33 037 Mestbeleid

Nr. 76 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, de zevende rapportage over de Nederlandse derogatie aan zoals deze naar de Europese Commissie is verzonden.

Rapportageverplichting derogatie

Met de derogatiebeschikking (2005/880/EG) heeft de Europese Commissie aan Nederland ruimte geboden om onder voorwaarden een ruimere norm voor de toepassing van stikstof uit dierlijke mest toe passen dan rechtstreeks volgt uit de Nitraatrichtlijn. Per besluit van 5 februari 2010 (2010/65/EU) heeft de Europese Commissie aan Nederland wederom een derogatie toegekend voor de periode van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010–2013).

Nederland is, conform dit besluit, gehouden een monitoringsnetwerk in stand te houden van tenminste 300 bedrijven die gebruikmaken van een derogatie. De derogatiemonitoring is ondergebracht bij het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid en wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

Verder bevat de derogatiebeschikking de verplichting dat de jaarlijkse mestproductie (uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat) de omvang van de mestproductie in 2002 niet zal overschrijden. Monitoring van de mestproductie vindt plaats door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Nederland dient de Europese Commissie jaarlijks te rapporteren over resultaten van de monitoring. Onderhavige derogatierapportage bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Het RIVM-rapport «Landbouwpraktijken en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie; resultaten meetjaar 2011 in het derogatiemeetnet» (RIVM rapport 680717034/2013)1. Dit rapport bevat gegevens over de monitoring bij derogatiebedrijven van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater alsmede de gegevens over bemesting en opbrengst per bodemtype en gewas.

  • Het rapport «Resultaten van controles op en kengetallen van landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie alsmede kengetallen van de Nederlandse veehouderij»2. Dit rapport is gebaseerd op gegevens van Dienst Regelingen (DR) en de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en bevat de uitkomsten van controle en handhaving en verscheidene trends in de landbouw.

De rapporten zijn aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld. Beide rapporten treft u als bijlage bij deze brief aan. Conform de derogatiebeschikking zal Nederland in juni 2014 de Europese Commissie wederom voorzien van een geactualiseerde derogatierapportage over het monitoringsjaar 2012.

Resultaten monitoring derogatiebedrijven

Hieronder volsta ik met het beschrijven van de belangrijkste resultaten. Voor een meer volledig beeld verwijs ik naar de (samenvattingen van de) bijgevoegde rapporten.

Uit de monitoring van het mineralenmanagement op de 300 derogatiebedrijven blijkt dat het gemiddelde gebruik van dierlijke mest in 2011 met 246 kg stikstof (N) per hectare (ha) enkele kilogrammen onder de derogatienorm van 250 kg N/ha lag. Het totale gebruik aan werkzame stikstof uit meststoffen (dierlijke mest, kunstmest en overige organische meststoffen) lag met 270 kg N/ha gemiddeld genomen beneden de stikstofgebruiksnorm voor alle mestsoorten samen (282 kg N/ha). Het gebruik aan fosfaat lag gemiddeld genomen precies op de fosfaatgebruiksnorm.

De monitoring van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater op de 300 derogatiebedrijven laat zien dat de gemiddelde nitraatconcentraties in het water dat uit de wortelzone spoelt op de derogatiebedrijven in de zandregio in 2011 op 41 mg/l lag. Op 34% van de bedrijven werd een concentratie gemeten die boven de doelstelling lag. In de klei- en in de veenregio lag de concentratie in het grondwater in 2011 met gemiddeld 14 mg/l respectievelijk 7 mg/l ruim onder de doelstelling. In de lössregio lag de gemiddelde nitraatconcentratie op melkveebedrijven met 55 mg/l iets boven de doelstelling.

Voorlopige resultaten van het ondiepe grondwater voor 2012 laten een nitraatconcentratie onder zand zien van gemiddeld 36 mg/l, onder klei van 11 mg/l en onder veen van 4 mg/l. Voor löss waren niet tijdig gegevens beschikbaar om voorlopige resultaten te presenteren.

De nitraatconcentratie in het sloot- en drainagewater was in de meetperiode (winter 2010/2011) gemiddeld voor alle grondsoorten duidelijk lager dan 50 mg/l (zand 23, klei 6, veen 4 mg/l).

In de zand-, klei- en veenregio zijn de concentraties nitraat in het ondiep grondwater tussen 2007 en 2012 significant gedaald. In de lössregio is de nitraatconcentratie in 2011 gestegen, na een daling in de periode daarvoor (tabel 1).

Tabel 1: Ontwikkeling van de nitraatconcentraties (in mg nitraat per liter) in het ondiep grondwater op derogatiebedrijven voor zand, klei, veen en löss in de jaren 2006-2011
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Zand

51

56

43

39

45

41

Klei

30

30

23

20

29

14

Veen

4

14

7

7

12

7

Löss

88

68

54

51

51

55

Ook het slootwater laat voor de zand-, klei- en veenregio, sinds de start van de metingen in het derogatiemeetnet, een significante daling in de nitraatconcentraties zien.

Op basis van de huidige derogatie mogen bedrijven onder voorwaarden 250 kg stikstof per hectare per jaar uit dierlijke mest gebruiken in plaats van de reguliere norm van 170 kg per hectare per jaar die uit de Nitraatrichtlijn volgt. De derogatierapportage laat zien dat deze gebruiksnorm voor dierlijke mest op bedrijven met een groot aandeel grasland goed samen kan gaan met een goede grondwaterkwaliteit. De grondwaterkwaliteit op derogatiebedrijven ligt gemiddeld in de meeste gebieden immers (ruim) beneden de streefwaarde van 50 milligram nitraat per liter en vertoont een dalende trend. Er is dus vooruitgang, maar er zijn ook nog knelpunten. In het zandgebied wordt de streefwaarde van 50mg/liter op een groot aantal bedrijven nog overschreden. In het lössgebied is de gemiddelde waarde ook op gebiedsniveau nog te hoog. Hiervoor zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Resultaten monitoring alle landbouwbedrijven

Tijdens het algemeen overleg landbouw- en visserijraad van 18 september jl. is de relatie tussen de monitoringsresultaten op derogatiebedrijven en de monitoringsresultaten op alle landbouwbedrijven aan de orde geweest.

Uit de door de Europese Commissie aan Nederland verleende derogatiebeschikking volgt rechtstreeks de verplichting om derogatiebedrijven als aparte groep te monitoren.

Daarnaast verplicht de Nitraatrichtlijn lidstaten vierjaarlijks te rapporteren over de doeltreffendheid van de actieprogramma’s (artikel 10, eerste lid Nitraatrichtlijn). De laatste nitraatrichtlijnrapportage uit het najaar van 2012 bevat monitoringsresultaten tot en met 2010. Per brief van 4 oktober 2012 is deze rapportage «Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland, periode 1992–2010» door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 037, nr. 31).

Deze nitraatrichtlijnrapportage bevat de resultaten van de monitoring van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit op alle grondsoorten (zand, klei, veen en löss) voor de landbouwsector als geheel, bestaande uit melkveebedrijven (inclusief derogatiebedrijven), akker- en tuinbouwbedrijven en overige bedrijven (gemengde bedrijven, intensieve veehouderij). De resultaten van deze monitoring zijn tevens opgenomen in het syntheserapport «Evaluatie mestbeleid 2012» van het Planbureau voor de Leefomgeving. Een samenvattende rapportage van dit syntheserapport is per brief van 13 juni 2012 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 037, nr. 21).

In tabel 2 zijn de nitraatconcentraties in het ondiepe grondwater weergegeven als gemiddelde voor de jaren 2007–2010 voor alle landbouwbedrijven voor de vier onderscheiden grondsoorten en voor de derogatiebedrijven voor het jaar 2011.

Tabel 2: Nitraatconcentraties (in mg nitraat per liter) in het ondiepe grondwater op landbouwbedrijven voor zand, klei, veen en löss, gemiddelde voor de jaren 2007-2010 en voor derogatiebedrijven in 2011
 

Alle landbouwbedrijven 2007–2010

Derogatiebedrijven 2011

Zand

69

41

Klei

35

14

Veen

9

7

Löss

82

55

De derogatierapportage geeft inzicht in de milieuresultaten die worden behaald door bedrijven die gebruik maken van de derogatie. De resultaten hebben daarmee betrekking op circa 45 procent van het Nederlandse landbouwareaal. De resultaten op derogatiebedrijven dienen voor Nederland als onderbouwing van het derogatieverzoek voor de periode 2014–2017.

De gemiddelde nitraatconcentraties voor de vier onderscheiden grondsoorten op alle landbouwbedrijven geven inzicht in de doeltreffendheid van de maatregelen uit de actieprogramma’s zoals deze door Nederland zijn uitgevoerd. De resultaten van de monitoring zijn een maat voor wat al is bereikt, maar tevens een maat voor de opgave die nog rest. De gerealiseerde nitraatconcentraties op alle landbouwbedrijven zijn namelijk bepalend voor de maatregelen die Nederland nog moet nemen met het vijfde actieprogramma om aan de vereiste milieudoelstellingen in het grond- en oppervlaktewater te voldoen. Pas na overeenstemming met de Commissie over het maatregelenpakket uit het vijfde actieprogramma zal de Commissie een derogatieverzoek van Nederland ter stemming voorleggen aan het Nitraatcomité.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven