33 065 Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met aanpassing van de dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan werkgevers en werkzoekenden en de opheffing van de Raad voor werk en inkomen als publiekrechtelijke rechtspersoon met een wettelijke taak en van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de inzet van het re-integratiebudget Werkloosheidswet en van loonkostensubsidies

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 29 maart 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI), in verband met aanpassing van de dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aan werkgevers en werkzoekenden en opheffing van de Raad voor Werk en Inkomen en de wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de inzet van het re-integratiebudget en loonkostensubsidies en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de voornemens van de regering om de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen te wijzigen. Dit voorstel roept bij hen een aantal vragen op.

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij begrijpen de wens om overheidsuitgaven te beperken en om de arbeidsmarkt efficiënt te willen regelen, maar om het aantal mensen in de werkloosheidswet (WW) te laten toenemen vanwege een bezuiniging op de kosten van arbeidsbemiddeling vinden deze leden een merkwaardige keuze, met name in het huidige tijdsgewricht. Zij hebben dan ook nog enkele specifieke vragen naar aanleiding van voorliggend voorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat strekt tot een wijziging van de wet SUWI. Met dit wetsvoorstel wordt getracht de re-integratie van WW’ers te digitaliseren. De leden van D66-fractie kunnen zich hier grotendeels in vinden, maar willen nog wel graag enkele vragen stellen aan de regering.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling en met grote zorgen kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet SUWI. Zij hebben naar aanleiding daarvan verschillende vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetswijziging, maar hebben nog wel een aantal vragen.

VVD-fractie

Op grond van het voorgestelde artikel 32e van de Wet SUWI zal het verkeer tussen burgers en het UWV grotendeels elektronisch plaatsvinden binnen een landelijk dekkend systeem. Een onderdeel van die contacten betreft de verantwoording over sollicitatieactiviteiten en de eventueel daarbij passende handhavingsactiviteiten. Bij deze registraties worden dus ook gegevens opgenomen en vastgelegd die een persoonlijk karakter hebben. De leden van de VVD-fractie merken op dat uit de toelichting op deze systematiek niet duidelijk wordt voor wie het elektronische systeem toegankelijk is. Betreft dit alleen behandelende medewerkers van UWV en/of gemeenten? Hebben potentiële werkgevers toegang tot het systeem en inzicht in bepaalde gegevens? Vindt er afscherming van gegevens plaats en zo ja hoe is dat beveiligd en geborgd? Wie kunnen er in het systeem inzage krijgen en wie zijn bevoegd tot mutatie? Kortom hoe is het totale privacy-vraagstuk voor geregistreerden in het systeem gewaarborgd?

Is de regering ervan overtuigd dat de bepalingen van de SUWI-wet en het SUWI-besluit door gemeenten in voldoende mate worden nageleefd? Ter zake deze naleving heeft de Inspectie SZW in het betreffende onderzoeksrapport2 een aantal aanbevelingen gedaan, waaromtrent deze leden graag vernemen of de regering deze aanbevelingen overneemt. Op welke wijze wil de regering de naleving van deze aanbevelingen door gemeenten stimuleren en zo nodig afdwingen? Ook wordt door de Inspectie in datzelfde rapport aanbevolen om bij gemeenten een normenkader voor de beveiliging van het SUWI-systeem op te zetten en in het SUWI-besluit op te nemen. Is de regering voornemens om gemeenten aan te sporen te komen tot dat normenkader? Als er binnen enkele maanden geen resultaten te verwachten zijn, welke maatregelen wil de regering dan nemen om een dergelijk kader vast te stellen en op te leggen?

Bij het contact tussen burger en UWV speelt het risico van fraude een grote rol. Bij face-to-face-contacten kan dat risico beperkt worden door het hanteren van een legitimatieplicht. Hoever zijn het UWV en de regering gevorderd met het ontwikkelen van een systeem om de legitimatie sluitend elektronisch te laten plaatsvinden en wanneer kan tot invoering worden overgegaan?

In de memorie van toelichting wordt onder artikel 32e gesproken over een maximaal percentage van 10% van werkzoekenden dat in aanmerking kan komen voor face-to-face-contact in plaats van het elektronisch contact en de daarbij behorende dienstverlening. Waarop is die 10% gebaseerd en wat gebeurt er als de behoefte – al of niet tijdelijk – groter is. Wat bedoelt de regering met «een objectieve diagnose» die het UWV kan hanteren om werkzoekende aan te wijzen die voor niet-elektronische dienstverlening in aanmerking komen?

Hoe kan het UWV borgen dat de eigen verantwoordelijkheid van WW-gerechtigden zodanig actief en intensief wordt uitgevoerd en dat tijdig signalen van het UWV naar de betreffende gemeente gaan, dat gemeenten niet geconfronteerd worden met een onvermijdelijke instroom in de WWB. Zijn daarvoor geen nadrukkelijke afspraken en gedragsregels tussen gemeenten en UWV in algemene zin nodig?

PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen om de doelmatigheid van de vervanging van het instrument loonsubsidie door loondispensatie alsmede om mogelijke perverse prikkels die hier vanuit gaan. Waarom kiest de regering ervoor om de loonkostensubsidie af te schaffen, terwijl de Monitor Loonkostensubsidie3 positief is over de loonkostensubsidie, en zelfs de werkgevers de lage administratieve lasten prijzen? En welke consequenties verbindt de regering aan de niet onverdeeld positieve uitkomsten van de tussenrapportage over de pilot loondispensatie?4

Deelt de regering de zorg van de leden van de PvdA-fractie dat lagere inkomens meer moeite hebben om de weg naar de benodigde overheidstoeslagen te vinden en dat daarom een goede kans bestaat dat mensen praktisch onder het minimumloon komen te zitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering hieraan?

Deelt de regering de observatie dat de beslissing over de productiewaarde van een arbeidsgehandicapte bij de werkgever komt te liggen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt de regering dan de zorg van de leden van deze fractie dat werkgevers er alle belang bij hebben de loonwaarde van een arbeidsgehandicapte zo laag mogelijk in te schatten, waardoor de regering veel moet dispenseren om bij het minimumloon uit te komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering hieraan?

De regering stelt dat wanneer mensen productiever worden, dit leidt tot een hoger totaal inkomen. Kan de regering dit toelichten? Immers, als een gemeente blijft aanvullen tot maximaal 100% minimumloon gaat de werknemer er toch nooit op vooruit? Gaat de werkgever extra betalen als de werknemer productiever wordt dan zijn/haar vastgestelde waarde? Maar welke prikkels hebben de werkgevers om dit vast te stellen?

Graag vragen deze leden aandacht voor de grote risico’s en onzekerheden betreffende e-dienstverlening. Welke risico’s en onzekerheden ziet de regering? En welke beheersmaatregelen is de regering voornemens te nemen om deze risico’s en onzekerheden te beperken? De leden van deze fractie vragen of er nu al enigszins sprake is van een goed dekkend landelijk systeem. Zo nee, waarop baseert de regering dan haar vertrouwen dat dit gerealiseerd zal worden?

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen om de toegankelijkheid van e-dienstverlening. Deelt de regering de zorg van deze leden dat voor een aanzienlijk gedeelte van de UWV-doelgroep de digitalisering de afstand tot de arbeidsmarkt zal vergroten, waardoor het aantal uitkeringen toeneemt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering hieraan? Circa 90% van de mensen in Nederland heeft toegang tot het internet. Graag vernemen de leden van deze fractie een onderbouwde becijfering van de internetdichtheid onder werklozen. Daarnaast maken de leden van de PvdA-fractie zich in het kader van e-dienstverlening zorgen om analfabetisme. Graag krijgen zij een onderbouwde becijfering van het percentage analfabeten onder werklozen. Welke gevolgen hebben deze berekeningen naar de mening van de regering voor de bereikbaarheid en doelmatigheid van e-dienstverlening? En welke consequenties verbindt de regering hieraan? Is het naar de mening van de regering wenselijk om een loket te openen waar werkgevers en werkzoekenden voor niet-digitale dienstverlening terecht kunnen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zal de regering ondernemen om dit te realiseren?

Voorts vragen de leden van de fractie van de PvdA aandacht voor de uitvoerbaarheid van de voorgestelde wetswijziging, met name met betrekking tot de kaders van dienstverlening, een basispakket aan gezamenlijk te garanderen dienstverlening en ieders rol/bijdrage aan de te realiseren uitvoeringsstructuur. In welke zin bevordert de regering de totstandkoming van dergelijke afspraken? En hoe verwacht de regering de nadere regelgeving van een dergelijke uitvoeringsstructuur vast te leggen? Kan de regering cijfermatig onderbouwen dat gemeenten en UWV voldoende middelen hebben in de nieuwe uitvoeringsstructuur?

Daarnaast achten de leden van deze fractie het wenselijk dat via regelgeving een landelijk transparant en actueel gegevensbestand over klanten en vacatures wordt gerealiseerd. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie is de regering voornemens te ondernemen op dit punt? De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering per arbeidsmarktregio wel één regionaal loket voor werkgevers wil, waarvoor gemeenten en UWV verantwoordelijk zijn, maar niet voor werkzoekenden. Wat is hier de reden voor?

Ook maken de leden van de PvdA-fractie zich zorgen over de fraudegevoeligheid van e-dienstverlening. Immers, het UWV geeft aan dat het face-to-face identificeren van de klant aan de hand van een legitimatiebewijs een preventieve werking heeft. Is de regering van mening dat er voldoende mogelijkheden zijn om fraudegevoeligheid te beperken? Zo ja, welke mogelijkheden zijn dit? En wat zijn de privacygevaren voor werkzoekenden – zeker met multiproblematiek – indien zij digitaal naar werk moeten zoeken?

Graag vragen de leden van deze fractie aandacht voor het feit dat, omdat het UWV geen re-integratiebudget voor WW'ers meer kent, mensen in de Wet werk en bijstand (WWB) terechtkomen die nog geen traject of scholing hebben gevolgd. Bovendien bestaat er, door de langere werkloosheid, ook al een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Welke effecten zal dit hebben op de dienstverlening en budgetten van gemeenten? En deelt de regering de zorg van deze leden dat het ontbreken van middelen voor re-integratie van werklozen zich ook kan vertalen in een hogere instroom in de WWB? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering daaraan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de PvdA constateren dat de regering voornemens is om de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) op te heffen. Hoe kan de expertise van de RWI over regionaal arbeidsmarktbeleid en arbeidsmarktinformatie worden behouden? Deelt de regering de zorg van deze leden dat het voorgestelde «klankbord» van sociale partners en VNG, in te stellen door het UWV, vooral betrekking heeft op overleg en niet op expertise? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt de regering daaraan?

Ten slotte zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd naar de financiële aspecten van de voorgenomen wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Is de regering van mening dat voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de noodzakelijke investeringen in ontwikkeling van dienstverlening, instrumenten en systemen te doen en dekking te bieden voor de verwachte frictiekosten? Zo ja, waarop baseert zij deze mening?

SP-fractie

De leden van de fractie van de SP vragen de regering een toelichting te geven op de tabel op pagina 18 van de memorie van toelichting, met name op de verschillende bedragen in de kolommen.

Wat rechtvaardigt precies de verschillende behandeling van werkgevers (persoonlijke dienstverlening in 30 werkpleinen) en werknemers (eigen verantwoordelijkheid)? Zijn werkgevers echt zoveel minder verantwoordelijk dan werknemers?

Waarom heeft persoonlijk contact voor uitzendarbeid wel een (commerciële) meerwaarde bij het totstandkomen van arbeidsbemiddeling en bij de arbeidsbemiddeling tussen werkgevers en werknemers via het UWV niet?

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie hoeveel re-integratiegeld er sinds de invoering van de Wet SUWI via het UWV aan de bemiddeling van WW-gerechtigden is besteed en hoeveel succesvolle bemiddelingen naar betaalde arbeid dat heeft opgeleverd. Hoe wordt dat door de regering beoordeeld?

D66-fractie

Onderhavig wetsvoorstel beoogt de dienstverlening van het UWV te digitaliseren, zodat in 2015 90% van de dienstverlenende processen digitaal verlopen. De regering onderkent in de memorie van toelichting dat er altijd een groep blijft die minder goed kan omgaan met digitale dienstverlening. De leden van de fractie van D66 vinden het evenals de Raad van State belangrijk dat ook voor deze groep het UWV toegankelijk blijft. Deze leden zijn benieuwd naar soortgelijke internationale praktijkvoorbeelden waarbij de re-integratie eveneens is gedigitaliseerd en hoe daarbij is omgegaan met de groep die niet over de benodigde digitale vaardigheden beschikt.

De leden van de D66-fractie zijn tevens bekend met de pilots die zijn uitgezet, waarbij de digitale dienstverlening reeds beproefd is. Graag krijgen zij inzicht in het resultaat van deze pilots.

Het realiseren van 90% digitale dienstverlening in minder dan 3 jaar vergt naar de mening van de leden van de D66-fractie een grote transformatie. In het verleden zijn grote ICT-projecten niet altijd succesvol gerealiseerd. In het kader van de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel zouden zij graag willen weten of er praktijkvoorbeelden bestaan van soortgelijke organisaties waar eveneens binnen drie jaar een transformatie heeft plaatsgevonden naar 90% digitale dienstverlening. Indien deze bestaan, dan zijn deze leden benieuwd welke lessen hieruit getrokken kunnen worden voor het realiseren van de transformatie van het UWV. Tevens vernemen zij graag of de implementatie van de transformatie op dit moment op schema loopt. Graag krijgen zij op beide punten een reactie van de regering.

Voor de leden van de D66-fractie is transparantie zeer belangrijk. Het digitaliseren van dienstverlenende processen leidt tot een grote hoeveelheid digitale data. Deze leden zijn van mening dat mensen recht hebben om te weten wat er met hun digitale gegevens gebeurt, ook gezien de recente berichtgeving over het koppelen van databestanden ter bestrijding van fraude. De regering heeft in de Tweede Kamer aangegeven inzichtelijk te maken welke instanties toegang hebben tot deze gegevens. Deze leden willen graag weten in hoeverre hier uitvoering aan is gegeven en krijgen hierop graag een reactie van de regering.

GroenLinks-fractie

Als gevolg van de taakstelling binnen het SZW-domein en de bezuiniging op de «kleine geldstroom» van het UWV wordt de dienstverlening aan burgers en bedrijven aangepast, versoberd en voornamelijk digitaal (90% zelfs). Uitgangspunt daarbij is de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. De regering beoogt daarmee een efficiëntere werking van de arbeidsmarkt te realiseren. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om dit nog eens uitvoerig uit te leggen.

Waarop baseert de regering de aanname dat digitale dienstverlening gaat werken, en dat dan zelfs voor 90% van de werkzoekenden en bedrijven? Het zal sterk afhangen van de positie en de afstand die mensen – die in concurrentie met elkaar zoeken – innemen ten opzichte van de arbeidsmarkt. In het algemeen is werkloos worden een verlieservaring; afhankelijk van de positie en afstand tot de arbeidsmarkt hebben mensen behoefte aan een gesprek, een bemoediging die perspectief biedt en handvatten waarmee men weer op pad kan richting werk. Dit is geen «softe» benadering, aangezien de ervaring leert dat naarmate er meer tijd en aandacht aan werkzoekenden wordt besteed, de kans op werk niet alleen toeneemt, maar ook de snelheid waarmee een nieuwe/andere baan gevonden kan worden. Hiermee wordt de uitkeringslast dus beperkt. Beschikt de regering over cijfers die de leden van deze fractie ervan kunnen overtuigen dat de voorgestelde versoberde dienstverlening niet zal gaan leiden tot een langere uitkeringsduur en daarmee voor een WW-uitstroom naar de WWB (straks de Wet werken naar vermogen)? De leden van de fractie van GroenLinks vrezen dat er sprake zal zijn van een verschuiving van uitkeringslast van Rijksoverheid, WW-fonds en UWV naar gemeenten. Ook het flink bezuinigen op het re-integratiebudget en zelfs het afschaffen daarvan voor de mensen in de WW zal leiden tot verhoogde publieke lasten elders (zoals uitkeringen, bijzondere bijstand, schuldsanering, gezondheidszorg, welzijns-/WMO-budgetten). In hoeverre is de regering bereid te investeren in mensen? Deze leden verzoeken de regering om dit nader uit te leggen.

Ook de leden van de fractie van GroenLinks denken dat voor veel werkzoekende uitkeringsgerechtigden digitale ondersteuning bij het aanvragen van een uitkering en het zoeken van een nieuwe of andere baan zal helpen. Voor een behoorlijk percentage van de mensen zal echter maatwerk nodig zijn, in de vorm van regelmatige gesprekken. Waarop baseert de regering de schatting dat dit maar voor 10% van de mensen zal gelden?

Met de Raad van State vragen deze leden op welke gronden de regering veronderstelt dat een landelijk digitaal systeem reeds op korte termijn zodanig ontwikkeld en betrouwbaar is, dat invoering verantwoord is en niet tot problemen voor uitkeringsgerechtigden, -aanvragers en bedrijven/ondernemers gaat leiden. Op welke bewezen praktijk baseert de regering zich?

Vanaf het in werking treden van de wet SUWI – wat een structuurwet is en géén dienstverleningsconcept – hebben gemeenten, CWI (later opgegaan in UWV als UWV WERKbedrijf) en UWV hard en meestentijds loyaal samengewerkt om de nieuwe structuur werkend te krijgen voor mensen die – al dan niet met een uitkering – werk of ander werk zochten en voor ondernemers die personeel zochten. En dit vanuit de vraag: «wat hebben mensen nodig die aan de kant (komen te) staan en weer aan de slag willen». Middels het Algemeen KetenOverleg werd de integrale dienstverlening ontwikkeld voor burgers en bedrijven, voor werkzoekenden en ondernemers, die op de circa 120 Werkpleinen zijn vertaling kreeg. Integrale dienstverlening gaat uit van één gezamenlijk ononderbroken proces dat moet leiden tot het doel: weer aan het werk of vacature vervuld. Mensen mogen geen last hebben van de verschillende organisaties, uitkeringswetten en daarmee samenhangende verschillende processen en verantwoordingssystemen. In hoeverre werkt dit nog bij de door de regering voorgestelde wijzigingen die een grote versobering van de dienstverlening met zich meebrengen én het aantal Werkpleinen fors terugbrengen? Welke garantie biedt de regering om die integrale dienstverlening te borgen en door te laten ontwikkelen? Of is het einde oefening?

UWV, UWV/WERKbedrijf en gemeenten zullen ook in de nabije toekomst landelijk en regionaal moeten samenwerken en onderling afspraken moeten maken om werkzoekende burgers (aanbodzijde arbeidsmarkt) en ondernemers/bedrijven (vraagzijde) bij elkaar te brengen en daartoe samenwerken met ROC's, sectoren en branches en (regionale) sociale partners. Kan de regering toelichten hoe dit, zowel regionaal als landelijk, in zijn werk zal gaan en kan zij daarbij ook motiveren waarom de RWI zou moeten worden opgeheven? De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat de RWI eigenlijk het enige podium is waar sociale partners en gemeenten afspraken met elkaar kunnen maken over de arbeidsmarkt en vooral over de participatie op de arbeidsmarkt van de meest kwetsbare leden van de beroepsbevolking en van degenen met de grootste afstand tot die arbeidsmarkt. Waar gaat de opgebouwde expertise van de RWI naartoe? Of is dit in de ogen van de regering niet meer relevant? Dit zou de leden van deze fractie zeer bevreemden. Is enkel de bezuinigingstaakstelling de reden tot opheffen van de RWI?

Het vraagstuk waar het intake-/inschrijvingsproces moet plaatsvinden, wordt door deze leden gezien als een louter theoretisch vraagstuk. Want als het digitale systeem werkt én onder gezamenlijk beheer dan wel aansturing plaatsvindt van UWV en gemeenten dan maakt het toch niet uit waar het plaatsvindt? Dan is de vraag hoe snel iets daarna gebeurt en door wie vele malen relevanter? Met andere woorden: deze leden zijn veel meer geïnteresseerd hoe snel na inschrijving (of zelfs al voor inschrijving: denk aan de initiatieven die mensen van werk naar werk leiden) de dienstverlening op gang komt die moet leiden tot nieuw of ander werk en tot die tijd tot het verzorgen van een uitkering. Zij verzoeken de regering om een toelichting op dit punt.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen om de gevolgen van onderhavig voorstel tot wijziging van de Wet SUWI. Het is een aanslag op de slagkracht en uitvoeringskracht van de (lokale) overheid en dat in een tijd dat baanzekerheid voor steeds minder mensen geldt, mensen steeds meer en steeds vaker móeten switchen vanwege de flexibele contracten die werkgevers steeds veelvuldiger hanteren én het vertrouwen van burgers in de overheid afneemt (in dit verband wijzen deze leden op het jaarverslag van de Nationale Ombudsman5). In crisistijd komt het er juist op aan dat publieke dienstverlening hoogwaardig, snel en voor burgers betrouwbaar functioneert. Deze leden krijgen hierop graag een reactie.

ChristenUnie-fractie

De regering «framed» de wetswijziging rond de structuur van de uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de daaraan gelieerde bezuiniging vooral vanuit de komende krapte op de arbeidsmarkt. Hiermee wordt het verkrijgen en behouden van werk een verantwoordelijkheid van mensen zelf en hebben ook bedrijven hun eigen rol te nemen. De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen er op dat er op termijn weliswaar sprake zal zijn van krapte, maar dat de huidige arbeidsmarkt nog volop in het teken staat van recessie en werkloosheid. Het CPB verwacht rond de 545 000 werklozen in 2013, ofwel een percentage van 6% van de beroepsbevolking. Dit zijn forse cijfers. De werkkans voor bijvoorbeeld oudere werkzoekenden is nagenoeg nihil. Dit betekent dat de bezuinigingsoperatie door de regering wordt ingezet juist op het moment dat de werkloosheid gaat pieken. De vraag die deze leden dan ook wil stellen, is hoe de genoemde legitimering van het wetsvoorstel zich verhoudt tot de huidige arbeidsmarktproblematiek die zich in generieke zin allesbehalve door krapte kenmerkt.

De regering stelt voorts dat de huidige groep werklozen zich onderscheidt door recente werkervaring en geen in de persoon gelegen belemmeringen kent om de transitie naar werk te maken. Aanwending van re-integratiebudgetten is daarom voor deze groep niet langer opportuun. De leden van deze fractie willen graag weten op welk onderzoek deze vaststelling is gebaseerd en waarom dit anders is dan in de periode voor indiening van het wetsvoorstel. Werden de (omvangrijke) re-integratiemiddelen in de afgelopen jaren dan onterecht aangewend voor deze groep of was de inzet onvoldoende effectief?

Ook willen deze leden graag een reflectie van de regering hoe deze insteek op arbeidsmarkttransities van recente werklozen zich verhoudt tot de groep langdurig(er) werklozen. Zijn zij de kwetsbare groep waar de middelen dan nog wel voor worden ingezet? In meer algemene zin zien de leden graag een toelichting op welke groep werkzoekenden de aanduiding «kwetsbaar» nu precies van toepassing is en welke kenmerken deze groep heeft.

Het nieuwe beleid gaat volop inzetten op digitale dienstverlening. Naar de mening van de leden van deze fractie biedt dit goede mogelijkheden, maar vermoedelijk juist nièt voor de meer kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Zij verzoeken de regering een bespiegeling te geven over de digitale competenties van deze kwetsbare groepen en wat er aan beleid zal worden ingezet om deze vaardigheden te vergroten. In welke mate blijft face-to-face dienstverlening nog mogelijk? Welk budget wordt hiervoor uitgetrokken? De memorie van toelichting maakt gewag van een aantal pilots rond de «redesign» van de UWV-dienstverlening. De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag de evaluatie hiervan ontvangen. Kan de regering ook aangeven in welke mate dit tot bijstelling van de dienstverlening heeft geleid?

De memorie van toelichting zet terecht in op het regionale schaalniveau van arbeidsmarktbemiddeling. Deze leden informeren naar de laatste stand van zaken rond de regioindeling en de mate waarin deze volgens de regering een eigen en unieke arbeidsmarktsituatie indiceert. Ook willen zij graag weten hoe ver gemeenten en UWV zijn met de integratie van hun dienstverlening en of hier wezenlijke verschillen bestaan tussen de arbeidsmarktregio’s.

Een transparant digitaal systeem van vacatures (en competenties van werkzoekenden) vormt een onmisbare schakel in de arbeidsbemiddeling en dienstverlening nieuwe stijl. Welke garanties worden ingebouwd dat dit systeem actueel is en de vacaturevraag op representatieve wijze weerspiegelt? Welke lering wordt hier uit het verleden getrokken?

Het nieuwe beleid maakt het mogelijk dat personen die langer werkloos zijn dan drie maanden een ondersteuningscoach op afstand krijgen. De leden van deze fractie horen graag hoeveel coaches er voorzien zijn en welk type dienstverlening er van hen verwacht mag worden. Gaat het hier om substantiële ondersteuning? Voor werklozen die langer dan een jaar werkloos zijn, is volgens het wetsvoorstel «alle arbeid gangbaar en passend». Hoe rigoureus gaat de regering dit principe hanteren, ook gezien de zeer zorgwekkende werkloosheidsontwikkeling?

Een goed opgeleide beroepsbevolking, zo argumenteren de leden van de ChristenUnie-fractie, is de beste garantie om perioden van werkloosheid te boven te komen. Goede opgeleide, employable werknemers zijn weerbare werknemers die op meerdere plekken en in meerdere sectoren inzetbaar zijn. Duurzame inzetbaarheid is hier de sleutelterm. Vergelijk in dit verband ook de analyse van de Commissie Bakker6. Juist dan valt op hoe mager de nieuwe scholingsinitiatieven van het wetsvoorstel zijn. De leden van deze fractie vragen dan ook of de regering hier niet meer visie en ambitie kan tonen.

Deze leden hebben er, tot slot, kennis van genomen dat de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) wordt opgeheven. Zij vernemen graag de inhoudelijke redenen voor deze opheffing. De memorie van toelichting is wel zeer karig op dit punt. Daaraan koppelen zij de vraag welke instantie in Nederland dan de regie zal nemen tot het integraal ontsluiten van kennis over actuele arbeidsmarktontwikkelingen en de effectiviteit van beleid ter zake.

De leden van de commissie zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV) (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Gegevensuitwisseling WWB/WIJ, Programmarapportage Informatieprocessen, bijlage bij brief minister SZW van 27 februari 2012 (33 000 XV, nr. 66).

X Noot
3

Monitor loonkostensubsidie UWV-meeting najaar 2010, bijlage bij brief minister SZW van 26 oktober 2011 (29 544, nr. 342).

X Noot
4

Derde tussenrapportage over de pilot loondispensatie 2e tertaal 2011, bijlage bij brief staatssecretaris SZW van 13 maart 2012 (EK 32 165, H / TK 29 544, nr. 386).

X Noot
5

Een vertrouwde overheid 2011; Verslag van de Nationale Ombudsman over 2011, 21 maart 2012 (33 172, nr. 2).

X Noot
6

Rapport Commissie Bakker «Naar een toekomst die werkt», 16 juni 2008 (29 544 nr. 154).

Naar boven