33 019 Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep en aanpassingen van meer technische aard

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 29 mei 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van een aantal opmerkingen en het stellen van een aantal vragen.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat een wijziging van de Mediawet 2008 behelst. Zij willen de regering de volgende vragen stellen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsontwerp. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor de Wijziging van de Mediawet 2008. Dit voorstel beoogt een verlaging van de rijksmediabijdrage en de opheffing van de Wereldomroep als publieke media-instelling. De leden van de fractie van D66 ondersteunen het voorstel in algemene zin en onderkennen dat ook bezuinigingen op de publieke omroep noodzakelijk zijn. Niettemin is een zorgvuldige behandeling en een kritische opstelling geboden bij besluitvorming over de onafhankelijke journalistiek en informatievoorziening.

Bezuinigingen publieke omroep

De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling geconstateerd dat de regering – afgezien van de bezuiniging op de Wereldomroep – geen onderbouwing geeft van de bezuiniging op de publieke omroep. Het is de leden van de PvdA-fractie bekend dat de regering voornemens is met een wetsvoorstel te komen waarin de taak en de organisatie van de publieke omroep wordt geregeld. Kunnen deze leden ervan uitgaan dat dit wetsvoorstel de onderbouwing van de € 200 miljoen bezuiniging zal leveren? En kan de regering aangeven wanneer de Eerste Kamer dat wetsvoorstel tegemoet kan zien?

In de eerste plaats constateren de leden van de CDA-fractie dat met het voorliggend wetsontwerp de bezuiniging op de omroep uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte wordt gerealiseerd. Om de bezuinigingen te implementeren, en met name de nieuwe samenwerkingsvormen en eventuele fusies tussen de omroeporganisaties mogelijk te maken, is echter nog een verdere aanpassing van de Mediawet nodig. De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering wat de gevolgen zijn indien deze nadere wet later of niet tot stand komt. Is het ook mogelijk de bezuiniging op een andere manier te realiseren, en zo ja welke?

In de Tweede Kamer is naar aanleiding van het onderhavige wetsontwerp de nodige discussie over de verhoging van de minimumcontributie gevoerd. Voor de leden van de CDA-fractie is in dit kader vooral de vraag interessant waarom voor jongeren van 25 jaar of jonger een uitzondering op de minimumcontributie van € 15,- is gemaakt. Graag krijgen zij nog eens toegelicht waarom de regering voor deze groep deze reductie noodzakelijk vindt, met name ook in de huidige financieel-economische omstandigheden, waarbij verschillende categorieën burgers wel voor hogere bijdragen worden aangesproken. Ook is hen niet duidelijk waarom de leeftijdsgrens op 25 jaar en jonger is bepaald; daarmee lijkt een grote groep jongeren die al over inkomen kan beschikken, onder de kortingsregeling te vallen. Ten opzichte van ouderen, die bij voorbeeld alleen AOW hebben, lijkt dit een onevenwichtige maatregel. Ook op deze punten krijgen zij graag een nadere toelichting.

De leden van D66 kunnen zich vinden in de bezuiniging op de publieke omroep, maar erkennen ook dat deze bezuiniging fors is. De publieke omroep heeft als taak een platform te zijn voor pluriforme programmering. In het licht van dit bezuinigingsvoorstel baart de continuering van deze taak deze leden lichtelijk zorgen. De leden van deze fractie zijn echter wel van mening dat de publieke omroep door deze bezuiniging keuzes dient te maken om nog aan die pluriforme programmering te kunnen voldoen. Het biedt echter ook een kans om opnieuw de programmering te beoordelen; volgens D66 zou de publieke omroep zich meer moeten gaan richten op nieuwsvoorziening en achtergronden van het nieuws, cultuur en in beperkte mate amusement, en zich bij het laatste onderscheiden van het aanbod van de commerciële omroep. Deze leden vernemen graag van de minister in hoeverre zij denkt dat de publieke omroep met de verlaging van het mediabudget nog steeds kan voorzien in een pluriforme programmering. Kan de minister deze leden overigens informeren over de plannen tot samenwerking dan wel nadere fusies van de bestaande omroepen?

Wereldomroep

De Wereldomroep behoudt de taak om in landen met een informatieachterstand in onafhankelijke informatie te voorzien. Momenteel is dat een in de Mediawet vastgelegde taak. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat de reden is dat zij voorstelt deze taak uit de wet te schrappen, terwijl de taak blijft bestaan en de wettelijke bescherming van onafhankelijke berichtgeving relevant blijft.

Hiermee samenhangend vragen de leden van de PvdA-fractie tevens waarom de regering ervoor heeft gekozen de Wereldomroep onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken te brengen in plaats van de omroep onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te laten. Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat alle andere manieren om de onafhankelijkheid van de Wereldomroep te borgen dan wettelijk een lager beschermingsnivo bieden en daarmee ongewenst zijn?

Het is de leden van de CDA-fractie opgevallen dat in de wet wordt vastgelegd dat de Wereldomroep onafhankelijk opereert. Dat is voor een journalistieke organisatie terecht, maar niettemin is wel degelijk denkbaar dat ook een inhoudelijke normstelling voor de Wereldomroep in de wet wordt vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan het opdragen van een evenwichtige, objectieve berichtgeving, en het respecteren van journalistieke principes zoals hoor en wederhoor. Graag vernemen deze leden van de regering waarom van het opnemen van een dergelijke normstelling is afgezien. Het is uiteraard denkbaar dat die normstelling alsnog via de subsidierelatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ingebracht, bij voorbeeld in de subsidievoorwaarden, maar juist bij een journalistieke organisatie zou een wettelijke verankering te verkiezen zijn, zo menen deze leden.

De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in de beslissing om de wettelijke taken van de Wereldomroep te beëindigen. Verschillende media, zoals internet hebben de toegang tot informatie dusdanig vergroot dat taken van de Wereldomroep voor het overgrote deel overbodig worden. Er zijn echter landen met een informatieachterstand waarvoor de Wereldomroep een belangrijke rol heeft in de verstrekking van onafhankelijke informatie. Volgens de memorie van toelichting zal voortaan het ministerie van Buitenlandse Zaken een van de kerntaken van de Wereldomroep, het verspreiden van het vrije woord, laten aansluiten op zijn eigen voorzieningen ter bevordering van het vrije woord en daarmee wordt de Wereldomroep een taakorganisatie van het ministerie. De Raad van State is kritisch over de waarborging van onafhankelijke journalistiek door de tot stand te brengen subsidierelatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken. De leden van D66 delen de opvatting van de Raad van State. Met de wijziging van de mediawet vervalt de status van de Wereldomroep en verliest de omroep zijn wettelijke bescherming. Kan de minister garanderen dat het voorzien in onafhankelijke informatie in landen met een informatieachterstand, gecontinueerd wordt en daadwerkelijk onafhankelijk wordt uitgevoerd wanneer deze taak onder het ministerie van Buitenlandse Zaken zal vallen? Op welke wijze is dit gewaarborgd?

Nederlandstalige overzeese gebieden en elders

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering kan toelichten wat zij bedoelt met de toezegging van de minister dat er een voorziening zal worden getroffen voor het Nederlandse media-aanbod in het Caribische gebied.

Ten aanzien van de veranderingen met betrekking tot de Wereldomroep vragen de leden van de CDA-fractie op welke gebieden in de wereld de Wereldomroep zich met name zal richten bij de verspreiding van het vrije woord. Zijn dat gebieden die een bijzondere betekenis voor Nederland hebben, en of gebieden waar nog een redelijke kennis van de Nederlandse taal aanwezig is, zoals Indonesië, het Caribische gebied, Suriname of Zuid-Afrika? En, kan de regering via de subsidievoorwaarden in de toekomst invloed uitoefenen op deze keuze?

Volgens de minister is het nog onduidelijk hoe het Nederlandstalige media-aanbod vorm gaat krijgen in de overzeese gebieden. Op de BES-eilanden en de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) vervult de Wereldomroep een belangrijke journalistieke functie door dit gebied van onafhankelijke informatie uit Nederland en van de eilanden onderling te voorzien. De minister geeft aan dat het nog onduidelijk is hoe het Nederlandstalige media-aanbod vorm gaat krijgen in het Caribische gebied binnen het Koninkrijk. De minister heeft de raad van bestuur van de NPO gevraagd om in overleg met de Wereldomroep met een voorstel te komen. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat juiste informatieverstrekking van groot belang is, ook voor de waarborging van de democratie en daarom dringen deze leden bij de minister aan op een spoedige ontwikkeling van een voorstel. Wanneer kunnen zij dit tegemoet zien? Acht de minister het ook nog relevant om andere Nederlandstalige gebieden te bedienen zoals Suriname? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Ten slotte, in afwachting van een vervolg op het Nederlandstalige media-aanbod in het Caribische gebied, vinden deze leden het belangrijk dat de effecten van het vervallen van de Wereldomroep in deze regio worden gemeten. Naast het alternatieve voorstel vragen deze leden of de minister ook voornemens is om een evaluatiemoment in te plannen waarop gemeten kan worden wat het effect is van het wegvallen van de Wereldomroep op de onafhankelijke informatieverstrekking in het Caribische gebied.

Mogelijke strijdigheid met Europees recht

Bij amendement (TK 33 019, nr. 9) zijn in het wetsontwerp bepalingen opgenomen waarmee de bescherming van de programmagegevens van de publieke omroep komt te vervallen. Op grond van het amendement moet echter door gebruikers wel betaald worden voor deze gegevens. Een recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie lijkt erop te duiden dat deze vergoeding in strijd is met het Europees recht, in het bijzonder de Databankenrichtlijn. Op grond hiervan zou de wet aangepast moeten worden, c.q. zouden de bepalingen over de vergoeding buiten toepassing moeten blijven. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie de opvatting van de regering op dit punt.

De leden van de commissie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Flierman

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL) (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV) en Frijters-Klijnen (PVV).

Naar boven