33 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2012

Tijdens het VAO over Curaçao op 22 december 2011 (Handelingen II 2011/12, nr. 40, behandeling van een algemeen overleg op 8 december 2011 over het Rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao) heb ik u geïnformeerd over de door de regering van Curaçao te leveren Toekomstvisie op de raffinaderij. Daarbij heb ik aangegeven dat ik eind december een inhoudelijke tussenrapportage over het onderzoek naar de toekomst van de raffinaderij verwachtte. Dit als gevolg van het door Curaçao niet leveren van de Toekomstvisie Isla zoals afgesproken binnen de kaders van het Sociaal Economisch Initiatief (SEI).

De Nederlandse regering hecht grote waarde aan deze toekomstvisie omdat in de loop der jaren duidelijk is geworden dat er een heldere keuze gemaakt moet worden over de raffinaderij. Curaçao en Nederland zijn samen van mening dat de huidige situatie, bezien vanuit internationaal gangbare milieunormen, niet acceptabel is. Het is echter primair aan de regering van Curaçao om een beleidskeuze te maken. Nederland staat er wel op dát er een keuze wordt gemaakt die de milieuomstandigheden aanzienlijk verbeteren. Nederland zal Curaçao desgevraagd en indien mogelijk bijstaan in het realiseren van de gemaakte keuze.

In het licht van bovenstaande is in het SEI-programma door Curaçao aangekondigd uiterlijk eind 2008 met een toekomstvisie op de raffinaderij te zullen komen. Hierin zouden verschillende opties, waaronder sluiting, worden meegenomen. Onder de vorige regering is dit project onvoldoende opgepakt. Uiteindelijk is in januari 2011 door mijn voorganger met de nieuwe regering van het land Curaçao afgesproken dat uiterlijk 31 oktober 2011 een Plan van Aanpak met betrekking tot de raffinaderij door de Raad van ministers van Curaçao zou worden vastgesteld. In de loop van 2011 is door Curaçao schriftelijk uitstel gevraagd tot eind november.

In november kwam wederom een verzoek tot uitstel (eerst mondeling, daarna schriftelijk), omdat het onderzoek een aantal maanden langer zou duren dan voorzien. Dit verzoek kwam neer op uitstel tot eind mei 2012. De oorzaak die werd aangegeven was dat het lopende onderzoek geen rekening had gehouden met bepaalde technologische, minder milieubelastende alternatieven. Het feit dat deze constatering en daarmee het verzoek rijkelijk laat hebben plaatsgevonden en dat het gaat om een zeer substantieel uitstel van de afgesproken leverdatum, heeft ertoe geleid dat mijn voorganger slechts onder een aantal voorwaarden akkoord is gegaan met uitstel tot eind mei. Bij het niet (tijdig) nakomen van een van de voorwaarden kan het gehele SEI eenzijdig door de minister van BZK worden opgeschort.

De in de tijd eerste voorwaarde was de levering eind december van een inhoudelijke tussenrapportage waaruit moet blijken welke acties in de afgelopen periode zijn ondernomen om te kunnen bezien dat er voortvarend wordt doorgewerkt en dat de herziene planning haalbaar is. Deze rapportage is inmiddels ontvangen en is niet op de inhoud gericht maar geeft inzicht in de voortgang van het project. Eind maart zal het definitieve, totale onderzoeksrapport naar de diverse toekomstige opties voor de raffinaderij en de locatie waar de raffinaderij staat, opgeleverd worden. Het opsturen van dit definitieve rapport van de consultant(s) voor eind maart is ook een voorwaarde die door mijn voorganger is gesteld voor het verlenen van het uitstel. In de periode tot eind maart zal er intensief contact zijn met het verantwoordelijke ambtelijk apparaat in Curaçao.

Mijn inzet is om de afspraken van mijn voorganger strikt te monitoren en indien nodig te handhaven door opschorting van het SEI. Ik realiseer me dat een eventuele opschorting van het SEI een aanzienlijk effect zal kunnen hebben op de sociaaleconomische ontwikkeling en op sommige onderdelen van de samenleving van Curaçao. De totale bijdrage die Nederland via uitvoeringsorganisatie USONA voor het SEI van Curaçao levert is ruim 100 miljoen Antilliaanse gulden, oftewel 45 miljoen euro (zie voor de financiële stand van het SEI ook mijn brief aan uw Kamer van 11 oktober 2011; Kamerstuk 31 568, nr. 88). Ik zal daar niet licht mee omgaan, maar als mij op enig moment geen ander middel rest om mij ervan te verzekeren dat dit belangrijke onderdeel uiteindelijk uitgevoerd zal worden, zal ik de opschorting toepassen. Het SEI bestaat uit een verzameling projecten en maatregelen die moeten bijdragen aan een betere sociaaleconomische positie van Curaçao. Hoe deze worden aangepakt is aan Curaçao, maar dát de in het SEI afgesproken maatregelen worden aangepakt is een voorwaarde voor het gebruik van Nederlandse samenwerkingsgelden.

Het is mijn bedoeling om in de eerste helft van februari een kennismakingsbezoek te brengen aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ik zal mij in de aanloop naar dat bezoek goed op de hoogte stellen van de laatste ontwikkelingen aangaande de Isla raffinaderij op Curaçao en na het bezoek uw Kamer over mijn bevindingen informeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven