33 037 Mestbeleid

Nr. 323 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2018

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van een aantal toezeggingen en aangenomen moties (motie Geurts c.s., Kamerstuk 33 037, nr. 293; motie Lodders c.s., Kamerstuk 33 037, nr. 304 en motie Lodders c.s., Kamerstuk 33 037, nr. 305) omtrent het mestbeleid. Daarbij maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer ook te informeren over de nadere invulling van de enveloppe «natuur en waterkwaliteit» ten behoeve van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en over de uitkomsten van het onderzoek naar de alternatieve methode voor de bepaling van de fosfaattoestand (NIRS), zoals aangekondigd in mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Futselaar (SP) van 5 september 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 3121).

Bedrijfsspecifieke verantwoording

Voor kringlooplandbouw is een evenwichtig en verantwoord gebruik van meststoffen van belang. Ik wil binnen de context van het mestbeleid bedrijven stimuleren om zo goed mogelijk met hun grondstoffen om te gaan. Ten behoeve van een pilot bedrijfsspecifieke verantwoording zoals verzocht met de motie Geurts c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 293) voert de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) momenteel een onderzoek uit. Onderzocht wordt op welke wijze een bedrijfsspecifieke verantwoording van de fosfaatexcretie in het kader van het fosfaatrechtenstelsel mogelijk is. De handhaafbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens moeten hierbij geborgd zijn. Ik heb de CDM gevraagd hiervoor aan te geven welke mogelijkheden van bedrijfsspecifieke verantwoording er zijn om invulling te geven aan deze pilot en daarbij ook te kijken naar de ervaringen die zijn opgedaan met de Kringloopwijzer. Ik verwacht dat het onderzoek eind dit jaar wordt afgerond, op basis waarvan ik vervolgens zal besluiten hoe ik invulling ga geven aan deze pilot. Binnen de pilot wil ik meenemen of de gekozen bedrijfsspecifieke verantwoording bijdraagt aan het toewerken naar kringlooplandbouw.

Fosfaatrechtenmarkt

Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, vind ik het van groot belang dat het fosfaatrechtenstelsel eerlijk en transparant functioneert. Eerder dit jaar heb ik ondernemers opgeroepen om signalen die wijzen op misbruik van de handel in fosfaatrechten door te geven via het klantcontactcentrum van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Tot op heden heb ik hierover nog geen signalen ontvangen. Ik blijf op dit punt echter de vinger aan de pols houden. Tegelijkertijd geef ik invulling aan de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 304). Ik heb het onafhankelijke onderzoeksbureau Ecorys opdracht gegeven de markt voor fosfaatrechten in kaart te brengen. Binnen dit onderzoek worden tevens de risico’s in kaart gebracht die een eerlijke en transparante handel in fosfaatrechten kunnen tegenwerken. Mochten risico’s worden gesignaleerd, dan zal het onderzoeksbureau hier oplossingen voor aandragen. Daarbij zal Ecorys in het bijzonder aandacht besteden aan de mogelijkheid voor het aanstellen van een toezichthouder als mogelijke oplossing. Ik verwacht uw Kamer voor het einde van het jaar te kunnen informeren over de uitkomsten.

Derogatie

Met motie van de leden Lodders c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 305) heeft uw Kamer verzocht om in het eerste kwartaal van 2019 een startdocument op te stellen dat als basis dient voor de onderhandelingen met de Europese Commissie en het Nitraatcomité over derogatie, waarbij in ieder geval de innovatie in de landbouw, evenwichtsbemesting en kringlooplandbouw een belangrijk onderdeel zijn. Tijdens het VAO stand van zaken Fosfaatrechten van 4 juli 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 102, item 15), in aansluiting op het Algemeen Overleg van 27 juni 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 307), is reeds gesproken over de omlijsting van deze motie, namelijk dat dit de nieuwe derogatie betreft voor de periode 2022–2025. De uitwerking van deze motie zal dan ook integraal onderdeel uitmaken van het plan voor herbezinning van het mestbeleid. De wijze waarop Nederland wijzigingen kan aanbrengen in het huidige meststelsel, zal immers in belangrijke mate samenhangen met de uitwerking van een toekomstige derogatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de intentie tot vereenvoudiging van het mestbeleid, in relatie tot de keuze voor bedrijfs- of gewasderogatie. Tegelijkertijd draagt de Nederlandse derogatie ook in de huidige vorm zeker bij aan hergebruik van nutriënten uit dierlijke mest op het eigen bedrijf. Aangezien het herbezinningstraject aansluit op mijn LNV-visie, zullen de in de motie genoemde thema’s hierin nadrukkelijk een plaats krijgen en meegewogen worden.

Enveloppe natuur en waterkwaliteit – onderdeel zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn

Met de Voorjaarsnota 2018 (Kamerstuk 34 960, nr. 1), bent u geïnformeerd over beleidsmatige en technische mutaties naar aanleiding van het regeerakkoord. Als onderdeel van de enveloppe «Natuur en waterkwaliteit» is voor uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn € 60 miljoen van de aanvullende post toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze besteding is ook benoemd in Kamerstuk 27 625, nr. 422, aangaande de «Besteding middelen enveloppe Natuur en Waterkwaliteit».

Het kader voor besteding van deze middelen is gekoppeld aan het actieprogramma zoals dat is vastgesteld voor de periode 2018–2021 (Kamerstuk 33 037, nr. 250). Financiële uitgaven uit dit programma zijn gerelateerd aan:

  • 1. Bestuursovereenkomst voor grondwaterbeschermingsgebieden (€ 7,3 miljoen);

  • 2. Onderzoek en kennisontwikkeling (€ 9,7 miljoen);

  • 3. Communicatie en bewustwording, kennisverspreiding van goede landbouwpraktijk (€ 10,2 miljoen);

  • 4. Controle en handhaving (€ 10,8 miljoen), maatwerk in de regio (€ 6,1 miljoen), mestexport (€ 3,4 miljoen) en ICT en innovatie (€ 8,0 miljoen)

  • 5. Praktijkontwikkeling op pilotschaal (€ 4,5 miljoen), onder meer ter uitvoering van de pilot «perceels- en bedrijfsgerichte stikstof-/nitraatmeting» (project Nitraatwijzer) en de uitvoering motie Bisschop (Kamerstuk 33 037, nr. 260).

In lijn met het actieprogramma draagt de bestemming van deze middelen in de jaren 2018–2021 bij aan verminderde nutriëntenbelasting van grond- en oppervlaktewaterkwaliteit, voor zover gerelateerd aan de landbouw. Met name de onderdelen «Communicatie en bewustwording» en «Praktijkontwikkeling op pilotschaal» zullen tevens worden ingezet om het gedachtengoed van de «Visie Landbouw, Natuur en Voedsel» mede vorm te geven.

De inzet staat naast initiatieven en programma’s die onder het topsectorenbeleid of via het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) gefinancierd kunnen worden.

Gelijkwaardigheid alternatieve methode (NIRS) voor de bepaling van de fosfaattoestand (P-AL-getal)

In de beantwoording van de vragen van het lid Futselaar (SP) over het bericht dat de afzet van 1 miljoen kuub mest op het spel staat door een niet-geaccrediteerde analysemethode (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 3121) heb ik uw Kamer gemeld dat ik de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) zou vragen of de gelijkwaardigheid van de door Eurofins gebruikte methode voldoende door Eurofins-Agro is aangetoond. De CDM heeft het door Eurofins-Agro uitgevoerde gelijkwaardigheidsonderzoek betreffende een alternatieve methode (NIRS) voor de bepaling van de fosfaattoestand (P-AL-getal) van de bodem beoordeeld. Op mijn verzoek is beoordeeld of (a) het onderzoek van Eurofins-Agro op een betrouwbare wijze is uitgevoerd, en (b) de gelijkwaardigheid tussen de in bijlage c van de Uitvoeringsregeling beschreven nat-chemische methode en de alternatieve methode van Eurofins-Agro voldoende is aangetoond.

De CDM heeft een aantal experts gevraagd om het gelijkwaardigheidsonderzoek te beoordelen en voornoemde vragen te beantwoorden. Op basis van de beoordelingen van voornoemde experts concludeert de CDM dat (a) het onderzoek van Eurofins-Agro op een betrouwbare wijze is uitgevoerd, en (b) de gelijkwaardigheid tussen de in bijlage c van de Uitvoeringsregeling beschreven nat-chemische methode en de alternatieve methode van Eurofins-Agro voldoende is aangetoond.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven