33 000 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2012

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2011

Conform mijn toezeggingen van 15 februari 2011 (Kamerstuk 32 500 C, nr. 4) en 26 mei 2011 (Kamerstuk 32 500 B, nr. 16) informeer ik u over de eerste fase van het onderzoek naar de verdeling van het gemeentefonds. Het onderzoek is na Europese aanbesteding uitgevoerd door de onderzoekscombinatie Cebeon-Regioplan. De eerste fase betrof het onderzoek naar mogelijke scheefheden in de verdeling van het gemeentefonds over de diverse clusters en/of de verdeling van een cluster. Na weging van deze onderzoeksbevindingen heb ik de VNG en Rfv gevraagd te adviseren.

Op 15 en 16 november heb ik de adviezen van de Rfv en VNG ontvangen. Ook hebben diverse groepen van gemeenten mijn aandacht gevraagd voor de stapeling van ontwikkelingen. Ik heb er oog voor dat er veel op de gemeenten afkomt met de decentralisaties en noodzakelijke bezuinigingen. Een adequate verdeling van het gemeentefonds is daarbij essentieel, maar ik begrijp dat het tijd van gemeenten vraagt om te kunnen anticiperen op wijzigingen in de omvang van de algemene uitkering. Gezien het voorgaande heb ik samen met de medefondsbeheerder de staatssecretaris van Financiën besloten om, conform de verzoeken van de VNG en Rfv, prioriteit te (blijven) geven aan de inbedding van de decentralisaties Begeleiding, Jeugdzorg en de uitvoeringslasten Wet werken naar vermogen in het gemeentefonds. Voorts hebben wij besloten dat de invoering van de herverdeling van de overige onderdelen van het gemeentefonds niet eerder dan per 2014 zal plaatsvinden, tenzij de VNG en de fondsbeheerders eerdere invoering wenselijk achten. Dit besluit kan, op basis van de uitkomsten van de tweede fase van het onderzoek, in april 2012 worden genomen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven