Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2012
Naar aanleiding van vragen uit uw Kamer tijdens het wetgevingsoverleg «nadere wijziging
van de Wet verbod pelsdierhouderij», onderstaande informatie betreffende de geschiedenis
van het verbod op vossen- en chinchillahouderij in Nederland.
Artikel 34, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren verbiedt het
houden van dieren met het oog op de productie van die dieren afkomstige producten,
tenzij deze behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën
van dieren. Het besluit waarin te vinden is voor welke dieren dit geldt, is het Besluit
aanwijzing voor productie te houden dieren (Stb. 1998, 51). De vraag of pelsdieren (nerts, vos, chinchilla) toegelaten kunnen worden als productiedier,
en dus moeten worden opgenomen in het besluit, is in 1995 behandeld. In het genoemde
besluit, dat in 1998 in het Staatsblad is geplaatst, is de nerts als productiedier
opgenomen, maar met name de vos, de chinchilla en de haas zijn niet op de lijst opgenomen.
Dit voornemen heeft de steun gekregen van een meerderheid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal (Handelingen II 1994/95, nr. 17, blz. 2966 e.v.). Er is geen zaak bekend waarin vossenhouders of chinchillahouders
schadeclaims bij de overheid hebben neergelegd naar aanleiding van het verbod op het
houden van vossen en chinchilla’s.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het besluit moeten houders die op het moment
van inwerkingtreding van dit besluit niet op de lijst geplaatste dieren voor productiedoeleinden
houden (en hun eventuele bedrijfsopvolgers), de desbetreffende productie binnen een
tijdvak van tien jaar na inwerkingtreding van dit besluit beëindigen (aangezien het
besluit in 1998 in het Staatsblad is geplaatst, gold het verbod op het houden van
vossen, chinchilla’s en hazen vanaf 2008). Hierbij geldt de volgende overweging: «Na
afweging van alle betrokken factoren, zoals onder meer de omvang van de af te schrijven
investeringen, is een termijn van tien jaar om te komen tot het staken van de onderneming
of een omschakeling op wel toegelaten productiedieren voldoende. Gezien deze termijn
is een financiële tegemoetkoming, waarvoor de Nederlandse Vereniging van Fokkers van
Edelpelsdieren in haar advies pleit, aan houders die ingevolge het onderhavige besluit
overgaan tot beëindigen of omschakeling van hun bedrijf dan ook niet aan de orde.»
(Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren, Stb. 1998, 51, p. 11.) Hierop doelden de indieners tijdens het wetgevingsoverleg.