33 009 Innovatiebeleid

Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2021

Op 7 oktober 2020 heeft de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) op verzoek van uw Kamer het advies «Beter van start – De sleutel tot doorgroei van kennisintensieve startups» uitgebracht (Kamerstukken 31 288 en 32 637, nr. 880). Hierin adviseert de AWTI over het wegnemen van hindernissen zodat meer (kennisintensieve) startups doorgroeien naar levensvatbare bedrijven. Over dit advies is op 10 december 2020 door uw Kamer een technische briefing georganiseerd. In het Schriftelijk Overleg Ruimtevaart en Innovatie van maandag 11 januari 2021 heeft uw Kamer ons verzocht om een beleidsreactie op dit AWTI-advies. In deze brief zullen wij ingaan op het advies van de AWTI en zullen wij tevens ingaan op de vragen die de fracties van CDA, D66 en GroenLinks tijdens dit Schriftelijk Overleg hierover hebben gesteld.1

1. Het belang van kennisintensieve startups

Succesvolle startups en scale-ups dragen sterk bij aan de innovatiekracht van Nederland, jagen de productiviteitsgroei aan en creëren veel werkgelegenheid. Startups en scale-ups zijn daarmee van belang voor onze concurrentiepositie en voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland.2 Daarnaast dragen startups en scale-ups bij aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Ten minste 37% van de Nederlandse startups werkt aan een oplossing voor een maatschappelijke uitdaging.3 Daarnaast hebben de oplossingen van startups en scale-ups tijdens de huidige COVID-19 crisis hun waarde bewezen. Voorbeelden hiervan zijn medische startups en scale-ups die beademingsapparatuur en desinfectieapparatuur maken.

Een klein deel van de Nederlandse startups is een kennisintensieve startup. Dit zijn volgens de AWTI bedrijven waarbij kennis de basis vormt van het competitieve voordeel. Veel kennisintensieve startups komen voort uit een kennisinstelling of hebben een relatie met een kennisinstelling. Volgens de OECD is 13% van de Nederlandse startups een academische startup.4 In dit onderzoek is een academische startup gedefinieerd als een startup die door een onderzoeker, PhD of student is opgericht vanuit een universiteit of andere publieke onderzoeksinstelling. Een belangrijk onderdeel hiervan zijn de kennisintensieve startups gebaseerd op kennis die binnen een kennisinstelling is ontwikkeld. Dit zijn de spin-offs.

Deze kennisintensieve startups en scale-ups doen aan R&D en werken aan baanbrekende oplossingen. Deze startups zijn hiermee cruciaal in het ontwikkelen en vermarkten van nieuwe technologieën, zoals sleuteltechnologieën. De kennisintensieve startups zijn de startups met de grootste economische en maatschappelijke potentie. Tevens zijn ze van groot belang van onze strategische autonomie.

Startups en scale-ups zijn cruciaal voor een krachtig economisch herstel. Het is daarom van belang dat startups en scale-ups de ruimte krijgen om door te groeien tot innovatieve koplopers. Dat vraagt om een kabinetsbeleid dat gericht is op versterking van het ecosysteem voor startups en scale-ups. Het kabinet heeft binnen het startupbeleid oog voor bevorderen van valorisatie en het stimuleren van ondernemerschap binnen de kennisinstellingen. Deze opgaven zijn voor alle kennisinstellingen van belang, aangezien kennisintensieve startups kunnen voortkomen uit universiteiten, hogescholen en kennisinstituten zoals toegepaste kennisinstellingen. Wij zien het AWTI advies als waardevol omdat het bijdraagt aan de discussie over verdere verbetering van het ecosysteem voor kennisintensieve startups en scale-ups en daar ideeën voor aanreikt. Het laat zien dat er nog te weinig kennisintensieve startups ontstaan en dat doorgroei niet vanzelfsprekend is. Gegeven de ambitie van Nederland om tot wereldtop te behoren als kennisland liggen hier nog belangrijke opgaven voor de toekomst.

2. De belemmeringen voor doorgroei van kennisintensieve startups en aanbevelingen om doorgroei te bevorderen

De AWTI identificeert in haar advies vier belemmeringen voor doorgroei van kennisintensieve startups. Ten eerste staan kennisintensieve startups vaak ver van de markt en hebben zij te vaak een team waarin de noodzakelijke ondernemerschapsvaardigheden ontbreken. Hierdoor duurt de zoektocht naar een rendabel bedrijfsmodel lang. Ten tweede constateert de AWTI dat bij veel kennisintensieve startups de ambitie(s) op termijn verwateren, waardoor ze te weinig internationaal gericht zijn en zich te weinig inzetten om de beste mensen aan te trekken. Een van de oorzaken is dat de waardering voor succesvol ondernemerschap binnen Nederlandse kennisinstellingen te laag is. Ten derde kan ondersteuning aan kennisintensieve startups in de startfase – zoals IP ondersteuning – de groei in de latere fase belemmeren. De afspraken met kennisinstellingen kunnen in een later stadium knellen. Ook kan de regionale ondersteuning verhinderen dat bedrijven binnen Nederland de beste vestigingslocatie kiezen. Tot slot schiet de financiering tekort. Investeerders zijn onvoldoende toegesneden op kennisintensieve bedrijven en daarnaast zijn grote pakketten aan groeifinanciering schaars. Op basis van deze knelpunten doet de AWTI in haar advies zes aanbevelingen:

a) Zorg voor duidelijkheid over de rol van kennisinstellingen.

Maak als overheid duidelijk wat er verwacht wordt van kennisinstellingen ten aanzien van valorisatie via startups. Deze opdracht aan kennisinstellingen zou volgens de AWTI moeten zijn:

  • Streef naar maximale maatschappelijke impact van kennis op de lange termijn.

  • Richt de ondersteuning van een startup dan ook op maximale kans op doorgroei.

  • Maak afspraken met de startup die doorgroei bevorderen (zie ook aanbeveling 5).

  • Kies een beperkt aantal thema’s waarop de instelling zich profileert ook via startups.

  • Weeg goed af of een startup de juiste route is om bepaalde kennis te valoriseren.

b) Kijk voorbij de regio voor doorgroei naar kennisintensieve scale-ups.

De omgeving van scale-ups gaat voorbij aan de regio en moet een (inter)nationaal bereik hebben. Besteed daarom aandacht aan de ontwikkeling van een (inter)nationale scale-up-omgeving met optimale voorwaarden voor doorgroei en zorg voor daarbij voor een goede aansluiting op de veelal regionale ecosystemen. Erken hiermee variatie en de kracht van specifieke regio’s, maar voorkom onnodige concurrentie binnen Nederland.

c) Versterk de mix van vaardigheden in teams van kennisintensieve startups.

Versterk met name de commerciële en bedrijfskundige kennis en ervaring in de teams. De overheid kan hier in regelingen indirect op sturen. De kennisinstellingen en incubators kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van ondernemerschapsvaardigheden. Daarnaast kunnen ervaren ondernemers als teamlid en/of adviseurs complementaire kennis en ervaring meebrengen.

d) Help startups de ambitie hoog te houden.

Zorg daarom voor een omgeving die kennisintensieve startups prikkelt om de ambitie hoog in te zetten en te houden. Biedt startups alle ruimte om internationaal talent aan te trekken en maak het uitbetalen van loon in aandelen aantrekkelijker.

e) Zorg voor afspraken met de kennisinstellingen die perspectief bieden op doorgroei.

Zorg voor heldere afspraken over het gebruik van intellectueel eigendom van een kennisinstelling die de doorgroei van de startup niet onnodig belemmeren. Zorg daarvoor voor een gebalanceerde modelovereenkomst voor het gebruik van intellectuele eigendom. Daarnaast moet de kennisinstelling geen stemhebbend aandelenbelang nemen in een startup. Voorkomen moet worden dat de rol van de kennisinstelling een barrière vormt voor doorgroei, bijvoorbeeld doordat een rol als aandeelhouder in een volgende fase investeerders afschrikt.

f) Verbeter de financieringsmarkt voor doorgroei van kennisintensieve startups.

Een goed-functionerende financieringsmarkt is cruciaal voor de doorgroei. Dit kan door te zorgen dat (potentiële) financiers beter zijn toegesneden op de specifieke omstandigheden van kennisintensieve startups en scale-ups en door te zorgen dat er meer grotere «pakketten» aan financiering beschikbaar komen voor de doorgroei naar kennisintensieve scale-ups.

3. Beleidsreactie

Het kabinet onderschrijft het belang van kennisintensieve startups. De doorgroei van jonge kennisintensieve bedrijven is cruciaal voor onze economie van morgen en voor het oplossen van de maatschappelijke uitdagingen, zoals de energietransitie. Deze jonge intensieve bedrijven zijn van groot belang voor een krachtig herstel na de COVID-19-crisis.

Het kabinet zet daarom in op aantrekkelijk ondernemersklimaat voor jonge kennisintensieve bedrijven. Het startup en scale-up beleid wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de toegang tot kapitaal, talent, kennis, netwerken & markten en de overheid.5 Het kabinet beoogt hiermee de doorgroei van startups en scale-ups te bevorderen. Binnen de aanpak van het kabinet vervult Techleap de rol als aanjager door het verbinden en activeren van regionale en nationale partijen. In het buitenland signaleert Techleap kansen voor het aantrekken van internationale partijen, ondersteunt ze innovatieve ondernemingen bij opschaling en draagt ze bij aan de promotie van Nederland. Hierbij wordt intensief samengewerkt met de NFIA, The Netherlands Point of Entry (RVO.nl – Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en het postennetwerk. In aansluiting hierop heeft het kabinet een strategie ontwikkeld voor het versterken van onderzoeks- en innovatie ecosystemen.6

We zien dat het ondernemersklimaat voor startups en scale-ups de laatste jaren verbeterd is.7 Tevens zien we dat de universiteiten er steeds meer werk van maken om hun ambities op het gebied van kennisoverdracht, valorisatie en ondernemerschap vorm te geven. Ook kennisinstituten zoals de toegepaste kennisinstellingen en hogescholen werken hier actief aan. Dit neemt niet weg dat er nog steeds veel ruimte bestaat om het ondernemersklimaat voor jonge kennisintensieve bedrijven verder te verbeteren. Het blijft immers de ambitie van het kabinet dat Nederland zich ontwikkelt tot het meest aantrekkelijke ecosysteem voor startups en scale-ups in Europa en daarvoor is extra inzet nodig. De aanbevelingen van de AWTI zijn in dat licht waardevol. Wij zullen hieronder reageren op de specifieke aanbevelingen.

a. Zorg voor duidelijkheid over de rol van kennisinstellingen

De AWTI stelt dat de overheid richting kennisinstelling moet aangeven wat er verwacht wordt van kennisinstellingen ten aanzien van valorisatie via startups. In de beleidsreactie op de evaluatie van het valorisatieprogramma uit 2018 hebben wij aangegeven dat het in de eerste plaats aan de kennisinstellingen en de regio’s is om hun ambities op het gebied van valorisatie concreet te maken en het initiatief te nemen om valorisatie inhoudelijk, bestuurlijk en financieel te ondersteunen.8 Wij zien dat kennisinstellingen dit voortvarend hebben opgepakt. Dit blijkt onder andere uit de strategie «valorisatie met hoge ambitie» van de VSNU en de NFU9 en het digitale evenement Impact2021! dat de VSNU, NFU, OCW en EZK gezamenlijk hebben georganiseerd. Ook binnen TO2-instellingen en hogescholen zien wij dat de aandacht voor valorisatie en doorwerking is toegenomen. Tegelijkertijd blijven er knelpunten bestaan o.a. op het gebied van de financiering van valorisatie-activiteiten.10 Valorisatieactiviteiten zijn voor kennisinstellingen zelf verlieslatend, waardoor de investeringen hierin achterblijven. De kenniscoalitie11 brengt de knelpunten voor valorisatie goed in beeld in haar investeringsagenda en pleit voor additionele investeringen in valorisatiefaciliteiten van universiteiten, universitaire medische centra, hogescholen en toegepaste onderzoeksinstellingen.12 Het is aan het volgende kabinet om te bepalen of en hoe er een impuls kan worden gegeven aan de valorisatie-structuren.

b. Kijk voorbij de regio voor doorgroei naar kennisintensieve scale-ups

De AWTI adviseert om bij de ondersteuning van kennisintensieve startups voorbij de regio te kijken. Binnen veel regionale ecosystemen hebben campussen, fieldlabs en regionale netwerken een spilfunctie.13 Samen met de regio ondersteunen we innovatieve kennisontwikkelingen in de regio via instrumenten als de MIT regeling en de gezamenlijke Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Tevens is de regeling Vroegefasefinanciering begin dit jaar regionaal verankerd om nog beter in te kunnen spelen op de kracht van regionale ecosystemen.14 Voor verdere doorgroei van scale-ups zijn ook verbindingen buiten deze regio’s van belang. Het kabinet helpt scale ups met netwerken buiten de regio bijvoorbeeld voor het door ontwikkelen van kennis en het vinden van financiering.

Het kabinet stimuleert de bovenregionale valorisatiesamenwerking met de Thematische Technology Transfer regeling (TTT-regeling). Deze regeling stimuleert dat meer relevante kennis gebundeld en gezamenlijk gevaloriseerd wordt. Hiermee wordt gestimuleerd dat samenwerkende onderzoeksorganisaties gezamenlijk kennisoverdracht voor met name nieuwe startups organiseren binnen een zelf gekozen thema. Doordat deze startups toegang hebben tot het gezamenlijke thematische netwerk van de samenwerkende onderzoeksorganisaties, kennen zij naar verwachting ook vanaf hun vroegste fase een sterkere landelijke of zelfs internationale focus, dan wanneer zij voor hun kennis van één onderzoeksorganisatie afhankelijk zouden zijn. Bovendien is de verwachting dat zij op termijn eenvoudiger private investeringen aan kunnen trekken, omdat zij onderdeel uitmaken van een nationaal ecosysteem, waarmee (meer) private financiers bekend zijn.

Op termijn moet deze regio-overstijgende samenwerking vanzelfsprekend worden, zodat landelijke (gezamenlijke) thematische valorisatie de norm wordt ten behoeve van kennisintensieve startups en scale-ups. Landelijke valorisatienetwerken met een thematische specialisatie hebben immers een grote meerwaarde voor startups. Private investeerders werken vaak al via thematische fondsen, zodat niet alleen geld maar ook gevalideerd advies over markt- en productontwikkeling en een relevant netwerk samenkomen. Voor ondersteuning van startups in de vroegste fase is het goed om deze werkwijze te adopteren maar daarvoor is het inderdaad nodig om voorbij de regio te kijken naar schaalvoordelen op bepaalde thema’s.

Daarnaast werkt Invest-NL nauw samen met de ROM’s voor de financiering van kennisintensieve scale-ups. Periodiek is er overleg over de financiering van en de doorgroei van MKB bedrijven. Hierbij wordt er voor de doorgroei naar kennisintensieve scale-ups bovenregionaal samengewerkt.

c. Versterk de mix van vaardigheden in teams van kennisintensieve startups

De AWTI adviseert om de mix van vaardigheden in teams van kennisintensieve startups te versterken, en stelt dat de overheid hier in regelingen indirect op kan sturen. Startups met diverse teams met een mix van vaardigheden zijn succesvoller. Binnen zowel de financieringsregelingen als de innovatieregelingen – zoals de regeling Vroegefasefinanciering en het Innovatiekrediet – wordt de mix van vaardigheden van teams al in de beoordeling betrokken. Daarnaast is bij co-investeringsregelingen, zoals de Seed Capital Regeling, de samenstelling van het team een belangrijk onderdeel van de investeringsbeslissing van de private fondsen en RVO.nl. Tot slot zetten wij in op het borgen van diversiteit in het investeringsbeleid van de financieringsinstrumenten, om zo ook de mix van vaardigheden in teams te versterken.15

d. Help startups de ambitie hoog te houden

De AWTI adviseert om een ambitieuze omgeving voor startups te creëren, bijvoorbeeld door het uitbetalen van loon in aandelen voor startups aantrekkelijker te maken en door ruimte te bieden om internationaal talent aan te trekken. Voor startups is het essentieel om voldoende werknemers met de juiste – vaak schaarse expertise – aan zich te binden. De aanbevelingen worden daarom van harte ondersteund door het kabinet.

Om het loon in aandelen voor startups en scale-ups aantrekkelijker te maken wordt op dit moment met Techleap en experts uit het veld gewerkt aan een nieuwe regeling in het Belastingplan 2022 om het heffingsmoment van aandelenoptierechten te verbeteren. Het is de bedoeling om hiermee aan te sluiten naar een moment waarop er liquide middelen voorhanden zijn of kunnen zijn om de verschuldigde belasting te voldoen. De maatregel moet ingaan per 1 januari 2022. Hiermee wordt Nederland aantrekkelijker voor het aantrekken en behouden van gekwalificeerd personeel dat voor een Nederlandse startup of scale-up gaat werken.

Daarnaast wordt er meer ruimte geboden aan startups om internationaal talent aan te trekken. Voor de realisatie van de reeds aangekondigde verblijfsregeling voor essentieel startup personeel worden momenteel de laatste stappen gezet in het benodigde wetgevingstraject.16 Hiermee wordt het voor startende, innovatieve bedrijven mogelijk om essentieel personeel uit derde landen aan te nemen tegen een verlaagd salariscriterium in combinatie met een vorm van medewerkersparticipatie. Op deze manier wordt aansluiting gezocht bij de gangbare manier van binden en belonen van talent door startups.

Tevens werkt het Kabinet samen met regionale en nationale partners aan de positionering van Nederland als aantrekkelijk vestigingsland voor internationaal talent in loondienst, om daarmee de bekendheid van Nederlandse jonge innovatieve ondernemingen onder potentiële werknemers te vergroten. De acties zijn gericht op kennismigranten die de vaardigheden hebben om in te spelen op economische kansen en maatschappelijke uitdagingen, waaronder de energietransitie, digitalisering en de (door)ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Er wordt reeds ingezet op de positionering van het Nederlandse tech-ecosysteem en startups bij internationale topuniversiteiten en op nationale en internationale events en carrièrebeurzen. Verder wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een informatie- en landingspagina en een «Netherlands Branding» campagne gericht op het aantrekken en behoud van internationale kennismigranten. Deze zullen in de eerste helft van 2021 door The Netherlands Point of Entry – onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – worden gelanceerd.

Het hoog houden van de ambitie bij ondernemende onderzoekers wordt ook gestimuleerd door deelname aan internationale netwerken en events en door deelname aan groeiprogramma’s. Daarom organiseren de VSNU, NFU, Techleap en ACTI gezamenlijk de Academic Startup Competitie, waarmee zij de beste 10 academische startups van Nederland selecteren. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ondersteunt de Academic Startup Competitie met een groeiprogramma voor de 10 winnaars dat wordt georganiseerd door het Consulaat-Generaal in San Francisco. Tevens zal de VSNU samen met Techleap en met steun van de NWO eind dit jaar starten met een pre-pilot voor de Faculty of Impact. Dit programma is gebaseerd op het succesvolle Amerikaanse Cyclotron Road programma. Dit is een programma waarbij promovendi worden ondersteund bij het opbouwen van een bedrijf op basis van onderzoek. Dit programma is er voor proposities met grote economische en maatschappelijke waarde en tegelijkertijd een groot technisch en marktrisico.

Tot slot zet Techleap in op het creëren van een ambitieuze omgeving voor ondernemers met het RISE en het SHINE programma. In deze programma’s delen Nederlandse scale-ups hun groeivraagstukken met elkaar en leren van elkaars ervaringen. Daarnaast wordt door Techleap ingezet op het beschikbaar stellen van informatie over buitenlandse markten en een netwerk van experts in voor startups belangrijke buitenlandse markten.

e. Zorg voor afspraken met de kennisinstellingen die perspectief bieden op doorgroei.

De AWTI adviseert om ten aanzien van het gebruik van intellectueel eigendom van kennisinstellingen door startups heldere afspraken te maken die perspectief bieden op doorgroei. In gevallen waar een kennisinstelling betrokken is bij het ontwikkelen van deze kennis, zijn heldere afspraken tussen betrokken partijen nodig over het intellectueel eigendom en aandelenbelangen. In dit kader hebben de VSNU, NFU, KNAW en NWO in de periode 2016–2018 zelfbindende uitgangspunten in richtsnoeren gepubliceerd. In september 2020 is hier een «Addendum Richtsnoer IER en studenten» (Bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 877) vanuit de VSNU/NFU aan toegevoegd om duidelijkheid te geven wie wanneer eigenaar is van intellectuele eigendomsrechten. Inmiddels is er een aantal onafhankelijke juridische experts om studenten advies te geven bij vragen over intellectueel eigendom. Deze experts zijn leden van de Vereniging voor Intellectuele Eigendom (VIE) en zijn voor studenten beschikbaar via Dutch Students for Entrepreneurship (DutchSE) in samenwerking met Octrooicentrum Nederland (onderdeel RVO.nl).

Wij willen er voor zorgen dat de opstellers van de bestaande richtsnoeren een beter beeld krijgen van de problematiek die in het AWTI-advies naar voren komt. Daarom zullen wij de voorzitters van het VSNU/NFU landelijk KTO-overleg, bij welk overleg ook de KNAW, TO2 en NWO zijn aangesloten, verzoeken om het gesprek aan te gaan met kennisintensieve startups en partijen die de belangen van startups (kunnen) vertegenwoordigen zoals Techleap, incubators en investeerders. Met alle partijen aan tafel kan worden beoordeeld waar de kansen voor verbetering liggen in relatie tot intellectueel eigendom en aandelenbelang, zodat de afspraken die worden gemaakt de doorgroei van kennisintensieve startups niet belemmeren en juist zo veel mogelijk stimuleren.

f. Verbeter de financieringsmarkt voor doorgroei van kennisintensieve startups.

De AWTI adviseert om de financieringsmarkt voor doorgroei van kennisintensieve startups te verbeteren. Het kabinet onderschrijft dat het belangrijk is dat startups en scale-ups tijdens hun gehele groeiperiode toegang hebben tot financiering. Het beleid hierop is de afgelopen jaren geïntensiveerd. Voor startups en scale-ups zijn bijvoorbeeld de (aangepaste) regeling Vroegefasefinanciering inclusief het take-off programma, SEED capital regeling en DVI beschikbaar en daarnaast kunnen ze voor overheidsfinanciering terecht bij de ROM’s en Invest-NL. Voor alle overheidsinterventies geldt dat deze adaptief dienen te zijn aan marktontwikkelingen en niet mogen leiden tot «crowding out» van privaat kapitaal.

Om de toegang tot kapitaal te verbeteren heeft het kabinet samen met Invest-NL een pakket aan maatregelen voor de verdere ondersteuning van start- en scale-ups aangekondigd. Hiervoor hebben Invest-NL en het kabinet beide € 250 miljoen beschikbaar gemaakt, in totaal € 500 mln.17 Dit pakket bestaat uit de volgende maatregelen: 1) het Dutch Future Fund (DFF) om te voorzien in de behoefte aan «grote tickets» voor Nederlandse scale-ups generiek 2) het Deep Tech Fund om kennisintensieve start- en scale-ups te ondersteunen en internationale concurrentiepositie voor Nederland te beschermen, 3) Een fonds om de toegang tot alternatieve financiering te verbeteren.

In de brief van 21 april 2021 is uw kamer hierover verder geïnformeerd.18 Het DFF is reeds operationeel en investeert in risicokapitaalfondsen zodat via die investeringsfondsen de beschikbare hoeveelheid kapitaal voor Nederlandse scale-ups wordt vergroot. De beoogde startdatum voor het nog nader uit te werken Deeptech Fonds is in het derde kwartaal van dit jaar. Met dit fonds zullen investeringen worden gedaan in startups en scale-ups met innovatieve complexe technologie, die zowel kennis als kapitaalintensief zijn. Tot slot zal het fonds voor alternatieve financiers naar verwachting in het tweede kwartaal van start gaan. Met deze initiatieven wordt in aansluiting op de aanbevelingen van de AWTI de toegang tot kapitaal voor (kennisintensieve) startups en scale-ups verbeterd.

Daarnaast zal de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voor de zomer reageren op de motie van de leden Wiersma en Verhoeven, waarin wordt verzocht om de inpassing van een universitair startup fonds in het instrumentarium te onderzoeken.

4. Slotopmerkingen

Kennisintensieve startups en scale-up vormen een belangrijk onderdeel van onze kenniseconomie. Zij zijn van cruciaal belang voor ons toekomstig verdienvermogen en onze concurrentiekracht en spelen een rol bij het oplossen van de grote maatschappelijke opgaven. Juist voor het herstel uit de COVID-19 crisis, is het van belang om te blijven investeren in kennisintensieve bedrijven. Het advies van de AWTI is waardevol en laat zien dat het klimaat voor de start en doorgroei van kennisintensieve startups en scale-ups verbeterd kan worden. Het kabinet zet in op het versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen en heeft veel acties in gang gezet om het ondernemersklimaat voor (kennisintensieve) startups en scale-ups te verbeteren. Enkele voorbeelden hiervan zijn de lancering van Techleap in 2019, de verschillende fonds initiatieven om de toegang tot financiering te verbeteren en de inzet op thematische valorisatiesamenwerking met de TTT-regeling.

Het is aan het volgende kabinet om hier op voort te bouwen en een impuls voor valorisatie en een sterker ecosysteem voor kennisintensieve bedrijven te realiseren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken 24 446 en 33 009, nr. 73.

X Noot
2

Kamerstuk 32 637, nr. 374.

X Noot
3

StartupGenome (2018) – Global Startup Ecosystem Report 2018 -Succeeding in the New Era of Technology.

X Noot
4

Breschi et al. (2019) – OECD – Public research and innovative entrepreneurship.

X Noot
5

Kamerstuk 32 637, nr. 374.

X Noot
6

Kamerstuk 33 009, nr. 96.

X Noot
7

Het Nederlandse ecosysteem is de Genome Startup Ecosysteem Ranking (GSER) gestegen van een 19e plaats in 2017 naar een 12e plaats in 2020. Hiermee is het Nederlandse ecosysteem binnen Europa van de vijfde naar de derde plaats gestegen.

X Noot
8

Kamerstukken 32 637 en 31 288, nr. 339.

X Noot
9

VSNU – 20 februari 2019 – Valorisatie met ambitie – strategie van de gezamenlijke universiteiten en UMC’s.

X Noot
10

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 79.

X Noot
11

De Kenniscoalitie is een samenwerkingsverband van partijen in het Nederlandse onderzoeks- en innovatieveld en bestaat uit de universiteiten (VSNU), hogescholen (VH), Universitair Medische Centra (NFU), KNAW, NWO, VNO-NCW, MKB-Nederland en de instituten voor toegepast onderzoek (TO2-federatie).

X Noot
12

Kamerstuk 31 288, nr. 889.

X Noot
13

Kamerstuk 33 009, nr. 96.

X Noot
14

Kamerstuk 32 637, nr. 447.

X Noot
15

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2240.

X Noot
16

Kamerstuk 30 573, nr. 174.

X Noot
17

Kamerstuk 33 009, nr. 96.

X Noot
18

Kamerstuk 32 637, nr. 451.

Naar boven