  • 2. dat schept de ruimte om in de loop van 2013 een breed gedragen politiek besluit te nemen over de toekomst van de waterschappen.

Niets meer en niets minder. Wat vraagt de heer Van Beek nu aan ons in tweede termijn anders dan dit?

De heer Van Beek (VVD): Ik vraag of u een oordeel zou willen geven over het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn, dat niets met de structuur te maken heeft, maar wat te maken heeft met de problematiek van belastingheffing.

De voorzitter: Het is weer helder. De heer Van Beek kan verder.

De heer Van Beek (VVD): Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, is het voor deze staatssecretaris niet afgelopen. Nu we twee jaar de tijd gecreëerd hebben en verkiezingen en een formatie tegemoet gaan, kan het namelijk niet zo zijn dat we opnieuw een periode ingaan waarin onduidelijk blijft wat de gekozen structuur is. Ik wil de staatssecretaris uitnodigen al het voorbereidende werk te doen om ervoor te zorgen dat er een nieuw wetsvoorstel kan worden ingediend zodra er een nieuw regeerakkoord is. Dan zou al het voorbereidende ambtelijke werk voor de drie alternatieven gedaan moeten zijn. We moeten dan niet terugrekenen vanaf 2015, maar dit meteen begin 2013 agenderen. Dat is denk ik van het allergrootste belang.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Nu we het over twee jaar uitstel hebben, vraag ik me af of het niet beter is om het aan de gemeenteraadsverkiezingen te koppelen.

De heer Van Beek (VVD): Dat kan inderdaad een uitkomst van de discussie zijn. We hebben het nu over de uiterste datum gehad. Als er voor die tijd een nieuw wetsvoorstel wordt ingediend waarin een datum staat die eerder valt, dan is dat ook een optie. Daarom heb ik gezegd dat er drie opties zijn: opheffen van de zelfstandigheid, directe verkiezingen gelijk met de gemeenteraadsverkiezingen of indirecte verkiezingen na de gemeenteraadsverkiezingen. Die opties zijn alle drie realiseerbaar binnen de maximale uitsteltermijn die nu gegeven wordt.

De heer Schouw (D66): Ik heb een politieke en een procedurele vraag. Wat betekent het voor de VVD dat het verliezen van de zelfstandigheid ook een te bespreken optie is?

De heer Van Beek (VVD): Wat ons betreft is dat geen optie. We zullen overigens wel graag aan de discussie meedoen, maar het is niet ons standpunt om tot opheffing van de zelfstandigheid over te gaan. Wij vinden dat de waterschappen zelfstandig moeten blijven.

De heer Schouw (D66): Dan snap ik niet dat de heer Van Beek zegt dat er drie opties zijn die gelijkwaardig onderzocht moeten worden. Als de VVD één van die drie opties vetoot, kun je net zo goed voorstellen om er maar twee te onderzoeken. Hoe serieus is dit voorstel van de VVD?

De heer Van Beek (VVD): Ik doe helemaal geen voorstel. Het gaat mij erom dat alle drie de opvattingen die er leven, gebaat zijn bij het uitstel van de verkiezingen met maximaal twee jaar. Dat is de achtergrond. De VVD staat echt niet op het punt om van opvatting te veranderen. Die opvattingen liggen vast in het verkiezingsprogramma. Binnenkort wordt het nieuwe verkiezingsprogramma vastgesteld. Dan zal weer helder zijn hoe wij de komende periode met dit onderwerp omgaan.

De voorzitter: Dit was de eerste termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij graag direct wil antwoorden.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Dit is een belangrijk onderwerp. Voor het garanderen van droge voeten voor 16 miljoen Nederlanders is het buitengewoon relevant dat we over een sterk en goed georganiseerd bestel beschikken. Hoe het eruit moet zien, is iets om in de onderhandelingen over de volgende regering mee te nemen. Ik ben wel een beetje geïrriteerd over wat sommigen hebben gezegd vanmorgen. Het mag volstrekt helder zijn dat ik me vanaf dag één sterk heb gemaakt voor een transparant, duidelijk en sterk waterschapsbestel. Daar kan geen twijfel over bestaan. Als de heer Schouw vraagt of het luiheid of obstructie is, dan wijs ik erop dat het echt niet aan het kabinet heeft gelegen dat het even heeft geduurd; integendeel. Als ik zeg «integendeel», wijs ik erop dat ik vanaf dag één hiermee bezig was. Ik geloof dat mijn toespraak op de jaarvergadering van de Unie van Waterschappen ongeveer mijn eerste activiteit was. Vrij snel daarna is het wetsvoorstel in gang gezet. De heer Heijnen zegt terecht dat dit gebaseerd was op het regeerakkoord. Het wetsvoorstel is in behandeling genomen en binnen een jaar, in oktober vorig jaar, was het terug van de Raad van State. Op 18 november 2011 lag het reeds bij de Kamer.

De Kamer heeft dus op 18 november het wetsvoorstel gekregen. Het heeft aan de Kamer gelegen dat het niet is behandeld tot de dag dat het kabinet viel. Ik vind het dus echt onzin om te zeggen dat er getraineerd is of dat er obstructie is gepleegd. De Kamer wilde eerst het oordeel over de motie-Schouw hebben. Ik heb daar alle begrip en respect voor, maar ik vind het te gemakkelijk dat de woordvoerder van de fractie van de VVD vervolgens zegt dat het regeerakkoord niet uitgevoerd is en dat het allemaal te lang heeft geduurd. Ik heb het namelijk echt vanaf dag één met volle vaart in gang gezet. Sterker nog, ik heb de Kamer, mede op aandringen van de Unie van Waterschappen, gevraagd om vooral spoed te betrachten vanwege het feit dat in de loop van 2012 verkiezingen worden gehouden.

Dit alles hebben wij gedaan. Dit is aantoonbaar op verschillende momenten gezegd, geschreven en er is over getelefoneerd. Ik kan niet bedenken wat er nog allemaal is gebeurd. De Kamer heeft echter gezegd dat zij een pas op de plaats maakt. Dat dit vervolgens ertoe heeft geleid dat het wetsvoorstel niet meer is behandeld, vind ik spijtig. Ik had namelijk graag duidelijkheid hierover gegeven. Ik ben dan ook blij om te horen dat een grote meerderheid van de Kamer zegt dat de waarde van de waterschappen niet ter discussie staat. Ik wil dit toch even gezegd hebben, omdat ik vind dat het anders wel een heel bijzonder beeld wordt. De Kamer, die daar het volste recht toe heeft, heeft namelijk zelf gezegd dat zij een pas op de plaats maakt vanwege tal van argumenten. Dit wilde ik vooraf even zeggen.

Mede op aandringen van de Kamer werd het voorstel wel of niet controversieel verklaard. Daarbij kwam bij mij toch een beetje het beeld naar boven van Drs. P die in een bootje heen en weer ging. De Kamer heeft daar begin vorige maand uitvoerig over gesproken en de afgelopen weken hebben wij ook uitvoerig daarover gecommuniceerd. Uiteindelijk is het voorstel controversieel verklaard, althans in die zin dat de Kamer heeft gezegd dat zij het kan behandelen, maar daarvoor moet het wel een leeg, uitgekleed voorstel zijn. Dit heeft tot een nota van wijziging geleid. Aanvankelijk is die ingezet op een halfjaar, maar na tussenkomst van de Kamer is die op twee jaar gezet. Het is niet meer en niet minder. Wij hebben dus gedaan wat de Kamer heeft gevraagd, althans wat ik via de procedurevergadering van de Kamer heb vernomen. Hiermee is de tijd en ruimte gecreëerd om na de volgende verkiezingen te komen met weloverwogen besluiten voor de lange termijn. Na de verkiezingen zal men namelijk ongetwijfeld in het regeerakkoord ook ingaan op de positie van de waterschappen.

De heer Heijnen (PvdA): De staatssecretaris doet vrolijk mee met het spelletje zwartepieten. Hij heeft mijns inziens inmiddels al tien keer de Kamer aangewezen als verantwoordelijk voor dit of dat. Dit roept gewoon om een reactie of vraag. De premier zei, zich bewust van de aparte constructie van dit kabinet, bij de totstandkoming van het kabinet in de Kamer dat hij zijn hand zou uitsteken naar de Kamer bij de realisering van wetgeving voortvloeiend uit het regeerakkoord. Het kabinet spreekt met één mond. Ik heb de staatssecretaris echter nooit, maar dan ook werkelijk nooit, kunnen betrappen op die uitgestoken hand naar de Kamer, in het besef van het feit dat de afspraken uit het regeerakkoord slechts berusten op 53 zetels.

De voorzitter: Een nieuwe kandidaat voor de zwartepiet!

Staatssecretaris Atsma: De heer Heijnen heeft mij daar inderdaad niet op kunnen betrappen. Ik zeg dit tegen de woordvoerders van de Kamer en ik mag dat ook zeggen. In de vele debatten die ik met de Kamer heb gevoerd over de waterschappen, heb ik wel degelijk gezegd dat voorstellen die in het regeerakkoord zijn verwoord wel degelijk op een breder draagvlak berusten. Ik kijk in dit verband ook even naar de heer Dijkgraaf die op vele momenten, op vele locaties en tijdens verschillende debatten aandacht hiervoor heeft gevraagd. De heer Van Beek heeft dit ook terecht gezegd. Er was immers ook een-op-een een financiële paragraaf aan gekoppeld. De bezuinigingsambitie, die 181 mln. die de Kamer ook noemde, was er een-op-een aan gekoppeld. Sterker nog, uiteindelijk hebben wij gezegd dat versterking van samenwerking in de keten tot 750 mln. aan structurele besparingen leidt. Dat was een-op-een onderdeel van de financiële paragraaf in het regeerakkoord. Er was dus wel degelijk een meerderheid voor hetgeen vanaf dag één de ambitie van de premier was. Het was ook de ambitie van zowel de twee schragende partijen van het kabinet als de gedoogpartner. Daar kan geen misverstand over bestaan, omdat het financiële motorblok er een-op-een aan gekoppeld was. Daar is vaak over gesproken, maar ik erken dat er wellicht vaker in de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu en tijdens de begrotingsbehandelingen over gesproken is dan in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken.

De heer Heijnen (PvdA): De conclusie luidt als volgt. Als het aan de staatssecretaris ligt, is de PVV van de heer Wilders de enige die de zwarte piet helemaal toekomt, waarvan akte. Dat laat echter onverlet dat de staatssecretaris weliswaar heel veel kan hebben gesproken met de commissie die vooral de waterschappen regardeert, maar dat hij geen poot heeft uitgestoken naar de commissie die toeziet op de bestuurlijke organisatie in Nederland.

Staatssecretaris Atsma: Dat waag ik te betwijfelen, omdat in alle uitnodigingen van de vaste commissie voor I en M voor de vele bijeenkomsten waarin over het onderwerp in kwestie is gesproken, ook de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken is uitgenodigd. Zoals het kabinet met één mond spreekt, mag ik ervan uitgaan dat ook de Kamer met één mond spreekt. Ik denk dat wij nog heel lang door kunnen kaatsen, maar het gaat mij erom dat in het regeerakkoord heldere uitspraken over de toekomst van het waterschapsbestel zijn gedaan. Daaraan is een-op-een een financiële paragraaf aan gekoppeld, zoals de heer Van Beek terecht heeft opgemerkt. Je kunt het dus niet los van elkaar zien. Dat was overigens ook een van de argumenten om tegen de Kamer te zeggen: schiet op; laten wij proberen om deze wetswijziging snel tot een goed einde te brengen.

Ik vind het buitengewoon jammer dat in april de stekker uit het kabinet is getrokken. Daar maak ik geen geheim van. Wij weten wie dat heeft gedaan. Ik kan er weinig anders van maken, maar het is een gegeven dat dit de consequentie is. Wij hebben vervolgens een probleem gesignaleerd. Daarom moest de zittingsduur van bestuursleden van waterschappen via een wetswijziging, een initiatiefwet of een spoedwet – in dit geval hebben wij voor een nota van wijziging gekozen – worden verlengd, om brokken te voorkomen. Slechts daar gaat het vandaag om.

De voorzitter: De heer Grashoff heeft nog een vraag, maar ik sluit mij aan bij de opmerking van de staatssecretaris dat de discussie vooral op de wijziging van de Waterschapswet moet zijn gericht. Ik geef de leden mee dat zij niet te veel op andere zaken moeten ingaan.

De heer Grashoff (GroenLinks): Daar ben ik het op zich zeer mee eens, maar ik kan het niet laten om de staatssecretaris de volgende vraag te stellen. Was het voor de staatssecretaris sinds de motie-Schouw van 22 november 2011 al niet glashelder dat het originele voorstel eigenlijk ten grave kon worden gedragen? Dan is het toch de kunst van de bestuurder om op te treden en niet af te wachten?

Staatssecretaris Atsma: Dat was zeker niet glashelder. Ik ben volstrekt helder geweest in mijn reactie op de motie-Schouw. De Kamer heeft daarop gereageerd en zij heeft de reactie van het kabinet op de motie-Schouw besproken. Die reactie is zelfs geagendeerd voor een algemeen overleg over water, in de meest ruime zin van het woord, in het vroege voorjaar. Ik heb dus nooit de overtuiging of de gedachte gehad dat de motie-Schouw het voornemen van het kabinet zou doorkruisen.

De perceptie kan echter wel verschillend zijn, ook binnen de Kamer. Ik weet niet wat de dieperliggende gedachte van de heer Schouw was. Hij heeft gezegd dat hij wilde bekijken wat de meerwaarde van de waterschappen is. Dat kan ik heel goed begrijpen. Ik wil dat ook bekijken; ik bekijk dat continu. Ik heb een- en andermaal tegen de Kamer gezegd, mede op basis van de vragen die de heer Holtackers, de heer Dijkgraaf, mevrouw Jacobi en anderen hebben gesteld, namelijk waarom ik waterschappen zo belangrijk vind. Ik heb dus nooit het idee gehad dat het wetsvoorstel door de motie-Schouw om zeep zou zijn geholpen. Sterker nog, 18 november is het wetsvoorstel naar de Kamer gegaan. De motie-Schouw kwam een paar dagen later. De Kamer heeft daarmee vervolgens gedaan wat haar goed dunkte.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor alle ontboezemingen tot nu toe en vraag hem om nu concreet in te gaan op de vragen van de leden.

Staatssecretaris Atsma: Allereerst heeft de heer Schouw aangegeven dat hij het eens is met de nota van wijziging en dat het zo het verstandigst is gezien de omstandigheden. Die mening deel ik. Wat vindt de Raad van State? Die is niet meer specifiek gevraagd naar een opvatting. Dat hoeft ook niet bij een nota van wijziging. Wel heeft de Raad van State over de termijn waarop het uitstel wordt verleend aan een bestuurder, in algemene zin al eerder gezegd dat je daarop buitengewoon kritisch moet zijn. Twee jaar is relatief lang. Vandaar dat ik in eerste instantie had aangegeven dat een uitstel van een halfjaar wellicht adequaat was. De Kamer had daarover een andere opvatting. Ik heb niet anders kunnen doen dan de termijn verlengen van een halfjaar uitstel naar twee jaar uitstel. De Raad van State is in algemene zin natuurlijk geen groot voorstander van het verlengen van het mandaat van besturen zonder dat er perspectief is op een oplossing.

De heer Van Beek vroeg of ik alle scenario's alvast wil uitwerken. Dat wil ik graag. Een aantal scenario's is natuurlijk al uitgewerkt. Het scenario van directe verkiezingen ligt er al en hoeven wij niet opnieuw uit te werken. Misschien behoeft het een paar aanpassingen. Over het scenario van indirecte verkiezingen hebben wij hier gesproken. Ook het scenario om het onder te brengen bij een ander gremium waarbij een aantal van de leden wellicht ook gevoelens heeft, kan worden uitgewerkt. Ten aanzien van de koersbepaling ben ik er echter volstrekt van afhankelijk wat er uit het volgende regeerakkoord zal komen. Ik ben het met de heer Van Beek eens dat het niet zo kan zijn dat er tussen 12 september en 1 januari niets wordt gedaan. Het lijkt mij zeer verstandig om onmiddellijk op basis van de dan bekende coalitie en ambitie aan de slag te gaan, wil je binnen de termijn van twee jaar een adequate en wettelijk verankerde oplossing kunnen vinden. Wij weten allemaal wat er in twee jaar kan en vooral weten wij wat er niet kan. Ik hoop dus dat het binnen twee jaar kan, maar ik waag dat eerlijk gezegd te betwijfelen. Dat is aan de Kamer in haar nieuwe samenstelling. Daarmee staat of valt het tempo vaak.

De heer Schouw heeft gevraagd naar de bezuinigingen van 181 mln. Ik heb net al aangegeven dat die onderdeel zijn van een breder complex van 750 mln. aan structurele bezuinigingen. De heer Schouw moet er voldoende naar kijken en er voldoende alert op zijn dat de bezuinigingen niet een-op-een voor rekening van de ingezetenen en van de waterschappen komen. De tarieven stijgen dus niet onevenredig zwaar als gevolg van deze ambitie. De efficiencyslag die nu al bij een groot aantal waterschappen in gang is gezet, laat gelukkig zien dat er door samenwerking in de keten fors kan worden bespaard. Natuurlijk wordt er heel alert op gereageerd en op toegezien dat die niet leidt tot een onevenwichtige en onevenredige verhoging of aanpassing van de tarieven. Sterker nog, de Kamer heeft mij daar een- en andermaal bij motie om gevraagd. Wij hebben aangegeven dat in Water in Beeld even wordt en is teruggekeken op de ontwikkeling van de waterschapstarieven. Dat gebeurde het afgelopen jaar al. Ik heb de Kamer in een ander overleg toegezegd dat dit jaarlijks in de meirapportage zal worden gedaan, zodat de Kamer zelf kan bekijken wat er met de tarieven is gebeurd. Dat is absoluut belangrijk, want het kan niet zo zijn dat een efficiencydoelstelling bij een bezuiniging een-op-een voor rekening komt van de ingezetenen. Het zal echt uit de werkwijze moeten worden gehaald. Dat is overigens ook de ambitie die de waterschappen zelf hebben verwoord en waarmee zij volop aan de slag zijn gegaan, als een uitdaging dus.

Ik heb al enkele woorden gesproken over wat ik van de motie-Schouw vind. Aan het begin van het jaar hebben wij haar van een reactie voorzien. De Kamer heeft daarover van gedachten kunnen wisselen in het brede algemeen overleg over water. Dat was in het vroege voorjaar. Ik ben de datum even kwijt, maar het was in maart, april of zoiets. Die discussie wil ik nu niet overdoen. Een aantal van de leden hier was daarbij aanwezig. Daarover is toen uitgebreid gesproken. Dat had althans gekund.

De heer Dijkgraaf heeft naar aanleiding van de discussie in het Delflandse samen met mevrouw Ortega-Martijn, een amendement ingediend over de situatie in Delfland. In Delfland is inderdaad sprake van een bijzondere situatie als het gaat om de ontwikkeling van de tarieven. Wij hebben daar eerder over gesproken. De zorg van Delfland is ook de onze en die wordt ook breed gedragen door de Kamer. Ik herinner mij dat de heer Holtackers, de heer Dijkgraaf, mevrouw Ortega-Martijn en mevrouw Jacobi in koor hebben gezegd dat er vooral naar de tarieven in het Delflandse gekeken zou moeten worden, omdat er sprake is van een onevenwichtigheid, wat name vertaald wordt in de tarieven die de agrarische sector voor de kiezen krijgt. Dat leidt tot een volstrekt buitenproportionele stijging van de tarieven. Ook de SP heeft aangegeven dat er wat aan gedaan moet worden. Dat zou je via een wetswijziging kunnen doen. Wij hebben dat ook serieus bekeken.

Wij hebben samen met LTO, de Unie van Waterschappen en de gemeente Midden-Delfland uitvoerig voor het voetlicht gehaald welke opties er zouden kunnen zijn. Uiteindelijk is, als meest praktische en pragmatische oplossing, gekozen voor de benadering die in het amendement van de heer Dijkgraaf op stuk nr. 17 naar voren is gebracht. Ik ben er volstrekt open over dat wij zelf ook hebben aangegeven dat het wellicht het meest makkelijk en meest handzaam is om het via deze lijn te doen. Het is misschien niet de meest chique weg, maar het is wel conform de juridische maatlat die je er naast zou kunnen leggen. Omdat het niet de fundamentele discussie raakt, waarover wij vandaag in gesprek zijn, namelijk hoe het toekomstige waterschapbestel eruit ziet, ben ik van mening dat je juist voor de korte termijn deze oplossing voor Midden-Delfland zou kunnen kiezen. Daarna moet er een ander waterschapbestel komen en moet er ook een andere systematiek komen als het gaat om de waterschapsbelasting. Dat laat ik graag over aan een volgend kabinet en een volgende Kamer. Dit lijkt mij echter het meest praktisch en pragmatisch, waarbij ook voor 2013 het probleem voor een belangrijk deel opgelost zou kunnen zijn. Een stijging van 50% of zelfs meer van de tarieven zou volstrekt buitenproportioneel zijn. Het waterschapsbestuur houdt overigens zelf de verantwoordelijkheid voor de tarieven die men op wil leggen. Als dit amendement wordt aangenomen, is het grote verschil met de oude situatie dat de ruimte, de rek die men heeft als waterschapsbestuur om te differentiëren iets groter is geworden. Daarmee kan dit specifieke probleem worden ondervangen. Ik kan dus niet anders dan het amendement van de heer Dijkgraaf en mevrouw Ortega-Martijn van een positieve reactie voorzien.

Hiermee ben ik volgens mij ook voldoende ingegaan op de opmerkingen van de heer Dijkgraaf. De heer Elissen van de fractie van de PVV heeft vooral een praktische benadering gekozen. Ik ben blij dat daar nu voor wordt gekozen. Ik hoop dat het voorstel dat nu voorligt en ook het amendement op steun van de PVV en van alle andere fracties kan rekenen.

De heer Holtackers heeft gevraagd of het inzetten op minder bestuurlijke drukte wel doorgaat. Dat proces gaat zeker door. Als ik kijk naar wat er in het kader van de Wabo en omgevingsrecht, maar ook in het kader van de RUD-vorming op dit moment wordt gedaan, dan staat het verminderen van het aantal loketten waar burgers en bedrijven naartoe moeten, willen zij iets kunnen realiseren, nog steeds hoog op de agenda. Het verminderen van de bestuurlijke drukte voor de mensen die ermee te maken kunnen krijgen, staat dus absoluut niet ter discussie. Dat moet en kan ook minder. Overigens zijn alle vier de geledingen, provincies, gemeenten, waterschappen en het Rijk, dezelfde opvatting toegedaan. Conform de eerder gemaakte afspraken vinden wij dat er maximaal twee loketten, en bij voorkeur zelfs één loket, zouden moeten zijn.

Ik heb al een paar opmerkingen tegen de heer Heijnen gemaakt. Ik ben blij met de nuancering die de Partij van de Arbeid het afgelopen weekend kennelijk heeft gemaakt met het oog op de toekomst van waterschappen. Dat er ruimte is om te bekijken wat de beste oplossing is, biedt voor iedereen nieuwe kansen. Er zijn in elk geval geen dogma's gepasseerd en dat is alleen maar goed. Dat geldt overigens voor alle partijen. Dogma's zijn per definitie niet goed. «Er is geen twijfel over de legitimatie van de waterschappen», zei de heer Heijnen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit is gewoon een nieuwe CDA-lijn, die de komende verkiezingen nog wel duidelijk zal worden.

Staatssecretaris Atsma: Ik moest mij vandaag beperken tot dit onderwerp. Ik begrijp de heer Dijkgraaf zo dat hij in het algemeen vindt dat er wel dogma's mogen zijn, maar ik hoop toch ook dat hij vindt dat de dogma's die op de waterschappen betrekking hebben, tot een minimum moet worden beperkt of er helemaal niet zouden moeten zijn. Ik kan mij voorstellen dat hij dat toejuicht, zeker als dijkgraaf.

Ook de heer Heijnen heeft gezegd dat er sprake was van onhandig gemanoeuvreer. In mijn inleidende woorden heb ik al gezegd waarom de verschillende nota's van wijziging naar de Kamer zijn gestuurd en waarom de derde nota van wijziging er moest komen en werd gevolgd door een vierde. In de derde nota van wijziging werd uitgegaan van een halfjaar uitstel en in de vierde van twee jaar uitstel. De vijfde nota van wijziging, die vanmorgen naar de Kamer is gestuurd, behelst louter een technische aanpassing omdat in de wet de begrippen en de tijdsduur synchroon moeten lopen.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft nog eens gevraagd waarom twee jaar uitstel nodig is en waarom deze verkiezingen niet worden gekoppeld aan de dag waarop de gemeenteraad wordt gekozen. Ik kan niet anders dan zeggen dat de Kamer heeft gezegd dat het twee jaar zou moeten zijn. Daarom is het uitstel in de nota van wijziging twee jaar geworden. Dat had wat ons betreft ook best een halfjaar kunnen zijn.

Dan ga ik in op de koppeling aan de verkiezingen van de gemeenteraadsverkiezingen. Ik richt mij nu ook specifiek tot de heer Grashoff. Wij hebben met z'n allen afgesproken dat het een beleidsarme aanpassing zou moeten zijn. Als je de verkiezingen koppelt aan de gemeenteraadsverkiezing, is het nog maar de vraag of je kunt spreken van een beleidsarme aanpassing. Mij lijkt niet dat dit het geval zou zijn geweest. Ik had er althans zeker een groot aantal opmerkingen bij kunnen maken. Dat geldt eigenlijk ook voor de vraag van mevrouw Ortega-Martijn over de integratie in de Kieswet. Nog los van het feit dat die buitengewoon complex is en dus ook veel meer tijd zal vergen, zou integratie ook geen beleidsarme aanpak zijn. Als de Kamer mij vraagt om dat te doen, dan zou dat kunnen, maar dan is het niet meer zo beleidsarm als de Kamer dat wenst. Het is dus een heel bewuste keuze om dat niet te doen. Het is aan een volgend kabinet om daar nog eens over na te denken.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik ben het eens met de staatssecretaris, maar ik heb hem vandaag in antwoord op vragen van de heer Van Beek ook horen zeggen dat hij best wel een aantal scenario's op papier wil zetten. Dit scenario zou hierbij betrokken kunnen worden. Afgezien van de genoemde drie scenario's is er ook nog de mogelijkheid om de verkiezingen samen te laten vallen met bijvoorbeeld de Europese verkiezingen. Ik wil dat de staatssecretaris ook daarnaar kijkt.

Staatssecretaris Atsma: Naar ik meen, heeft de Partij voor de Dieren mij gevraagd om de verkiezingen te koppelen aan de Statenverkiezingen. Of zij nu aan de gemeenteraadsverkiezingen, de Statenverkiezingen of de Europese verkiezingen worden gekoppeld, of zelfs aan de parlementaire verkiezingen: het zijn allemaal opties die wij kunnen bekijken. Ik zeg de Kamer in elk geval toe dat de consequenties van de koppeling aan de Kieswet er hoe dan ook bij betrokken kunnen worden. Dat kan immers bij alle scenario's aan de orde zijn. De Kiesraad heeft daar ook duidelijke opvattingen over. Even los van de keuze die je maakt met betrekking tot de verkiezingen, kan de koppeling aan de Kieswet in algemene zin beoordeeld worden. Ik zal zorgen dat een volgend kabinet en een volgende Kamer daar voldoende over worden geïnformeerd, zodat ze de plussen en de minnen meteen ook in beeld hebben.

De heer Grashoff heeft aangegeven dat hij, gezien de situatie, zijn amendementen intrekt. Ik denk dat dit verstandig is. De amendementen hadden sowieso op basis van de nota van wijziging moeten worden aangepast. Ik denk dat hij terecht nu even pas op de plaats maakt, omdat het praktisch gezien niet echt verstandig zou zijn geweest om daar nu mee door te gaan. Ik schat in dat daar puur op praktische gronden ook geen meerderheid voor zou zijn geweest. Dat staat dus even los van de inhoud.

De heer Grashoff is voorts ingegaan op de termijn van twee jaar. Ik heb daar al uitvoerig over gesproken.

De heer Van Beek heeft zijn teleurstelling in mijn richting uitgesproken. Ik voel mij wel aangesproken, maar niet op het feit dat het te lang heeft geduurd. Het hele wetsvoorstel lag op 18 november bij de Kamer. Het was dus noch luiigheid noch obstructie. Sterker nog, ik zou mij diep schamen als er sprake zou zijn van obstructie tegen een regeerakkoord. Ik zou mij nog veel meer schamen als het aan luiigheid zou hebben gelegen. Het een noch het ander is het geval. Het was enthousiasme voor de waterschappen, tot de laatste dag, tot op de dag van de behandeling in de Kamer.

Voorzitter. Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord, inclusief de niet gestelde vragen van de SP-fractie.

De voorzitter: Dank u wel. Ik vond dat ik als voorzitter weinig toe te voegen had aan hetgeen al gezegd was.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: We beginnen met de tweede termijn van de Kamer en die moet kort zijn.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitvoerige en ter zake doende beantwoording. Ik kan een paar conclusies trekken, allereerst dat er een heel breed draagvlak is voor het wetsvoorstel van de staatssecretaris, waarvoor ik hem complimenteer. Wij kunnen na vanochtend ook concluderen dat er een ander waterschapsbestel komt. Mijn derde conclusie is dat van de drie genoemde opties de optie van indirecte verkiezingen in de toekomst niet al te serieus is; lees het advies van de Raad van State en kijk hoe de Unie van Waterschappen hierover denkt. Dat verklaart ook de tijd die deze Kamer heeft genomen om na de indiening van het wetsvoorstel daar nog eens heel goed naar te kijken, want het wetsvoorstel voor indirecte verkiezingen was natuurlijk een brak voorstel. Daar kon je niets mee. Daar is ook echt fundamentele kritiek op geuit. In de toekomst zijn er volgens mij dus nog maar twee wegen voor de waterschappen: directe verkiezingen of het onderbrengen van de waterschapstaken bij een andere bestuurslaag. Ik constateer met enige tevredenheid dat er nog steeds een meerderheid is voor de motie-Schouw. Ook dat is een feitelijke vaststelling.

Ik heb een vraag en een motie. Was het wel of niet een toezegging van de staatssecretaris dat hij iets op papier zou zetten over de scenario's? Dat lijkt mij een beetje onhandig, ook gelet op de toekomstige formatie. Eigenlijk kun je de staatssecretaris niet met zo'n boodschap wegsturen, maar kan hij dit nog verhelderen?

Tot slot een motie over de aanscherping van de bezuinigingsopdracht en de efficiencyslag van de waterschappen, die wij absoluut niet afgewenteld willen zien op degenen die belasting betalen voor de waterschappen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door het Bestuursakkoord Water de waterschappen 181 mln. per jaar gaan bijdragen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma;

overwegende dat deze bijdrage betaald wordt uit efficiencywinsten die geprojecteerd staan voor 2020;

overwegende dat de Kamer haar zorgen heeft uitgesproken over forse verhogingen van waterschapstarieven volgend uit de bijdrage van de waterschappen aan de bezuinigingen van de regering, bijvoorbeeld via de motie-Van Veldhoven (27 625, nr. 215);

overwegende dat de regering in reactie op deze zorgen verwijst naar de eigen democratische controle van de waterschappen, namelijk via verkiezingen;

overwegende dat met de onderhavige Waterschapswet die verkiezingen twee jaar worden uitgesteld en de democratische correctie door de kiezer ook twee jaar wordt vertraagd;

verzoekt de regering, erop toe te zien dat de waterschapslasten zich slechts in lijn met de inflatie ontwikkelen en direct maatregelen aan de Kamer voor te stellen op het moment dat de lasten in een waterschap in een jaar met meer dan 5% stijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33 097).

De heer Van Beek (VVD): Voorzitter. Ik heb over deze motie dezelfde vraag als over het amendement van de heer Dijkgraaf: vinden wij het verstandig om het debat daarmee uit te breiden? Ik ben heel terughoudend geweest met mijn reactie op het amendement van de heer Dijkgraaf. In wezen heb ik de collega's gevraagd of dat binnen de afspraken valt, maar ik vind dat de heer Schouw met deze motie het werkingsgebied van de discussie van vandaag wel erg verbreedt.

De heer Schouw (D66): Wij verplaatsen vandaag de democratische correctie die burgers door middel van verkiezingen kunnen aanbrengen in het waterschapsbestuur, twee jaar naar achteren. Als burgers het niet eens zijn met de belastingontwikkeling in hun waterschap, zouden zij daar iets aan kunnen doen door middel van de verkiezingen. De Tweede Kamer stelt die verkiezingen twee jaar uit. Ik vind daarom dat er een extra taak op het bordje van de staatssecretaris ligt om daar goed op te letten. Dit is niet een hobby, maar echt een consequentie van dit wetsvoorstel.

De heer Van Beek (VVD): Ik vind het knap gevonden om ze toch nog aan elkaar te koppelen ...

De heer Schouw (D66): Ik ben het helemaal eens met de opmerking van de heer Van Beek dat wij niet zouden gaan sleutelen. Ik hoop ook niet dat de heer Van Beek dit ziet als een soort obstructie, want het is absoluut niet mijn bedoeling ...

De heer Van Beek (VVD): Nee, dat soort woorden gebruik ik niet.

De heer Schouw (D66): Het gaat mij om het aspect van de democratische controle.

De heer Van Beek (VVD): Ja, zij het dat die controle ...

De voorzitter: Het woord is aan de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Wij hadden het net even over dogma's. Dat zijn natuurlijk prachtige dingen als het om het christelijk geloof, het bestaan van God en dergelijke gaat. Over de essentie daarvan zijn de staatssecretaris en ik het volgens mij snel eens. Erger wordt het als het dogmatisme wordt. Dat betekent namelijk dat er een overtuiging of houding is waarbij iemand niet meer in staat is om zijn opinies te herzien op grond van nieuwe informatie. Volgens mij is daarvan in de politiek regelmatig sprake. Ook bij de waterschappen moeten wij blijven kijken naar nieuwe informatie. Wij moeten blijven zoeken naar het beste voor de toekomst van de waterschappen. Ik hoop dat dat ons de komende tijd kenmerkt.

De heer Van Beek heeft gevraagd of het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn nu wel kan worden behandeld. Ik snap die vraag heel goed, want de staatssecretaris heeft gezegd dat het misschien niet de meest chique weg is. Daar ben ik het mee eens. Dit is gewoon zoeken naar een heel praktische oplossing voor een probleem waarmee wij al heel lang te maken hebben en waarvoor in de praktijk een oplossing is gevonden dat op breed draagvlak in de sector kan rekenen. Dan moet het op een gegeven moment op een of andere manier goed worden geregeld. Dit is ongeveer de laatste kans die wij hebben om dit te doen. Ik had het ook liever in een normale behandeling gedaan, maar dat is nu eenmaal niet meer mogelijk. Soms moet je dan praktisch bezig zijn. Ik hoop en reken ook een beetje op de steun van collega's vanuit het uitgangspunt dat het maar moet zoals het moet, omdat het waterschap anders in grote problemen komt met een stijging van 50% voor agrariërs. Ik dank de secretaris dan ook voor zijn steun en voor zijn uitspraak dat hij het amendement omarmt.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Het is in ieder geval belangrijk dat wij het nu regelen, want er moest wel iets gebeuren. Het is ook van belang dat wij met zijn allen hebben vastgesteld dat datgene wat er bij de waterschappen gebeurt uitermate belangrijk is, net zoals de kennis en expertise van de waterschappen uitermate belangrijk zijn. Het is eveneens belangrijk dat wij in de nabije toekomst op een constructieve en zorgvuldige manier kijken hoe wij het bestel anders kunnen inrichten. Op zich zijn dat zaken waarnaar mijn fractie uitkijkt.

Het is ook goed om de hand wat dat betreft in eigen boezem te steken. Het verwijt aan de staatssecretaris dat het allemaal wat lang gaat duren, mogen wij als Kamer ook naar onszelf toetrekken, want het heeft van onze kant ook vanaf november geduurd. Het heeft echter weinig zin om daar nog verder bij stil te staan.

Ik hecht eraan, te zeggen dat wij natuurlijk niet hebben getekend voor het regeerakkoord. Dat zou te veel eer zijn. Alle verwijzingen naar dat akkoord in relatie tot de PVV werp ik dan ook verre van me, want daarvoor dragen wij geen verantwoordelijkheid. In het gedoogakkoord hadden wij er niets over opgenomen; dat is zo klaar als een klontje. Wij houden graag de handen vrij wat dat betreft.

Wat de PVV betreft komen er in elk geval geen indirecte verkiezingen. Daar zien wij helemaal niets in, dus laat ik daar maar direct helder over zijn.

Voor sommige collega's is de campagne al volop begonnen. Als ik zo eens naar de peilingen kijk, zeg ik: campagnetijd maar voorlopig nog geen champagnetijd. Alle verwijten aan ons adres laat ik dus maar voor wat ze zijn. Het compliment wordt bepaald door de afzender, zeg ik dan altijd, en daar wilde ik het bij laten.

De heer Holtackers (CDA): Voorzitter. Ik houd het kort. Mijn fractie is blij dat het mandaat voor het bestuur van de waterschappen nu is verlengd. De discussie van vandaag heeft nog eens duidelijk gemaakt dat het heel belangrijk is dat waterschappen als een afzonderlijke bestuurslaag blijven bestaan. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat het terugdringen van bestuurlijke drukte en het boeken van efficiencywinst op schema ligt en goed loopt, als gevolg van het bestuursakkoord water.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Wij hebben genoeg gezwartepiet. Om in waterschapstermen te blijven: zand erover en nu naar de toekomst kijken. Als de staatssecretaris iets voorbereidt voor de fundamentele discussie die wij met elkaar hebben te voeren, wat mij betreft zo snel mogelijk, vraag ik hem daarvoor het volgende. Wil hij het perspectief ook richten op een nog wat langere termijn als het gaat om een zo samenhangend mogelijke behartiging van alle watertaken, inclusief waterzuivering en mogelijk zelfs tot drinkwatervoorziening aan toe? Ik zou bij de beoordeling van scenario's graag ook criteria willen ontlenen aan de stappen die gezet kunnen worden na het waterakkoord dat dit kabinet heeft gesloten.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Het is in ieder geval fijn dat hij het scenario van aansluiting bij de procedure van de Kieswet ook zal uitwerken. Het staat buiten kijf dat de ChristenUnie een fervent voorstander is van directe verkiezingen, zo veel mogelijk gekoppeld op een moment dat de opkomst hoog is. Ik laat het echter over aan de staatssecretaris om te bedenken hoe hij dit gaat opschrijven.

Ik ben het helemaal eens met het amendement van de heer Dijkgraaf, dat ik heb medeondertekend.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een opluchting!

De voorzitter: Daar zijn wij allemaal erg blij mee.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De heer Van Beek zei dat wij elkaar goed in de ogen moesten kijken. Daar keek hij heel streng bij. Ik vind het dus fijn dat de staatssecretaris hiervoor in ieder geval een positief stemadvies heeft meegegeven. Het is goed dat wij dit op een praktische manier gaan oplossen voor Midden-Delfland.

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Laat ik eerst iets zeggen over het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn. Voor mijn fractie staat het nog niet vast dat dit probleem nu en op deze wijze moet worden opgelost, maar ik wil daar best over nadenken. Als hiervoor op korte termijn een oplossing nodig is en dit die oplossing zou zijn, heeft mijn fractie geen principiële reden om de discussie nu niet even te koppelen. Inhoudelijk gezien behoud ik mij echter graag nog ruimte voor, want ik wil voor mezelf nog even de cijfers op een rij krijgen om te weten hoe een en ander in elkaar zit en of dit echt nodig en nuttig is. Kunnen hieruit niet ook heel ongewenste neveneffecten tevoorschijn komen? Wij kunnen zo wel een probleem in Midden-Delfland opheffen, maar hoeveel problemen creëren wij daarmee wellicht elders? Dat weet ik op dit moment niet, maar dat wil ik me wel graag nog even afvragen in de korte tijd die nog rest.

Er is over gesproken of de staatssecretaris last had van complexiteit, van obstructie of van luiigheid. Ik kan niet anders dan constateren, zeker na de woorden van de heer Elissen, dat hij bezig is geweest met een politiek doodgeboren kindje. Dit vraagt juist op dat moment van een bestuurder de vaardigheid om te bewegen, dingen te doen, in plaats van achterover te leunen en af te wachten tot de wal het schip keert, zoals nu is gebeurd. Ik acht de wijze waarop daarmee is omgegaan, dus toch van een behoorlijk bestuurlijk onvermogen.

Praktisch gesproken ligt op dit moment de oplossing voor. Laten wij het daarmee doen. Voor het overige spreken wij heel graag in een nieuwe ronde. Voor onze fractie zijn indirecte verkiezingen een no-go, laat ik dat nog maar even duidelijk zeggen. Ik vind het op zichzelf best als de staatssecretaris op verzoek van de heer Van Beek of anderen drie opties onderzoekt, maar laat duidelijk zijn dat dit voor een van die drie opties een overbodige tijdbesteding is. Voor de andere twee opties geldt dat des te minder. In een tijd waarin politici heel hard bezig zijn met campagnes, ontstaat er in de ambtelijke organisatie weleens enige lucht. Ik zou me kunnen voorstellen dat die tijd heel goed kan worden benut voor het maken van een goede studie van deze alternatieven teneinde een paar voor- en nadelen daarvan alvast goed op een rij te zetten. Dat huiswerk moet toch gebeuren, ongeacht de constellatie van een nieuw kabinet; anders kan immers geen goede afweging worden gemaakt.

De heer Van Beek (VVD): Voorzitter. In mijn eerste termijn ben ik begonnen met het uiten van kritiek in de richting van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft de data genoemd waarop de stukken zijn ingeleverd. Op 18 november is het wetsvoorstel naar de Kamer gekomen. Op 31 januari is het verslag gerealiseerd. Op 2 maart is de nota naar aanleiding van het verslag verstuurd. Ik denk dat ik moet zeggen dat ik op zijn minst medeverantwoordelijkheid aanvaard voor het feit dat het te lang heeft geduurd. Ook aan deze kant heeft het te lang geduurd. Wie kaatst, moet de bal verwachten. In dit geval accepteer ik dit ook; wij hadden het ook sneller moeten doen.

De heer Heijnen (PvdA): Geldt dit ook voor mij?

De heer Van Beek (VVD): Die conclusie moet u zelf trekken, maar ik vond dat ik dit mocht zeggen tegen de staatssecretaris. Ik heb op hem ook kritiek geuit.

Ik ben blij met het antwoord van de staatssecretaris, met name met zijn toezegging dat hij niet zal afwachten tot alles duidelijk is en dat hij doorgaat met het dossier. Van de alternatieven die er liggen, is er een uitgewerkt, die van de indirecte verkiezingen. De andere alternatieven zijn veel complexer omdat zij met de Kieswet in overeenstemming gebracht moeten worden. Ook brengt een scenario waarbij de koppeling met de provincies wordt gemaakt een heel andere taakverdeling tussen waterschappen en provincies met zich mee. Als uitvoering en toezicht gescheiden worden, is de wijziging veel verdergaand. We moeten hierover blijven doordenken, anders zijn we er niet uit binnen twee jaar. Ik ben er daarom blij mee dat de staatssecretaris zegt dat hij ermee aan de slag gaat.

Ik ben ook erkentelijk voor de reactie van de staatssecretaris op het amendement van de collega's Dijkgraaf en Ortega-Martijn. Ik zal dit amendement met een positieve grondhouding doorgeleiden naar mijn fractie.

Eén vraag blijft over. Wellicht is dit meer een vraag voor de voorzitter van deze vergadering. Ik denk dat het goed zou zijn om, als we deze discussie hebben afgerond, dit onderwerp door te geleiden naar de stemmingen van morgen. Ik hoop dat de collega's daar geen bezwaar tegen hebben.

De voorzitter: Zijn daar bezwaren tegen vanuit de commissie?

De heer Grashoff (GroenLinks): Ik heb er nu wel bezwaar tegen, doordat het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn speelt. Nu moet ik er ineens voor morgenmiddag iets van weten.

De voorzitter: Ik doe een tegenvoorstel. Ik wil de stemming over dit wetsvoorstel donderdag laten plaatsvinden. Ik constateer dat de heer Van Beek hiermee kan instemmen. Dan besluiten wij nu om donderdag te stemmen over de wijziging van de Waterschapswet zoals die nu voorligt, plus het amendement, plus de motie.

Ik geef de staatssecretaris het woord voor zijn tweede termijn.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar positieve grondhouding in algemene zin en ook voor de woorden die de verschillende afgevaardigden hebben gewijd aan mijn beantwoording in eerste termijn. Ik onderschrijf de oproep van de heer Van Beek om snel tot stemming over te gaan. Daarmee kan de Eerste Kamer het onderwerp snel op haar agenda zetten. Daarmee krijgt de waterschapswereld snel duidelijkheid. Ik denk dat we dit aan elkaar verplicht zijn. Dit mag natuurlijk niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid, zeg ik tegen de heer Grashoff.

Er zijn weinig vragen gesteld. De heer Schouw heeft nog eens gezegd dat het voor hem helder is wat de toekomst is van het waterschapsbestel. Ik waag mij niet aan voorspellingen. De afgelopen periode heeft wel duidelijk gemaakt dat het altijd ingewikkeld is om iets te voorspellen en om ervoor te zorgen dat het die kant uitgaat waar je zelf misschien wel het meeste op hoopt. Ik denk niet dat de ambitie die blijkt uit de motie-Schouw door iedereen wordt gedeeld. Iedereen is het ermee eens dat er een onderzoek moest komen. De rapportage over de motie hebben wij al naar de Kamer gestuurd. Ik weet niet wat de uitkomst is van de discussie. Ik wil er in elk geval geen uitspraak over doen. Ik durf dit ook niet te doen. Ik hoop wel dat het waterschapsbestel blijft. Dat zal geen verrassing zijn. Daarom hoop ik ook dat de waterschapstaken niet bij de provincies worden ondergebracht. Ik kan mij wel goed voorstellen dat anderen daar een andere mening over hebben.

De heer Schouw heeft een motie ingediend. Het is goed om te beseffen dat het bij de 750 mln. aan taakstellingen in de complete keten om meer gaat dan om 181 mln. voor de waterschappen. Ik denk dat de heer Schouw zich daarvan ook wel bewust is. In de motie is sprake van 181 mln. in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma, maar de invulling van de 750 mln. gaat om meer. Juist daarom heeft mevrouw Van Veldhoven eerder al een motie (27 625, nr. 215) ingediend, waarin wordt gevraagd om erop te letten dat de tarieven zich niet disproportioneel zullen ontwikkelen. Naar aanleiding van de motie-Van Veldhoven hebben we toegezegd om de Kamer ieder jaar te informeren over de gang van zaken, zodat die daar ook direct bij betrokken is en kabinet en Kamer eventueel, als dat onverhoopt nodig zou zijn, stappen kunnen zetten. Daardoor is de motie-Schouw op stuk nr. 19 overbodig. Eigenlijk is alles al gedaan om te voorkomen dat er «rare» dingen gebeuren.

De heer Schouw (D66): Nou ja, «overbodig». Met deze motie worden twee dingen gevraagd. Het eerste is: toezien op de tariefontwikkeling, in lijn met de inflatie. Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris zegt dat hij daarover zal rapporteren. Het tweede is: bij excessieve tariefontwikkelingen, boven de 5%, direct actie ondernemen. In plaats van te kijken hoe het loopt, moet de staatssecretaris bij echte afwijkingen dus in actie komen. Dat is wel een verschil. Als de staatssecretaris zegt dat dit ondersteuning van beleid is, dan vind ik dat ook goed, maar ik benadruk die twee punten toch nog even.

Staatssecretaris Atsma: Ik zeg het nog maar eens: over de intentie zijn we het eens. De Kamer heeft eerder ook uitgesproken: houd dat in de gaten. We zijn continu met de Unie van Waterschappen in gesprek over de ontwikkeling van de tarieven. Precies daarover gaat de discussie bij het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn, omdat daarin in één categorie een disproportionele ontwikkeling te zien is gegeven. We zijn dus continu met de waterschappen in gesprek. Dat laat onverlet dat waterschapsbestuurders hun eigen verantwoordelijkheid hebben; dat moeten we niet wegpoetsen. Een van de achtergronden van de motie die de heer Schouw heeft ingediend, is dat door de verlenging van het mandaat van waterschapsbesturen met twee jaar de democratische legitimiteit er niet meer zou zijn. Maar die is er nog wel degelijk. De suggestie is dat die er niet meer zou zijn. Nee, de periode dat waterschapsbesturen zitten, wordt met twee jaar verlengd. Maar ze zijn nog wel gekozen bestuurders. Die democratische legitimatie is er dus nog steeds. Daarop mogen ze worden aangesproken en daarop zullen ze bij de volgende verkiezingen door hun eigen ingezetenen en ingelanden op worden aangesproken. Dit laat onverlet dat we continu alert moeten blijven op de ontwikkeling van de tarieven, zoals we dat ook bij gemeenten en andere overheden zijn. De nu ingediende motie voegt dus niets toe aan de eerder door de Kamer, bij monde van mevrouw Van Veldhoven, uitgesproken overweging.

De heer Schouw (D66): De staatssecretaris stapt er wel heel snel overheen. We hebben de burgers in dit land bij wet de mogelijkheid gegeven om bestuurders te legitimeren om namens hen beslissingen te nemen, onder andere over tariefontwikkeling. Die democratische mogelijkheid die burgers hebben, geven we hun nu pas twee jaar later. Daar kun je niet zomaar overheen stappen.

Staatssecretaris Atsma: Dat wordt gedaan door de Kamer. Je kunt dat verwijt dus niet aan de waterschappen maken. Daarover zijn we het volgens mij inmiddels eens. De ruimte waarbinnen de waterschapsbesturen gezien hun verantwoordelijkheid kunnen opereren, is beperkt. De belastingruimte die men heeft, wordt ingekaderd door de wetgeving. Dat kwam ook naar voren bij de discussie over het Hoogheemraadschap van Delfland. De Kamer en het kabinet hebben tegen de waterschappen een waarschuwende vinger opgestoken: ze moeten de tarieven in de gaten houden en ervoor zorgen dat die niet disproportioneel gaan stijgen, tot het niveau van inflatiecorrectie en niet veel meer. Vervolgens hebben wij al in mei gerapporteerd over de huidige ontwikkelingen. Wij zullen dat volgend jaar weer doen over de ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Overigens geven de waterschappen zelf ook via het meerjarenplan continu een doorkijkje van wat de tarieven gaan doen. Ook daar heeft de Kamer kennis van kunnen nemen. Sterker, daar kan de Kamer ieder jaar kennis van nemen. Ik zie die zorg niet. In de motie wordt eigenlijk hetzelfde gevraagd als waar mevrouw Van Veldhoven een halfjaar geleden om heeft gevraagd. En van overbodige moties is mij altijd geleerd dat je heel goed moet nadenken over de vraag of die zin hebben.

De heer Van Beek (VVD): Zou de staatssecretaris kort kunnen vertellen welke bevoegdheden hij heeft inzake de tariefstelling bij de waterschappen? Volgens mij heeft hij die namelijk niet, anders dan management by speech.

Staatssecretaris Atsma: De belastingruimte die de waterschappen hebben, is volstrekt helder. Die is bij wet geregeld. Voor de rest is het aan de waterschapbestuurders om daar zelf op een verantwoorde manier mee om te gaan. Wij kunnen hier niet zeggen: wij dicteren de waterschappen morgen even wat de tarieven mogen doen. Nee, wij kunnen slechts signaleren en vervolgens met de waterschappen in gesprek gaan over de ontwikkeling van tarieven. Dat hebben wij de afgelopen jaren continu gedaan en dat zullen wij blijven doen. Het feit dat die efficiencybesparing er aan zit te komen, heeft ons maar ook de waterschapbesturen zelf extra alert gemaakt op de ontwikkeling van tarieven. Niemand zit erop te wachten dat er straks tarieven worden opgelegd die niet kunnen worden betaald. Kijk naar de situatie in Delfland. De heer Van Beek vraagt wat onze directe invloed is. Die is inderdaad te verwaarlozen. Wij kunnen een en ander via management by speech en vervolgens voortdurend met de waterschappen in gesprek blijven over de toekomstige ontwikkelingen. Als de Kamer echt iets wil veranderen, zal dat per wetgeving moeten gebeuren. Dat is aan de Kamer.

Ik ben uitvoerig ingegaan op de motie-Schouw c.s. De heer Dijkgraaf heeft het belang van het amendement nog een keer benadrukt. Wij hebben de praktische weg gekozen. Ik ben blij dat een overgrote meerderheid van de Kamer, voor zover ik nu vaststel, die weg volgt. Dan zeg ik op voorhand tegen de heer Grashoff dat je heel goed moet kijken naar de onbedoelde neveneffecten van zo'n amendement. Dat is precies het onderwerp van discussie geweest tussen ons, de Unie van Waterschappen, LTO Nederland en ander partijen, want je moet een soort waterbedwerking voorkomen, waarbij als je ergens gaat liggen, ergens anders het water omhoogkomt, om maar even in die terminologie te blijven. Het aardige hiervan is dat je uiteindelijk de waterschapbestuurders zelf de ruimte biedt om hier op een verstandige manier mee om te gaan. Het hoeft voor andere waterschappen geen gevolgen te hebben. Als het wel gevolgen heeft voor de tariefstelling, dan kiezen de gekozen bestuurders daar willens en wetens voor. Dan is het niet aan ons om daar onmiddellijk iets van te vinden. Het is hun verantwoordelijkheid. Zij moeten verantwoording afleggen aan hun eigen achterban.

De heer Elissen heeft nog eens aangegeven hoe hij in het dossier zit. Ik heb er kennis van genomen dat hij geen indirecte verkiezingen wil. Hij wil met de PVV-fractie de handen vrij houden. Ik heb het idee dat meerdere fracties dat op dit punt op dit moment willen.

Met de opmerking van de heer Holtackers dat er zo min mogelijk bestuurlijke drukte moet ontstaan en dat de lijnen rond vergunningverlening en dergelijke zo kort mogelijk moeten zijn, is iedereen het eens volgens mij.

De heer Heijnen vindt het doorkijkje naar de verschillende scenario's goed. Ik moet natuurlijk wel iets van een indicatie hebben van wat de Kamer of de toekomstige coalitie zou willen. De consequenties van de koppeling aan de Kieswet zijn relatief makkelijk. Die staan ook los van de keuze. Het scenario voor de indirecte verkiezingen is al volledig uitgewerkt. Daar hoeven we dus niets meer aan te doen. De directe verkiezingen hadden we al. Dat systeem zou verbeterd kunnen worden door een koppeling met andere verkiezingen. Daar hebben we in het verleden ook al naar gekeken. Dat scenario ligt dus ook al op de plank, al moet het hier en daar misschien op basis van het advies van de Raad van State over de indirecte verkiezingen nog eens bekeken worden. Kortom, als een volgende coalitie een richting aanwijst, dan zijn wij vrij snel in staat om te leveren. Als in het kader van de onderhandelingen over het volgende regeerakkoord de vraag aan het ministerie wordt gesteld om op hoofdlijnen de mogelijke consequenties te schetsen, dan is dat geen enkel probleem. Sterker nog, daarvoor is voldoende voorwerk gedaan. Ik denk dat het heel belangrijk is om die informatie tijdig aan te kunnen reiken omdat dat later in het vervolgtraject veel discussie kan besparen.

Ik ben blij dat mevrouw Ortega haar eigen amendement ziet zitten, zoals een meerderheid in de Kamer dat lijkt te zien zitten.

De heer Grashoff wil nog even een slag om de arm houden tot donderdag. Mocht hij aanvullende informatie willen over de consequenties, dan weet hij de weg wel te vinden, denk ik.

Ik dank de heer Van Beek dat we elkaar op deze maandag hebben gevonden.

Ik ben blij met de opstelling van alle woordvoerders en met de alternatieven. Die zullen we waar mogelijk zeker in beeld brengen. Ik hoop dat we snel tot stemming kunnen overgaan zodat het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer kan. Dan krijgt de waterwereld in ieder geval de duidelijkheid waar zij recht op heeft. Ik merk nogmaals op dat het niet aan de Unie van Waterschappen heeft gelegen.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Hij vroeg aan het eind van zijn eerste termijn waarom ik geen inhoudelijke bijdrage heb geleverd. Ik heb niet aan de discussie deelgenomen omdat ik de wijziging van de Waterschapswet zoals die nu voorligt, van harte steun, evenals het amendement-Dijkgraaf/Ortega-Martijn.

We zullen donderdag stemmen over het wetsvoorstel, het amendement en de motie.

Sluiting 12.15 uur.

Naar boven