33 035 Evaluatie Wet investeren in jongeren

Nr. 1 BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2011

Hierbij bied ik u aan het onderzoeksrapport Evaluatie Wet investeren in jongeren alsmede de bestuurlijke reacties hierop van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Landelijke Cliëntenraad.1

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Per 1 juli 2010 is een overgangscategorie bijstandsgerechtigde jongeren onder de werking van de WIJ gebracht. In de afgelopen twee jaar is onderzocht in hoeverre de WIJ heeft bijgedragen aan het investeren in de arbeidsparticipatie van jongeren. Daarnaast is bezien hoe vorm is gegeven aan de uitvoeringspraktijk van de WIJ en wat de ervaring van jongeren is met de WIJ. Verder is, in vervolg op de brief van de Staatssecretaris van 31 januari 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 30 545, nr. 102) een aantal niet-melders gevraagd naar hun motieven om zich niet te melden.

Het feit dat de evaluatie relatief kort na de inwerkingtreding van de WIJ heeft plaatsgevonden2, heeft ertoe bijgedragen dat geen scherpe resultaten kunnen worden weergegeven van de bijdrage van de WIJ aan het investeren in de arbeidsparticipatie van jongeren. Het beeld van de bijdrage van de WIJ aan het investeren in de arbeidsparticipatie van jongeren kan ook niet los worden gezien van het tegelijk met de WIJ tot stand gekomen Actieplan jeugdwerkloosheid.

Bij de evaluatie is gebleken dat gemeenten meestal nog geen compleet en voor het genereren van beleidsinformatie bruikbaar overzicht hebben van bijvoorbeeld kenmerken van jongeren, de trajecten die zij doorlopen en de afloop daarvan. Voor de wijzigingen van de WWB en de Wet werken naar vermogen moet de registratie bij gemeenten aangepast worden. Het kabinet is met de VNG en Divosa in overleg over een informatiearrangement dat voldoet aan enerzijds de horizontale verantwoording aan gemeenteraden en de ministeriële verantwoordelijkheid voor het stelsel van werk en uitkering; anderzijds aan toegezegde verlichting van uitvraag bij gemeenten. Met het CBS en gemeenten samen zal het kabinet daarbij tevens afspraken maken over de kwaliteit van de aan te leveren gegevens

De belangrijkste uitkomst uit de evaluatie van de WIJ is dat de helft van de gemeenten aangeeft sterker aan te sturen op arbeidsparticipatie, het investeren in jongeren en eigen verantwoordelijkheid van de jongeren. Daarnaast komt uit de evaluatie naar voren, dat gemeenten met het oog op het investeren in jongeren, in sterkere mate de samenwerking hebben gezocht met onderwijsinstellingen en zorgverlenende instanties. Verder blijkt uit de evaluatie dat het merendeel van de gemeenten samenwerkt met werkgevers, hetzij rechtstreeks hetzij via het regionale werkgeversservicepunt op de werkpleinen. Het kabinet vindt dit met het oog op de verhoging van de arbeidsparticipatie van jongeren van essentieel belang. Het kabinet vindt een integrale benadering van de jongeren belangrijk om aldus zoveel mogelijk jongeren naar school of aan het werk te krijgen. Hoewel samenwerking vooral een decentrale verantwoordelijkheid is, zal het kabinet overleg voeren met de VNG en organisaties van onderwijs en hulpverlening, om met hen te bespreken of een gezamenlijke richtlijn voor samenwerking in de regio hierbij behulpzaam kan zijn.

Ook voeren wij intensief overleg met onze collega-bewindslieden van OCW over de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Jongeren zijn over het algemeen positief over de WIJ en hun contacten met gemeenten. Jongeren zien werk en scholing als hun toekomstperspectief.

Na vragen van leden van de VVD- en CDA-fractie is aan uw Kamer toegezegd onderzoek te doen naar niet-melders. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de groep niet-melders zeer divers is en niet per definitie problematisch. De helft bleek in het bezit van een startkwalificatie en tweederde zoekt zelf werk, zonder ondersteuning van de gemeente. Van een afschrikeffect, veroorzaakt door werk of leren voorop te stellen, dat door enkele fracties van de Tweede Kamer bij de invoering van de WIJ werd gevreesd, lijkt geen sprake. Uit de evaluatie komt ook naar voren dat een mentaliteitsverandering van jongeren in dit opzicht merkbaar is. Jongeren moeten principieel zelf hun verantwoordelijkheid nemen om te werken of te leren voor hun toekomst. Op die weg wil het kabinet verder.

Het kabinet is verheugd met deze constateringen, maar vindt het nodig, dat àlle gemeenten inzetten op activering van jongeren, waarbij principieel de eigen verantwoordelijkheid van de jongere voorop moet staan en waarbij eerst de kansen in het onderwijs worden benut. Aandacht voor jongeren als doelgroep is belangrijk, maar houdt ook in dat jongeren aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid bij het zoeken naar een opleiding of werk. Dit onderschrijft de noodzaak van het wetsvoorstel tot wijziging van de WWB en samenvoeging van die wet met de WIJ (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 815, nr. 2) dat aan de Tweede Kamer is aangeboden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2008/09, 31 775, nr. 20.

Naar boven