33 033 Wapen en munitiebezit

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2011

In mijn brief van 11 juli jl. (Kamerstuk 32 739, nr. 2) heb ik aangekondigd dat bij alle regionale politiekorpsen een extra screening van wapenverloven zal plaatsvinden om uit te kunnen sluiten dat bij beoordelingen van verlofaanvragen bij de korpsen beschikbare informatie buiten beschouwing is gelaten. Vervolgens heb ik in mijn beleidsreactie van 27 oktober jl. (Kamerstuk 33 033, nr. 2) toegezegd u medio november het resultaat van de screening te doen toekomen. De screening is thans bij alle korpsen afgerond en heeft in 25 gevallen geleid tot bestuurlijk ingrijpen in de vorm van intrekken van het wapenverlof en inbewaringneming van een vuurwapen vanwege vrees voor misbruik.

Op basis van risico-indicatoren zijn alle gevallen waarin de voor de politie beschikbare informatie zoals mutaties met betrekking tot

assistentieverlening, antecedenten en geestelijke gesteldheid van de

(aspirant)verlofhouder, aanleiding zou geven tot vrees voor misbruik, tegen het licht gehouden. De screening betreft niet alleen de wapenverlofhouders voor de schietsport, maar eveneens houders van een jachtakte, in totaal zo’n 70 000 vuurwapenverloven. In deze 25 gevallen zijn ook die zaken meegeteld, die anders bij de jaarlijkse de door de Circulaire Wapens en Munitie voorgeschreven screening van verlofhouders op basis van nieuwe informatie die in dat jaar is binnengekomen, zou hebben geleid tot intrekking van het verlof. Zoals de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapportage opmerkt wordt jaarlijks op reguliere wijze 0,3% van de wapenverloven geweigerd of ingetrokken. In dit geval heeft de aanvullende screening derhalve geleid tot een vervroegd opleggen van een bestuurlijke maatregel.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven