33 086 Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

F VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD1

Vastgesteld 7 juli 2012

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks danken de regering voor de beantwoording van hun vragen, maar over een aantal aspecten van dit wetsvoorstel wensen zij nog opheldering. De leden van de SP-fractie sluiten zich bij deze vragen aan.

De regering wijst erop dat de verlaging van het aantal cursisten in 2007 na de invoering van de Wet Inburgering tijdelijk was, omdat het vanaf 2008 weer is gestegen. De regering verzuimt hierbij te vermelden dat eind 2007 de Deltawet Inburgering is ingevoerd die, vanwege de verruimde mogelijkheid voor gemeenten om een inburgeringscursus aan te bieden, grotendeels verantwoordelijk is voor deze stijging. Waarom noemt de regering deze reparatiewet niet in haar analyse van de werking van de wet in 2007 en 2008? Volgens de regering zal het debacle van 2007 (enorme terugval van het aantal cursisten) zich niet opnieuw voordoen omdat er nu meer voorlichting zal worden gegeven. Kan de regering dit nader onderbouwen? Waarop stoelt ze haar verwachting dat het zelf moeten financieren van de cursus nu geen drempel zal blijken te zijn voor deelname? De regering concludeert dat na 2008 de inburgering goed op gang is gekomen. Is dit succes niet juist een reden voor voortzetting? Is inburgering niet een continu proces vanwege de lange termijn van het integratieproces en de komst van nieuwe migranten? Is de regering niet bevreesd voor een terugval, en daarmee tevens voor kapitaalvernietiging wat betreft de infrastructuur en kwaliteit van het huidige onderwijs? Waarop baseert de regering de verwachting dat met de marktwerking meer maatwerk zal worden geïntroduceerd? Waarom lukt dit niet als de gemeente als inkoper fungeert op de markt? Aanbesteden is toch evengoed een vorm van marktwerking? Gemeenten hebben bovendien een stevigere onderhandelingspositie dan individuele afnemers, zo stellen deze leden. Graag een reactie van de regering hierop. Op welke manier zullen migranten in staat zijn de kwaliteit van het aanbod te beoordelen en te beïnvloeden?

De regering geeft aan te zullen interveniëren indien de marktwerking niet leidt tot een voldoende kwantitatief en kwalitatief aanbod tegen een redelijke prijs. Welke criteria hanteert de regering hiervoor? Wat houdt een interventie in?

De G4 hebben erop gewezen dat er een groep nieuwkomers is, met name die met een lage opleidingsachtergrond, die ondanks de voorlichting niet op eigen kracht de weg zullen vinden naar het inburgeringsonderwijs. Zij bepleiten de mogelijkheid van een intakegesprek met elke nieuwkomer, om te voorkomen dat er veel kostbare tijd verloren gaat. Is de regering bereid om de gemeenten daarin tegemoet te komen en zo nee, waarom niet? Erkent de regering dat een intakegesprek op gemeentelijk niveau, waarin vragen kunnen worden beantwoord en specifieke adviezen kunnen worden gegeven en eventuele doorgeleiding naar reguliere lokale instanties kan worden verzorgd, een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een centrale telefonische helpdesk en digitale voorlichting? Kan een dergelijke intake niet een goede investering betekenen die de hele samenleving ten goede komt, omdat ze een groep nieuwkomers een grotere kans biedt op een snelle integratie? Onderkent de regering het risico dat gemeenten met het verlies van hun rol bij de inburgering tevens hun integrale aanpak ten aanzien van nieuwkomers niet meer kunnen volhouden? Welke rol spelen gemeenten naar haar mening bij het bevorderen van de integratie van migranten?

Overgangsrecht

Momenteel zijn nog circa 60 000 inburgeringsplichtigen die nog aan het inburgeringsvereiste moeten voldoen en 10 000 vrijwillige inburgeraars die nog bezig zijn aan hun traject. Naar verwachting zullen de laatste trajecten eind 2015 worden afgerond. Volgens de G4 moeten zij medio 2013 de uitvoering van de wet echter al staken, omdat het hen hiervoor toegekende budget dan is uitgeput. Erkent de regering dit en welke oplossingen draagt zij hiervoor aan?

De G4 hebben een overgangsregeling voorgesteld die hen in staat stelt de trajecten zorgvuldig af te ronden. Hoe heeft de regering op dit voorstel gereageerd?

Erkent de regering dat met de herijking van de Wet Inburgering grote nieuwe groepen (oudkomers, vrijwillige inburgeraars) worden toegevoegd aan de doelgroep van de Wet educatie beroepsonderwijs, waarvan het landelijke budget is teruggelopen van een jaarlijks bedrag van 243 miljoen in 2006 naar 57,5 miljoen in 2013? Is de regering van mening dat met dit budget in voldoende mate kan worden geïnvesteerd in het taalniveau van de naar schatting anderhalf miljoen laaggeletterden in Nederland? Hoe verhoudt zich deze minimale investering tot het doel van de regering om toe te groeien naar het principe van een leven lang leren, naar een toenemende arbeidsmarktparticipatie en een grotere «employability» van werknemers?

Hoe heeft de regering gereageerd op het voorstel van de G4 om de eerdere overheveling van de Web gelden naar de WI gelden te compenseren, nu hun taakstelling met de herijking van de WI is gegroeid, om meer te investeren in de volwasseneducatie en gemeenten bij de invulling daarvan meer beleidsvrijheid toe te kennen?

Volgens de regering blijkt uit onderzoek dat het effect van inburgering op de participatie is te meten. Op welke wijze is dit te meten? Wat verstaat de regering precies onder inburgering?

Asielgerechtigden

De leden van de fractie van GroenLinks delen de mening van de regering dat de overheid een speciale verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de inburgering van asielgerechtigden. De regering vertaalt deze verantwoordelijkheid in een tegemoetkoming van 1 000 euro voor maatschappelijke begeleiding. Deelt de regering de constatering van VluchtelingenWerk dat dit bedrag onvoldoende is voor de benodigde maatschappelijke begeleiding?

VluchtelingenWerk wijst erop dat het taalonderwijs in de centrale opvang slechts kort is vanwege de korte tijd tussen een statusverlening en verhuizing naar een gemeente, terwijl het opleidingsniveau van een grote groep vluchtelingen relatief laag is. Hun achterstand ten opzichte van reguliere migranten is relatief groter en moeilijker in te halen vanwege het ontbreken van een netwerk dat de integratie en taalkennis bevordert. Vluchtelingen mogen weliswaar een hoger bedrag lenen, maar komen als gevolg daarvan ook met een hogere schuld te zitten. Is de regering bereid om hen financieel tegemoet te komen bij de kosten die zij voor de inburgeringscursus moeten maken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Kosten

De regering heeft een schatting gemaakt van de kosten voor een cursus. In hoeverre heeft zij daarbij rekening gehouden met het verschil met de huidige situatie, waarin sprake is van aanbesteding en onderwijsinstellingen dus een zo scherp mogelijke kostprijs hebben berekend? In hoeverre is meegerekend dat instellingen bij de zekerheid van een bepaalde afname en bij grote contracten gunstiger prijzen kunnen berekenen dan bij een cursus waarvoor individueel wordt ingeschreven en er veel onzekerheid is over het aantal deelnemers?

Volgens de regering kunnen reguliere migranten toe met een lening van 5 000 euro. Tegelijkertijd berekent ze dat een taalcursus inclusief alfabetisering gemiddeld 8 000 euro kost. Op welke wijze kan een migrant met een minimuminkomen toch de benodigde middelen bemachtigen als hij of zij maar maximaal 5 000 euro mag lenen? Houdt de regering er rekening mee dat deze groep ook al voor de gezinshereniging zelf hoge kosten heeft gemaakt, voor de cursus en het examen in het buitenland en de leges voor de mvv en de verblijfsvergunning? In hoeverre worden nieuwkomers die het Wib examen hebben behaald, na de intake op een hoger niveau inburgeringscursus verwezen dan degenen die dat niet hebben behaald?

Krijgen reguliere migranten die niet Wib plichtig zijn, wel de mogelijkheid van een hogere lening? De redenering van de regering is immers dat het bedrag lager kan zijn vanwege de voorkennis opgedaan op grond van de Wib. Volgens de regering is er zelfs alleen sprake van analfabetisering onder asielgerechtigden, omdat de andere inburgeringsplichtigen al een examen hebben afgelegd. Beschouwt de regering het slagen voor het Wib examen als een bewijs van alfabetisering? Valt uit de monitorrapportage over de Wib niet af te leiden dat de invoering van het examen begrijpend lezen en de verhoging naar A1 heeft geleid tot een aanzienlijke verlaging van het slagingspercentage? Zo ja, zou niet juist de groep analfabeten hiertoe kunnen behoren, die van hun gezinshereniging worden afgehouden? Is het gelet op deze cijfers wel vol te houden dat het inburgeringsexamen in het buitenland voor iedereen haalbaar is?

Europese Unie

Volgens de regering is ook het examenstelsel van de Wet Inburgering «haalbaar voor een ieder». Waarop baseert zij dit? De regering geeft elders in de memorie van antwoord aan dat eind januari 2012 78 000 inburgeringsplichtigen nog niet aan hun inburgeringsplicht hadden voldaan. Om welke groepen gaat het (ouderen, asielgerechtigden etc.)? Worden zij op grond van de WI nu op kortere termijnen met hogere boeten geconfronteerd, of blijft de huidige handhavingsregeling voor hen van kracht? Daarnaast is er sprake van een halvering van het aantal verleende vergunningen van een vergunning voor onbepaalde tijd, sinds daarop het inburgeringsvereiste van toepassing is. Vormen beide gegevens niet een indicatie dat het examenstelsel wellicht toch niet haalbaar is voor een ieder? Heeft de regering onderzoek gedaan naar de redenen van deze cijfers? Erkent de regering dat deze cijfers indiceren dat het inburgeringsvereiste een belemmering vormt voor het verkrijgen van de langdurig ingezetenen status? Zo ja, vormt het vereiste hiermee niet een beperking voor de integratie van de vreemdelingen die niet slagen voor het examen? Vormt het examen niet een nog grotere belemmering voor de verkrijging van permanent of zelfstandig verblijfsrecht als het gepaard gaat met grote financiële lasten?

Volgens de regering is tijdens de eerste negen maanden van 2001 aan 7 770 migranten een vergunning voor onbepaalde tijd verleend. Hoe verhoudt dit cijfer zich met de mededeling van de minister in zijn brief van 4 juli 2012 over de leges na het arrest van het Hof van Justitie van 26 april 2012 dat in 2011 75 mensen een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (ex art. 21 a Vw) kregen en 3 010 de status van langdurig ingezeten derdelander (art. 21 Vw)? Wat voor verblijfsvergunning hebben de overige 4 685 gekregen?

Deelt de regering de mening van GroenLinks dat de belangenafweging die de overheid moet maken bij het niet halen van het inburgeringsvereiste, sneller in het voordeel van het gezinsleven uitvalt naarmate er langer sprake is van gezinsleven in Nederland? Zo ja, acht de regering het denkbaar dat de Commissie, nu ze zich op het standpunt heeft gesteld dat weigering van gezinshereniging op grond van het niet halen van het examen niet is toegestaan op grond van artikel 7, lid 2 Gezinsherenigingsrichtlijn, dit wel een gerechtvaardigde grond zal vinden voor intrekking dan wel niet-verlenging?

Kan de regering aangeven waar het Vreemdelingenbesluit bepaalt dat de verblijfsvergunning niet mag worden ingetrokken als dat niet is toegestaan volgens de Gezinsherenigingsrichtlijn? Dient deze waarborg op grond van het Unierechtelijk rechtszekerheidsbeginsel in een algemene verbindende bepaling te worden opgenomen? De regering stelt dat bij de beoordeling of de vergunning al dan niet wordt ingetrokken zal worden getoetst of de Gezinsherenigingsrichtlijn zich hiertegen verzet. De Raad van State echter stelt zich op het standpunt dat artikel 16 van deze richtlijn zich verzet tegen intrekking op deze grond. Bestrijdt de regering dit standpunt? Dat impliceert immers dat er geen ruimte is voor een individuele toetsing.

Hoe wordt in het Vreemdelingenbesluit gevolg gegeven aan het oordeel van de Raad van State dat de nieuwe verliesgrond niet kan worden toegepast op Turkse werknemers en hun gezinsleden die rechten ontlenen aan de artikel 6 of 7 van Associatiebesluit 1/80? Ook hier geldt de plicht om dergelijke waarborgen op het niveau van het Vreemdelingenbesluit moet worden neergelegd.

In haar inbreng voor het voorlopig verslag hebben de leden van de fractie van GroenLinks gerefereerd aan de praktijken in andere lidstaten. De regering is niet ingegaan op hun vragen hieromtrent. Kan de regering een overzicht geven van de wijze waarop andere lidstaten als Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Frankrijk inburgeringsonderwijs aanbieden, en welke eigen bijdrage van de migranten hier tegenover staat? Kennen de landen ook een teruggave-regeling indien de migrant binnen een bepaalde periode de cursus succesvol heeft afgesloten? Zo ja, wat is het effect hiervan en waarom kiest de regering niet voor een dergelijke financiële prikkel?

De commissie ziet met belangstelling uit naar de spoedige ontvangst van de Nota naar aanleiding van het Verslag, waarna het wetsvoorstel gereed zal zijn voor plenaire behandeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel/JBZ-Raad, Meurs

De griffier van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel/JBZ-Raad, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD), Slagter-Roukema (SP), Franken (CDA), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Meurs (PvdA), (voorzitter), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Schrijver (PvdA), M. de Graaf (PVV), (vice-voorzitter), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Huijbregt-Schiedon (VVD), Schouwenaar (VVD) en Swagerman (VVD).

Naar boven