33 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012

Nr. 69 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 april 2012

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het functioneren van de Veiligheidsdienst Curaçao naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Lucassen inzake het bericht dat gegevens van de veiligheidsdienst van Curaçao zijn verstrekt aan derden en de daarop gegeven antwoorden van de minister (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 1937).

De minister heeft de vragen beantwoord bij brief van 19 april 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, Lange

1

Hoe is in Curaçao, Aruba en Sint Maarten het toezicht op de veiligheidsdiensten georganiseerd?

Elk land heeft een landsverordening vastgesteld, waarin de instelling, taakstelling e.d. van de desbetreffende veiligheidsdienst is geregeld. In elk van deze landsverordeningen is tevens voorzien in de instelling van een commissie van toezicht. De situatie per land is ter zake als volgt.

In Aruba is de commissie van toezicht belast met het uitoefenen van toezicht op de taakuitvoering van de dienst alsmede het onderzoeken en beoordelen van klachten over het optreden van de dienst. De commissie is samengesteld uit drie leden: (1) een door de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aangewezen persoon die deel uitmaakt van de rechterlijke macht van één van de landen van het Koninkrijk, als voorzitter, (2) de voorzitter van de Bezwaaradviescommissie, bedoeld in de Landsverordening administratieve rechtspraak en (3) de voorzitter van de Staten van Aruba. De Commissie kan onderzoek doen op verzoek van de minister van Algemene Zaken of indien zij daartoe aanleiding ziet. Het toezicht van de commissie mondt uit in een rapport waarin een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het optreden van de dienst; een toezichtsrapport kan aanbevelingen bevatten. Het rapport wordt uitgebracht aan de minister van Algemene Zaken en de minister belast met justitiële aangelegenheden. Op de ministers en het personeel van de dienst rust een inlichtingenplicht jegens de commissie; op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek wordt de commissie toegang verleend tot de door de dienst verzamelde gegevens. Daarnaast kan de commissie ook andere personen om inlichtingen verzoeken. De commissie stelt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden vast, nadat de ministers in de gelegenheid zijn gesteld hun visie te geven. Dit verslag wordt door de Commissie aan de Staten van Aruba gezonden.

In Curaçao is de commissie van toezicht belast met uitoefenen van toezicht op de taakuitvoering van de veiligheidsdienst en het onderzoeken en beoordelen van klachten. De commissie van toezicht bestaat uit drie leden: (1) een door de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aangewezen persoon die deel uitmaakt van de rechterlijke macht, als voorzitter, (2) de voorzitter van de Bezwaaradviescommissie, bedoeld in de Landsverordening administratieve rechtspraak en (3) de Directeur van de Stichting Overheidsacccountantsbureau. Voor het overige is de situatie vergelijkbaar met hetgeen ter zake van de commissie van toezicht op Aruba is bepaald.

In Sint Maarten is de commissie van toezicht belast met het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Landsverordening veiligheidsdienst is bepaald, het gevraagd en ongevraagd inlichten en adviseren van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen alsmede het onderzoeken en het beoordelen van klachten over het optreden van de dienst. De commissie bestaat uit drie leden: (1) een door de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorgedragen lid van dit Hof als voorzitter (de president van het Hof draagt voorts een lid van dit Hof voor die bij ontstentenis van de voorzitter lid van de commissie is en plaatsvervangend voorzitter), (2) de vicevoorzitter van de Raad van Advies en (3) de voorzitter van de Staten. Naar aanleiding van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Landsverordening veiligheidsdienst is bepaald, stelt de commissie een toezichtsrapport op; dit toezichtsrapport is openbaar, behoudens bepaalde vertrouwelijke gegevens zoals die welke zicht geven op de door de dienst aangewende geheime bronnen. Alvorens dit toezichtsrapport vast te stellen wordt de minister-president, Minister van Algemene Zaken, in de gelegenheid gesteld op de daarin opgenomen bevindingen te reageren. Het vastgestelde rapport wordt aan de minister-president, Minister van Algemene Zaken, toegezonden; deze dient het openbare rapport alsmede zijn reactie daarop binnen zes weken aan de Staten aan te bieden. De vertrouwelijke gegevens kunnen vertrouwelijk worden medegedeeld aan de fractievoorzitters van alle in de Staten gekozen politiek partijen. Dit systeem is vergelijkbaar met hetgeen in Nederland is geregeld. Voor de minister-president, Minister van Algemene Zaken (waaraan de veiligheidsdienst ondergeschikt is), het personeel en een ieder die betrokken is bij de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de landsverordening is bepaald geldt een inlichtingenplicht; de commissie wordt ook op diens schriftelijk verzoek toegang verleend tot de verzamelde gegevens. Daarnaast kan de commissie andere personen om inlichtingen verzoeken. De commissie stelt jaarlijks een openbaar schriftelijk verslag van haar werkzaamheden op, dat nadat de minister-president, minister van Algemene Zaken, daarop zijn visie heeft kunnen geven, wordt vastgesteld en aan de Staten wordt verzonden. Het verslag mag geen vertrouwelijke gegevens ( betreffende aangewende middelen in concrete aangelegenheden, geheime bronnen, actueel kennisniveau) bevatten.

Voor elke drie landen geldt voorts dat in de desbetreffende landsverordening is voorzien in een regeling, waarbij ingeval het hoofd van de dienst een opdracht krijgt die hij in strijd acht met de taakstelling c.q. doelstelling van de dienst, hij deze aan de commissie van toezicht kan voorleggen. De commissie dient hierover binnen een bepaalde termijn uitspraak te doen; tot de datum van die uitspraak is de plicht van het hoofd van de dienst tot uitvoering van de opdracht van rechtswege opgeschort. Indien de commissie van oordeel is dat de opdracht in strijd is met de taakstelling c.q. doelstelling van de dienst, wordt door het hoofd de opdracht niet uitgevoerd. Indien dat niet het geval is, voert het hoofd de opdracht uit. Zowel van het voorleggen van de opdracht aan de commissie door het hoofd van de dienst als de uitspraak van de commissie wordt de verantwoordelijke minister geïnformeerd.

2 en 7

Zijn er aanwijzingen dat veiligheidsdiensten van de in de vorige vraag genoemde landen ongeoorloofd gegevens hebben verstrekt aan derden?

Is er informatie van Nederlandse geheime diensten, die niet zonder toestemming gedeeld had mogen worden met derden (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, artikel 37, tweede lid), in handen van particulieren, de Colombiaanse geheime dienst of andere geheime diensten terecht gekomen? Zo ja, wat zijn hier de gevolgen van en wat is de verantwoordelijkheid van zowel Curaçao als Nederland in deze zaak? Zo nee, hoe kunt u de berichten hieromtrent in de media dan verklaren? Hoe wordt gecontroleerd of bovenstaande informatie inderdaad zonder de benodigde toestemming in handen van één of meer van de genoemde partijen terecht is gekomen?

Mochten gegevens van de VDC aan derden zijn verstrekt, dan is niet uit te sluiten dat dit zich ook uitstrekt over informatie die afkomstig is van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Tot op heden is niet komen vast te staan dat vertrouwelijke gegevens van de AIVD en de MIVD, door de VDC ongeoorloofd met derden zijn gedeeld. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 1, 4, 5, 6 en 7 die gesteld zijn door dhr. Lucassen met kenmerk 2012Z06115.

3

Kunt u uitgebreid uiteenzetten wie er verantwoordelijk, c.q. aansprakelijk, is voor de Veiligheidsdienst van Curaçao, mede gezien het gestelde in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden?

De nationale veiligheid van Curaçao is een aangelegenheid van het land Curaçao, waarbij deze zich bedient van een eigen veiligheidsdienst. In de Landsverordening veiligheidsdienst Curaçao is bepaald dat de veiligheidsdienst ressorteert onder de minister van Algemene Zaken. De minister belast met justitiële aangelegenheden draagt medeverantwoordelijkheid ten aanzien van het optreden van de dienst.

4

Wanneer zou Nederland op basis van het gestelde in het Statuut betrokken kunnen raken bij, c.q. verantwoordelijkheid dragen voor, zaken die de Veiligheidsdienst van Curaçao aangaan?

Indien Curaçao zou verzoeken om onderlinge bijstand, kan deze op grond van artikel 36 van het Statuut voor het Koninkrijk door Nederland geboden worden. De Koninkrijksregering kan ook bij de Veiligheidsdienst van Curaçao betrokken raken, als de toepassing van de waarborgfunctie (artikel 43, tweede lid van het Statuut) aan de orde is, dat wil zeggen als er geen redres mogelijk blijkt te zijn van een ontoelaatbare toestand ten aanzien van de handhaving van de mensenrechten, de rechtszekerheid of de deugdelijkheid van bestuur. Als een dienst onvoldoende functioneert, is het echter in de eerste plaats aan de landsorganen en mechanismen in Curaçao om dit te corrigeren. Vanzelfsprekend zullen deze mechanismen tijd en gelegenheid gegeven moeten worden om hun werk te doen binnen de daarvoor geldende regels. Vanuit de bestaande collegiale relatie tussen de diensten binnen het Koninkrijk, wordt onderzocht op welke wijze steun aan de VDC gegeven zou kunnen worden.

5

Is op basis van het Statuut, of enige andere wet- of regelgeving, betrokkenheid van Nederland bij de Veiligheidsdienst van Curaçao vereist wanneer deze dienst van Nederland verkregen gegevens lekt? Zo ja, waar bestaat die betrokkenheid uit? Zo nee, waarom niet?

Nee, dat is niet vereist. Wel zal in zo’n situatie de desbetreffende dienst om opheldering worden gevraagd. Indien gegevens in strijd met de toepasselijke derde partijregel (dat wil zeggen zonder toestemming van de dienst – AIVD of MIVD – die de gegevens heeft verstrekt) buiten het bereik van de dienst zijn geraakt, kan dat gevolgen hebben voor de samenwerking met die dienst. Welke gevolgen dat zijn, wordt altijd bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden. In het uiterste geval kan de samenwerking met de dienst worden beëindigd. Zie ook het antwoord op vraag 4.

6

Welke sancties staan er op het doorspelen zonder toestemming van tussen veiligheidsdiensten gewisselde gegevens aan derden zonder dat hiervoor toestemming verleend is? Welke «geëigende maatregelen» verwacht u dat de Curaçaose regering zal nemen? Wat verstaat u in dit verband onder «in voorkomend geval»?

Het is aan de regering van Curaçao om maatregelen te nemen wanneer misstanden worden vastgesteld omtrent het handelen van de Veiligheidsdienst Curaçao, indien zij dit noodzakelijk acht.

8

In hoeverre raakt deze kwestie volgens u aan de belangen van het Koninkrijk, als niet uit te sluiten valt dat er ook vertrouwelijke gegevens van de AIVD via de Veiligheidsdienst van Curaçao zijn doorgespeeld aan derden zonder dat hiervoor toestemming is gegeven?

Zoals genoemd is tot op heden niet komen vast te staan dat vertrouwelijke gegevens van de AIVD en de MIVD door de VDC ongeoorloofd met derden zijn gedeeld. Het is op dit moment prematuur een uitspraak te doen over de belangen van het Koninkrijk die hierdoor zouden zijn geraakt.

9 en 10

Hoe beoordeelt u de rol die premier Schotte van Curaçao volgens de berichtgeving gespeeld zou hebben bij het doorspelen van vertrouwelijke gegevens aan derden?

Wat is uw beoordeling van de mate waarin de regering van Curaçao handelt in lijn met de principes van deugdelijk bestuur als leden van die regering een rol hebben gespeeld bij het doorspelen van vertrouwelijke gegevens in het bezit van de Veiligheidsdienst van Curaçao aan derden? Is optreden door het Koninkrijk om deugdelijk bestuur te waarborgen volgens u op zijn plaats als leden van de Curaçaose regering een rol hebben gespeeld bij het doorspelen van vertrouwelijke informatie?

De minister-president evenals de overige leden van de regering van Curaçao, leggen uitsluitend verantwoording af aan de Staten van Curaçao. Optreden door het Koninkrijk in het kader van de waarborgfunctie is hier nu niet aan de orde.

11

Is het waar dat de thans van kracht zijnde Algemene Maatregel van Rijksbestuur inzake waarborging plannen van aanpak Landstaken Curaçao en Sint Maarten bedoeld is voor landstaken waarvan de autonome landen Curaçao en Sint Maarten niet in staat zijn om ze zelfstandig uit te voeren en dat er voor deze Landstaken plannen van aanpak van kracht zijn om ervoor te zorgen dat de autonome landen deze taken zo spoedig mogelijk wel zelfstandig kunnen uitvoeren?

Ja. Dat geldt overigens alleen voor de organisaties en taken genoemd in de bijlage van de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten.

12

In hoeverre bent u gezien de voordurende problemen met betrekking tot het functioneren van de Veiligheidsdienst van Curaçao van mening dat Curaçao zelf in staat is om zorg te dragen voor een naar behoren functionerende Veiligheidsdienst? In hoeverre kan de Veiligheidsdienst van Curaçao in het licht van de voortdurende problemen in aanmerking komen om onder de werking van de genoemde Algemene Maatregel van Rijksbestuur gebracht te worden?

Het functioneren van de Veiligheidsdienst Curaçao (VDC) is primair een aangelegenheid van het land Curaçao en van zijn regering.

Het gaat in de Samenwerkingsregeling Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten alleen om de landstaken die op de datum dat Curaçao en Sint Maarten land werden binnen het Koninkrijk, nog niet door Curaçao dan wel Sint Maarten konden worden uitgevoerd overeenkomstig de overeengekomen toetsingscriteria. De organisaties en taken die dit betrof zijn opgesomd in de bijlage. Tijdens de politieke Stuurgroep Staatkundige Veranderingen van 21 juni 2010 is vastgesteld voor welke specifieke organisaties een plan van aanpak als bedoeld in de Samenwerkingsregeling noodzakelijk was. Deze afspraken zijn bekrachtigd tijdens de Slot-Ronde Tafel Conferentie van het Koninkrijk der Nederlanden, gehouden op 9 september 2010. Daartoe behoorde niet de taak van de Veiligheidsdienst Curaçao. De Veiligheidsdienst Curaçao kan dus niet onder deze Samenwerkingsregeling worden gebracht.

13

Waar is uw vertrouwen in de «reorganisatie» van de Veiligheidsdienst van Curaçao door de regering-Schotte op gebaseerd? Ligt het gezien de voortdurende conflicten tussen de regering-Schotte en het ambtelijke apparaat, de overheids-nv's, de Centrale Bank en ook de Veiligheidsdienst niet meer voor de hand om deze «reorganisatie» te onderwerpen aan een meer kritische blik? Hoe beoordeelt u deze «reorganisatie» in licht van de politiek gemotiveerde benoemingen en ontslagen op grote schaal die sinds het aantreden van de regering-Schotte op Curaçao zouden plaatsvinden?

Ook hier geldt dat het functioneren van de Veiligheidsdienst primair een aangelegenheid is van het land Curaçao. Voorts geldt dat minister-president Schotte en de overige leden van de regering van Curaçao uitsluitend verantwoording afleggen aan de Staten van Curaçao.

14

Ligt het gezien de omstandigheden zoals geschetst in de vorige vraag niet meer voor de hand om een plan van aanpak onder verantwoordelijkheid van de Rijksministerraad op te stellen om het functioneren van de Veiligheidsdienst van Curaçao te verbeteren in plaats van de voorkeur te geven aan een «reorganisatie» door de regering-Schotte zelf? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vragen 4 en 12.

15

Welke personen zijn sinds 10 oktober 2010 in functie geweest als hoofd van de Veiligheidsdienst van Curaçao en voor welke periodes? Wat is hun huidige status binnen de Veiligheidsdienst?

Zoals in verschillende open bronnen ook is terug te vinden, is dhr. Edsel Gumbs formeel het hoofd van de VDC; vanaf eind oktober 2010 functioneert hij niet meer als zodanig. Mevrouw Liza Dindial is eind oktober 2010 als interim-hoofd van de VNA/VDC aangesteld. Na haar terugtreden is Dhr. Calmero per 28 februari 2011 aangesteld als interim crisismanager. In december 2011 heeft hij zijn functie neergelegd. Dhr. Römer is per 15 december 2011 aangesteld als crisismanager bij de VDC, hij heeft de feitelijke leiding over de VDC vanaf het moment dat dhr. Calmero vertrok.

16, 17 en 18

Welke maatregelen zijn er inmiddels door Curaçao of het Koninkrijk getroffen om het doorspelen van vertrouwelijke informatie van de Veiligheidsdienst en de eventuele rol hierin van leden van de regering van Curaçao te onderzoeken? In hoeverre kunt u al uitsluitsel geven over de mate waarin de berichtgeving hierover in de media op waarheid berust?

Door welke dienst(en) wordt het onderzoek, waarvan u aangeeft dat u het vooralsnog afwacht, uitgevoerd?

Op welke wijze vindt het onderzoek plaats? Wat wordt precies onderzocht, wat zijn de onderzoeksvragen?

Minister-president Schotte heeft desgevraagd aangegeven dat de VDC onder leiding van Crisismanager Römer een intern onderzoek heeft ingesteld naar het lekken van informatie over de benoembaarheid van ministers, zoals in de media naar voren kwam rond november 2011. Hier wijst de Commissie van Toezicht van de VDC dan ook op in het door hem uitgebrachte persbericht van 29 februari 2012.

19

Zal in het beoogde onderzoek door Transparency International ook aandacht worden besteed aan het functioneren van de Veiligheidsdienst van Curaçao?

Neen. Over de inhoud van het onderzoek heb ik u eerder (vergaderjaar 2011–2012, kamerstuk 33 000 IV, nr. 66) geïnformeerd.

20

Is de AIVD bij dit onderzoek betrokken?

Neen, de AIVD is niet betrokken bij dit onderzoek.

21

Wanneer is het onderzoek afgerond?

Het is de bedoeling dat het onderzoek van Transparancy International voor het eind van 2012 is afgerond (zie ook vergaderjaar 2011–2012, kamerstuk 33 000 IV, nr. 66).

22

Wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek geïnformeerd?

Transparency International publiceert haar rapport op haar website en daarmee is het dus openbaar.

Naar boven