33 037 Mestbeleid

Nr. 201 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2017

Op 4 april jl. heeft uw Kamer, naar aanleiding van berichtgeving over het syntheserapport van de Evaluatie Meststoffenwet 2016 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), verzocht om nadere informatie over fraude met mest.

Syntheserapport Evaluatie Meststoffenwet 2016

In het syntheserapport Evaluatie Meststoffenwet 2016 signaleert het PBL een verband tussen fraude met de mestboekhouding en de stagnatie in het realiseren van waterkwaliteitsdoelen uit de Kaderrichtlijn Water, die in 2027 gerealiseerd moeten zijn.

Mestfraude speelt zich af in alle schakels van de mestketen en door het hele land. Om over illegale mest te kunnen beschikken wordt gefraudeerd door fictieve afvoer te creëren. De administratief afgevoerde mest wordt in werkelijkheid op het eigen bedrijf of in de directe omgeving aangewend, met overschrijding van de gebruiksnormen als gevolg.

De exacte omvang van de fraude is niet bekend. Door de onjuiste opgaven van de ondernemer is dit administratief verborgen en komt het niet tot uiting in de database van RVO.nl. Over het zuidelijk veehouderijgebied staat in het Syntheserapport van de evaluatie van de Meststoffenwet dat PBL en Wageningen University & Research berekenden dat de overbenutting daar voor stikstof ligt tussen de 104% en 128% en voor fosfaat tussen de 108% en 129%. In het syntheserapport wordt geconcludeerd dat dit te beschouwen is als een bandbreedte voor het vóórkomen van mestfraude.

Het achterblijven van de verbetering van de waterkwaliteit kan voor een deel en slechts in bepaalde gebieden verklaard worden uit mest die boven de wettelijke gebruikersnorm op het land wordt gebracht. Het PBL berekende dat, bij de bovengenoemde overschrijding van de gebruiksnorm, per liter 5 tot 30 milligram extra nitraat in het bovenste grondwater kan uitspoelen. Deze informatie wijst erop dat overschrijding van de gebruiksnorm in samenhang met fraude de oorzaak is dat de waterkwaliteit beperkt verbetert en in sommige gebieden weer verslechtert, ondanks de aanscherping van de gebruiksnormen in de afgelopen jaren.

Voorlopige reactie

Zoals ik in mijn brief van 30 maart jl. aan uw Kamer aan heb gegeven (Kamerstuk 33 037, nr. 193), zal het kabinet op een later moment een reactie op het syntheserapport van het PBL aan uw Kamer doen toekomen. Daarin zal worden ingegaan op de conclusies en aanbevelingen die het PBL in het syntheserapport doet. Daarop vooruitlopend wil ik graag de maatregelen noemen die recent zijn genomen of binnenkort van kracht worden en die ertoe moeten leiden dat de naleving van de mestregelgeving wordt verbeterd. Hierover heb ik uw Kamer in mijn brief van 30 januari 2014 (Kamerstuk 33 037, nr. 85) reeds geïnformeerd.

  • Sinds 1 januari 2016 is een verbeterde registratie van mestopslagen doorgevoerd, waarmee de aan- en afvoer van mest nauwkeuriger gecontroleerd kan worden;

  • alle nieuwe intermediairs die zich aanmelden bij RVO.nl, moeten een Bibob-toets doorlopen om als mestintermediair te mogen opereren;

  • er is een verscherpte aandacht voor aan- en afvoer van dierlijke mest met extreem hoge waarden stikstof en/of fosfaat;

  • sinds 1 januari 2017 moet bij de export van vaste mest het transportmiddel zijn voorzien van AGR/GPS-apparatuur;

  • het wordt per 1 oktober 2017 verplicht om een monster van vaste mest door een onafhankelijk monsternemer te laten nemen om daarmee de kans op fraude bij mestverwerking te verkleinen.

Een aantal van deze maatregelen is zo recent ingevoerd dat het PBL de effecten ervan niet kon meenemen in deze evaluatie van de Meststoffenwet.

Nederland staat voor de opgave om de waterkwaliteit verder te verbeteren. De betrokken sectorpartijen hebben daarbij zelf ook een rol en zullen zelf de naleving moeten verbeteren. Vooral in regio’s waar volgens PBL per liter 5 tot 30 milligram extra nitraat in het bovenste grondwater kan uitspoelen als gevolg van het boven de normen uitrijden van mest, is de inzet van de sector zelf noodzakelijk om het doel om de waterkwaliteit verder te verbeteren te halen.

In het kader van het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarin Nederland een aanpak en een maatregelenpakket moet presenteren om de waterkwaliteitsdoelen te realiseren, kijk ik – in overleg met betrokken partijen – ook nadrukkelijk naar de mogelijkheden om de uitvoering en handhaafbaarheid van de bestaande regelgeving te versterken, naar maatregelen om fraude te ontmoedigen en naar manieren om het draagvlak voor het mestbeleid te vergroten en ook daardoor de naleving te verbeteren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven