Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2011
Tijdens het Algemeen Overleg WWB-onderwerpen op 15 december 2010 (kamerstuk 30 545, nr. 101) heb ik, naar aanleiding van vragen van leden van de fracties van CDA en VVD, uw Kamer toegezegd te proberen om bij de evaluatie
van de Wet investeren in jongeren (WIJ) niet-melders te betrekken en uw Kamer hierover te informeren. Met deze brief wil ik
u melden hoe ik aan deze toezegging invulling zal geven.
Niet-melders zijn jongeren die niet werken, niet leren en zich ook niet hebben gemeld bij de gemeente. Wanneer jongeren aanspraak
willen doen op een bijstandsuitkering kunnen zij zich melden bij de gemeente, die hen met de WIJ zal wijzen op het principe
dat zij moeten werken of leren en hen daarom primair begeleiden naar werk.
Via de gegevens van het CBS kan worden berekend dat de groep die geen onderwijs volgt, niet werkt en ook niet bij de gemeente
bekend staat als werkzoekende in 2009 bijna 5 procent vormde van alle jongeren van 18 tot 27 jaar. Deze groep is divers; hieronder
vallen ook pas afgestudeerden, reizende jongeren en jongeren die via een uitzendbureau naar werk zoeken.
Tijdens de parlementaire behandeling van deze wet zijn er door de leden van de fracties CDA, PvdA, GroenLinks, ChristenUnie,
SP en SGP zorgen geuit over de mogelijkheid dat jongeren met de komst van de WIJ afgeschrikt zouden raken doordat de gemeente
hen niet meer primair een uitkering verstrekt, maar hen aan het werk zet danwel werk laat zoeken. Er bestonden dus zorgen
over een mogelijke toename van de niet-melders.
In de visie van de regering ligt de verantwoordelijkheid voor participatie in de maatschappij in de eerste plaats bij de jongere
zelf. De gemeente kan jongeren, die zich niet melden bij de gemeente, maar eigenlijk toch in verband met maatschappelijke
problemen in beeld zouden moeten zijn, in beeld krijgen via bestandskoppelingen met een groot aantal (onderwijs)gegevens. Per januari 2011 zijn drie wetswijzigingen in werking getreden om de uitwisseling van gegevens op dit punt verder
te vergemakkelijken. Ook heeft mijn voorganger een brochure beschikbaar gesteld voor gemeenten van goede voorbeelden om niet-melders
in beeld te krijgen en indien nodig te activeren. Deze voorbeelden zijn door middel van een bijeenkomst in januari van dit
jaar actief onder de aandacht gebracht bij gemeenten. Een tweede bijeenkomst vindt plaats in februari van dit jaar.
Ik zal niet-melders betrekken bij de evaluatie van de WIJ door een onderzoeksbureau bij een of twee gemeente(n) op zoek te
laten gaan naar niet-melders en hen via diepte-interviews te vragen naar hun motieven om zich niet bij de gemeente te melden.
Tot slot merk ik op dat in het kader van de evaluatie WIJ ook onderzoek wordt verricht naar de uitvoeringspraktijk van de
WIJ onder gemeenten. Dit onderzoek onder gemeenten richt zich onder meer op de vraag welke activiteiten gemeenten ontplooien
richting jongeren die zich niet melden voor een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. Verder wordt ook onderzoek verricht
naar de ervaringen van jongeren die zich wel hebben gemeld bij de gemeente in het kader van de WIJ.
Voor 1 oktober 2011 is de evaluatie van de WIJ gereed en zal ik uw Kamer hierover informeren.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom