32 892 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 17 februari 2012

1. Inleiding

Graag wil ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap danken voor hun inbreng en voor de vragen die ze hebben gesteld. Op de gestelde vragen ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, hieronder in. In deze nota naar aanleiding van het verslag wordt de volgorde van het verslag aangehouden.

Bij deze nota naar aanleiding van het verslag is een nota van wijziging gevoegd.

De leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van verschillende onderwijswetten in verband met samenwerking tussen onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe het wetsvoorstel voorkomt dat onbekostigde onderwijsinstellingen leerlingen overplaatsen op het vavo niet in het belang van de leerling, maar in het belang van de instelling, bijvoorbeeld om met de examenresultaten voor de Inspectie met een fraaier beeld tevoorschijn te komen.

Vanuit het belang van de leerling, die vanwege bijzondere kenmerken meer kans maakt op het behalen van een diploma op het vavo dan op de vo-school, is dit wetsvoorstel opgesteld. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met het ontgroeid zijn van «schools» onderwijs of het nog maar in een paar vakken examen hoeven te doen voor het behalen van het diploma. Ouders zullen het met het bevoegd gezag eens moeten zijn over de deelname aan de vavo-opleiding, alvorens de leerling de vavo-opleiding kan gaan volgen.

De leden van de SP-fractie en de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

2. Aanleiding

De leden van de SP-fractie vragen of het verstandig is om de bevoegdheden van onbekostigd onderwijs uit te breiden nu de kwaliteit van de examens ter discussie staat. Zij merken op dat de onderwijsinspectie onderzoek doet naar de kwaliteit van de schoolexamens van het privéonderwijs omdat leerlingen hierop vaak hogere cijfers halen dan op het centraal examen.

Met dit wetsvoorstel krijgt een groep leerlingen in het niet-bekostigd voortgezet onderwijs nu ook formeel dezelfde mogelijkheid om een diploma te verwerven via het vavo als leerlingen in het bekostigde voortgezet onderwijs. De kwaliteit van de examens en met name het verschil tussen de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen heeft de aandacht. Uit de jongste, reguliere onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs komt naar voren dat de vo-scholen en vavo-instellingen over het algemeen de bestaande verschillen geringer hebben doen worden. De wet van 8 december 2011 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden (Staatsblad 2011, 656) bevat de mogelijkheid om bij aanhoudende verschillen tussen schoolexamens en het centraal examen de school c.q. de vavo-instelling als ultimum remedium het recht op examineren tijdelijk te ontnemen. Ik heb er evenwel alle vertrouwen in dat bij alle scholen en vavo-instellingen vóór dat dit zich voordoet de verschillen onder de norm van 0,5 zullen zijn.

Vervolgens merken deze leden op dat in de brief van 14 april 20091 de regering al schreef dat onbekostigde vavo-instellingen zich niet aan de regels houden.Is sindsdien nog een breed onderzoek gedaan naar het onbekostigde volwassenenonderwijs, zo vragen deze leden, en wat was hiervan de uitkomst?

De Inspectie van het Onderwijs houdt intensief toezicht op deze instellingen. De instellingen zijn in 2011 bezocht, evenals in 2010 en 2009. De onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs in 2009, 2010 en 2011 laten een positieve tendens zien. Anno 2011 voldoen alle vavo-instellingen aan de huidige wettelijke eisen. Bovendien vertonen de opbrengsten een stijgende lijn.

De leden van de SP-fractie vragen voorts of ondertussen voldoende duidelijkheid is over het hebben van een passende aanwijzing of toestemming voor het afnemen van examens vo bij deze instellingen.

In 2009 hebben de dan bestaande vavo-instellingen een passende erkenning ontvangen voor het afgeven van vavo-diploma’s. In verband met veranderingen in de rechtspersoon die een instelling in stand houdt, worden ook nieuwe erkenningen verstrekt.

De leden van genoemde fractie vragen verder of zij voldoen aan de wettelijke vereisten die gelden voor de betrokken licentie. Zo neen, aan welke wettelijke vereisten wordt niet voldaan door alle instellingen, zo willen deze leden tevens weten.

De instellingen voldoen aan de wettelijke vereisten.

Hoe groot zijn de verschillen tussen de cijfers voor het schoolexamen en het centrale examen nu bij deze instellingen, zo vragen de leden van genoemde fractie.

In het onderwijsverslag van mei 2011 heeft de Inspectie daarover gerapporteerd. De verschillen voor mavo, havo en vwo aan vavo-instellingen zijn respectievelijk 0,5, 0,4 en 0,8 voor het examen afgelegd in 2010. De voorlopige cijfers voor het examen in 2011 zijn respectievelijk 0,4, 0,4 en 0,7. Het grote verschil van meer dan één punt van enkele jaren geleden is daarmee verdwenen. Het verschil tussen de cijfers voor het schoolexamen en het centrale examen vertoont voor het vwo een dalende tendens. Ik heb er vertrouwen in dat deze tendens zich voortzet.

Een aantal niet-bekostigde scholen voor volwassenenonderwijs accepteert nu al leerlingen jonger dan 18 jaar, merken deze leden op. Welke sanctie volgt hierop, zo vragen zij.

Totdat onderhavig wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden verbind ik geen consequenties aan het deelnemen van 16- en 17-jarige leerlingen vanuit het particuliere vo aan het particuliere vavo. Met de indiening van onderhavig wetsvoorstel heeft de regering kenbaar gemaakt waarde te hechten aan de mogelijkheid voor ook deze groep om via het vavo een diploma te verwerven.

De leden van de SP-fractie vragen vervolgens in hoeverre deze wet datgene dat eerst niet mocht maar toch gebeurde legaliseert.

De praktijk in het niet-bekostigd onderwijs is dat de vo-school 16- en 17-jarige leerlingen die vanwege speciale kenmerken op het vavo een betere kans maken om een diploma te halen een vavo-opleiding laat volgen en deze opleiding laat afsluiten met een examen. Met dit wetsvoorstel krijgt deze praktijk een wettelijke basis.

Is het nu al mogelijk voor niet-bekostigde vo-scholen om leerlingen uit te besteden aan een bekostigde vavo-instelling, vragen deze leden tevens. Hoe vaak gebeurt dit, zo willen zij weten. Zij vragen wat dan nog de toegevoegde waarde is om ook te kunnen uitbesteden aan onbekostigd vavo.

Er bestaat nu en ook met dit wetsvoorstel geen mogelijkheid dat leerlingen vanuit een niet-bekostigde vo-school een bekostigde opleiding vavo volgen.

Uit onze gegevens blijkt niet dat een dergelijke uitbesteding voorkomt.

Met dit wetsvoorstel wordt bewerkstelligd dat een leerling van een onbekostigde vo-school een onbekostigde opleiding vavo kan volgen ten einde die leerling meer kans te geven op het behalen van een diploma.

Deze leden merken op dat in de brief van 14 april 2009 is gedreigd met handhaving van de wet binnen twee jaar, indien niet-bekostigde scholen voor volwassenenonderwijs zich niet volledig aan de wettelijke en andere voorschriften houden. Zij vragen of al deze instellingen inmiddels hieraan voldoen. Hoeveel instellingen niet, voegen zij daaraan toe. Tevens vragen zij of inmiddels is overgegaan tot handhaving, en hoeveel en welke sancties zijn opgelegd. Indien door scholen niet is voldaan aan alle voorschriften en vanuit het ministerie niet is gehandhaafd, waarom niet, zo willen zij tevens weten.

De vavo-instellingen voldoen aan de huidige wettelijke eisen. Aangezien alle instellingen aan de voorschriften voldoen, bestond geen aanleiding om over te gaan tot handhaving en het opleggen van sancties.

3. Inhoud van het wetsvoorstel

Volgens de leden van de VVD-fractie, zo merken die leden op, kan uitbesteding van leerlingen naar voortgezet algemeen volwassenenonderwijs op vier manieren plaatsvinden. Ten eerste:van bekostigd voortgezet onderwijs naar bekostigd voortgezet algemeen volwassenenonderwijs(bij wet geregeld). Ten tweede: van bekostigd voortgezet onderwijs naar onbekostigd voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. Ten derde: van onbekostigd voortgezet onderwijs naar bekostigd voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. Ten vierde: van onbekostigd voortgezet onderwijs naar onbekostigd voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.Hoe is de uitbesteding in het geval van de tweede en derde wijze bij wet geregeld, zo vragen de leden van genoemde fractie.

De wet voorziet er niet in dat een leerling vanuit een bekostigde vo-school een onbekostigde opleiding vavo volgt, en evenmin dat een leerling vanuit een onbekostigde vo-school een bekostigde opleiding vavo volgt.

Deze leden vragen voorts of de zogenaamde Rutte-regeling van toepassing is op de leerlingen die vanuit het niet-bekostigd voortgezet onderwijs worden uitbesteed naar een niet bekostigde vavo-instelling. Zo nee, zal de Rutte-regeling van toepassing worden verklaard, zo vragen de leden van genoemde fractie.

De zogenoemde Rutte-regeling, waarmee geduid wordt op artikel 25a van de Wet op het voortgezet onderwijs, is alleen van toepassing op het bekostigd onderwijs. Dit wetsvoorstel maakt mogelijk dat er ook binnen het onbekostigd onderwijs sprake van kan zijn dat een leerling vanuit een vo-school een opleiding vavo volgt en afsluit met een examen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe het wetsvoorstel voorkomt dat onbekostigde onderwijsinstellingen leerlingen overplaatsen op het vavo niet in het belang van de leerling, maar in het belang van de instelling, bijvoorbeeld om met de examenresultaten voor de Inspectie met een fraaier beeld tevoorschijn te komen.

Op deze vraag is reeds ingegaan bij de beantwoording van de vraag van de leden van de PvdA-fractie in paragraaf 1 van deze nota naar aanleiding van het verslag.

De leden van de PVV-fractie merken op dat de vo-school in overleg met de leerling bepaalt of deze meer gebaat is bij een opleiding aan een vo-school of bij een opleiding aan een vavo-instelling door middel van uitbesteding. Doorgaans zal het gaan om leerlingen die gezakt zijn voor het eindexamen, zo merken zij tevens op. De leden vragen of de regering kan toelichten op grond van welke argumenten deze groep van leerlingen een vavo-instelling verkiezen boven de vo-school. Erkent de regering het signaal uit het onderwijsveld dat de manier van onderwijs aanbieden op een vavo-instelling beter past bij een bepaalde groep leerlingen, zo vragen de leden van de genoemde fractie tevens. Zo ja, kan de regering toelichten welke consequenties dit heeft voor het vo-onderwijs op het gebied van onderwijskwaliteit, vragen zij vervolgens.

Uitgangspunt is en blijft dat 16- en 17-jarige leerlingen binnen een vo-school hun diploma behalen. Voor een leerling met bijzondere kenmerken, die binnen een meer volwassen omgeving grotere kans maakt op het behalen van een diploma, kan een vavo-opleiding evenwel de mogelijkheid bieden om alsnog een diploma te verwerven. Dit kan ertoe leiden dat een leerling de volledige vavo-opleiding op een vavo-instelling volgt, maar omdat op het vavo de mogelijkheid bestaat om certificaten per vak te behalen – en aldus met vrijstelling voor de vakken waarvoor bij het eindexamen een voldoende is gehaald, alsnog een diploma kan worden verworven – kan een leerling ook een deel van de vavo-opleiding volgen. De mogelijkheid tot het volgen van een vavo-opleiding voor leerlingen van 16 en 17 jaar met bijzondere kenmerken beoogt dan ook bij te dragen aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten.

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de ouders van de betrokken leerling worden betrokken bij het besluit de leerling aan het onbekostigde voortgezet algemeen volwassenenonderwijs uit te besteden. Op welk punt worden deze ouders geïnformeerd over het voornemen tot uitbesteden, willen zij tevens weten.

Het verzorgen van niet-bekostigd onderwijs geschiedt op basis van een overeenkomst tussen de school en de ouders. Er zal derhalve sprake zijn van overleg tussen de ouders en de school, leidend tot een overeenkomst over de inhoud, omvang en duur van het af te nemen onderwijsprogramma en de kosten ervan.

De leden van genoemde fractie vragen voorts hoe lang de leerlingen uitbesteed kunnen worden aan het onbekostigde voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

Enkel leerlingen van 16 en 17 jaar zullen vanuit de onbekostigde vo-school een onbekostigde opleiding vavo kunnen volgen. Leerlingen van 18 jaar en ouder kunnen zich rechtstreeks inschrijven op het vavo.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Kamerstuk 31 289, nr. 58.

Naar boven