Wet van 8 december 2011 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de verblijfsduurbeperking in het voortgezet onderwijs, uitgezonderd voor het praktijkonderwijs, dient te worden afgeschaft om meer ruimte te geven voor passende leerwegen en kwalificaties;

dat gezakte nog kwalificatieplichtige leerlingen voor een of meer vakken hun opleiding voortgezet onderwijs moeten kunnen voltooien in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs;

dat de bevoegdheid van onderwijsinstellingen om een wettelijk geregeld diploma als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs af te geven, onder omstandigheden dient te kunnen worden opgeschort of ingetrokken;

dat de mogelijkheden om staatsexamen af te leggen, moeten worden verruimd;

dat daartoe de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht dienen te worden gewijzigd;

dat overeenkomstige wijzigingen dienen te worden aangebracht in de BES-wetten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 27 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift wordt «en verblijfsduur» vervangen door: ; verblijfsduur praktijkonderwijs.

2. In het derde lid vervallen de eerste en tweede volzin.

3. In het derde lid wordt in de tweede volzin (nieuw) «derde volzin» vervangen door: eerste volzin.

4. In het derde lid wordt in de derde volzin (nieuw) «vierde volzin» vervangen door: tweede volzin.

5. Het vierde tot en met tiende lid vervallen, onder vernummering van het elfde lid tot vierde lid.

B

In artikel 29 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het eindexamen kan voor elk vak, intrasectoraal of intersectoraal programma of ander programma- onderdeel bestaan uit een schoolexamen, uit een centraal examen dan wel beide.

2. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1a. Indien ten aanzien van een schoolsoort of leerweg het gemiddelde verschil tussen de cijfers van het centraal examen en het schoolexamen over een periode van drie jaren meer dan een half punt bedraagt, kan Onze Minister in afwijking van het eerste lid besluiten dat het bevoegd gezag voor een periode van twee jaren leerlingen niet in de gelegenheid stelt een eindexamen af te leggen in de desbetreffende schoolsoort of leerweg.

  • 1b. Onze Minister besluit of toepassing wordt gegeven aan lid 1a nadat het bevoegd gezag van de school gedurende een periode van tenminste drie jaar de gelegenheid heeft gehad, het gemiddelde verschil, bedoeld in lid 1a, ongedaan te maken voor zover dat verschil meer dan een half punt bedraagt.

C

In artikel 56 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Artikel 29, leden 1a en 1b, zijn van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid het eindexamen af te nemen, bedoeld in het eerste lid.

D

1. In artikel 60, eerste lid, wordt het gedeelte na «hoger algemeen voortgezet onderwijs» vervangen door: , voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, als bedoeld in artikel 29, derde lid.

2. Aan het vijfde lid van artikel 60 wordt een volzin toegevoegd luidende: Tevens kan daarbij worden bepaald dat dit bedrag is verschuldigd door het bevoegd gezag van een school ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 29, lid 1a, of door het bevoegd gezag van een instelling ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 6a.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1.1, onderdeel o, wordt voor de puntkomma ingevoegd: , alsmede op een opleiding educatie.

B

Na artikel 6a.1.4 wordt ingevoegd:

TITEL 2. ONTNEMING RECHT OP EXAMINERING EDUCATIE

Artikel 6a.2.1. Ontneming recht op examinering educatie
  • 1. Onze Minister kan aan een instelling het recht op examinering van een opleiding educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, ontnemen, indien

    • a. de kwaliteit van de examens van die opleiding langer dan één jaar onvoldoende is geweest, of

    • b. niet of niet meer wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van de examens.

  • 2. Bij de ontneming van het recht, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald met ingang van welk tijdstip dit geschiedt. Het besluit tot ontneming van het recht op examinering wordt openbaar gemaakt.

  • 3. Voordat Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid neemt, geeft hij het bevoegd gezag een waarschuwing op grond van zijn bevindingen over de kwaliteit van de examinering, onder bepaling van de termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven. Artikel 6.1.5, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het bevoegd gezag kan niet eerder dan na verloop van drie studiejaren na het besluit tot ontneming, bedoeld in het eerste lid, het recht op examinering opnieuw verkrijgen. Artikel 1.4a.1 is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op instellingen als bedoeld in artikel 1.4a.1.

ARTIKEL III. WIJZIGING LEERPLICHTWET 1969

De Leerplichtwet 1969 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4a, eerste lid, wordt de zinsnede «een school of instelling die volledig dagonderwijs dan wel een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken verzorgt» vervangen door: een school of instelling die volledig dagonderwijs, een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken, dan wel een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs verzorgt.

B

In artikel 4c, eerste lid, wordt «respectievelijk het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden» vervangen door: , het volledige programma van de combinatie leren en werken, respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden.

ARTIKEL IV. WIJZIGING LEERPLICHTWET BES

De Leerplichtwet BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 11, eerste lid, wordt de zinsnede «dan wel een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken verzorgt» vervangen door:, een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken, dan wel een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 62, derde lid, onderdeel d, van de Wet voortgezet onderwijs BES verzorgt.

B

In artikel 13, eerste lid, wordt «respectievelijk het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden» vervangen door: , het volledige programma van de combinatie leren en werken, respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 62, derde lid, onderdeel d, van de Wet voortgezet onderwijs BES, te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden.

ARTIKEL IVa. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES

In de Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt na artikel 6.2.2 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2.2a. Ontneming recht op examinering educatie; waarschuwing

  • 1. Onze Minister kan aan een instelling het recht op examinering van een opleiding educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, ontnemen, indien

    • a. de kwaliteit van de examens van die opleiding langer dan één jaar onvoldoende is geweest, of

    • b. niet of niet meer wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van de examens.

  • 2. Bij de ontneming van het recht, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald met ingang van welk tijdstip dit geschiedt. Onze Minister maakt de ontneming van het recht, bedoeld in het eerste lid, openbaar.

  • 3. Voordat Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid neemt, geeft hij het bevoegd gezag een waarschuwing op grond van zijn bevindingen over de kwaliteit van de examinering, onder bepaling van de termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven. Onze Minister maakt de waarschuwing openbaar.

  • 4. Het bevoegd gezag kan niet eerder dan na verloop van drie studiejaren na het besluit tot ontneming, bedoeld in het eerste lid, het recht op examinering opnieuw verkrijgen. Artikel 1.4.2 is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IVb. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 64 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift wordt «en verblijfsduur» vervangen door: ; verblijfsduur praktijkonderwijs.

2. In het vijfde lid vervallen de eerste en tweede volzin.

3. In het vijfde lid wordt in de tweede volzin (nieuw) «derde volzin» vervangen door: eerste volzin.

4. In het vijfde lid wordt in de derde volzin (nieuw) «vierde volzin» vervangen door: tweede volzin.

5. Het zesde tot en met twaalfde lid vervallen, onder vernummering van het dertiende lid tot zesde lid.

B

In artikel 72 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Het eindexamen kan voor elk vak, intrasectoraal of intersectoraal programma of ander programma- onderdeel bestaan uit een schoolexamen, uit een centraal examen dan wel beide.

2. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1a. Indien ten aanzien van een schoolsoort of leerweg het gemiddelde verschil tussen de cijfers van het centraal examen en het schoolexamen over een periode van drie jaren meer dan een half punt bedraagt, kan Onze Minister in afwijking van het eerste lid besluiten dat het bevoegd gezag voor een periode van twee jaren leerlingen niet in de gelegenheid stelt een eindexamen af te leggen in de desbetreffende schoolsoort of leerweg.

  • 1b. Onze Minister besluit of toepassing wordt gegeven aan lid 1a nadat het bevoegd gezag van de school gedurende een periode van ten minste drie jaar de gelegenheid heeft gehad, het gemiddelde verschil, bedoeld in lid 1a, ongedaan te maken, voor zover dat verschil meer dan een half punt bedraagt.

C

In artikel 112 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Artikel 72, leden 1a en 1b, zijn van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid het eindexamen af te nemen, bedoeld in het eerste lid.

D

1. In artikel 116, eerste lid, wordt het gedeelte na «hoger algemeen voortgezet onderwijs» vervangen door: , voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, als bedoeld in artikel 72, eerste lid.

2. Aan het vijfde lid van artikel 116 wordt een volzin toegevoegd luidende: Tevens kan daarbij worden bepaald dat dit bedrag is verschuldigd door het bevoegd gezag van een school ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 72, lid 1a, of door het bevoegd gezag van een instelling ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 6.2.2a, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

ARTIKEL V. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL 30 417 (REGELING TOELATINGSRECHT ONDERWIJS)

Indien het bij brief van 21 december 2005 ingediende voorstel van wet van de leden Hamer, Jasper van Dijk, Dibi, Van der Ham en Kraneveldt-van der Veen houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Algemene wet gelijke behandeling inzake toelating tot onderwijsinstellingen van leerlingen of deelnemers (regeling toelatingsrecht onderwijs, Kamerstukken 30 417) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel A, van deze wet, worden in artikel I, onderdeel A, van deze wet, de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na onderdeel 1 wordt een onderdeel 1a ingevoegd, luidend:

  • 1a. In lid 2c wordt de zinsnede «bedoeld in het twaalfde lid» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid.

2. Onderdeel 5 wordt vervangen door: 5. Het vierde tot en met tiende lid vervallen, onder vernummering van het elfde tot en met veertiende lid tot vierde tot en met zevende lid.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 december 2011

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de achtentwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 558

Naar boven