32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2016

Op 15 juni 2016 bereikte Nederland – als EU-voorzitter van de Raad – politieke overeenstemming over de kaders van de zogenaamde conflictmineralen-verordening (COM(2104)111) met het Europees Parlement en de Europese Commissie. In deze brief zal zowel het proces naar het akkoord als de inhoud ervan worden toegelicht. Daarmee gaat het kabinet in op het verzoek van uw Kamer. In deze brief wordt tevens ingegaan op de motie-Van Laar over verplichte certificering voor grondstoffen uit de Grote Merenregio (Kamerstuk 32 852, nr. 25).

Proces

De Europese Commissie deed op 5 maart 2014 een voorstel voor het reguleren van de import van conflictmineralen- en metalen tin, tungsten, tantalum en goud (3TG) uit alle conflict- en hoog risicogebieden ter wereld. Kern van het voorstel was vrijwillige zelfcertificering van verantwoorde importeurs van 3TG mineralen en metalen die due diligence toepassen. Uw Kamer is per BNC-fiche, op 16 mei 2014, over dit voorstel geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1853). Op 20 mei 2015 bepaalde het Europees Parlement zijn positie over het Commissievoorstel. Het parlement wilde verdergaande maatregelen die het toepassen van due diligence verplicht stelt voor importeurs van zowel mineralen en metalen, als voor geïmporteerde producten die 3TG bevatten. De Raad stelde op 18 december 2015 in grote lijnen het voorstel van de Commissie te volgen: vrijwillige certificering gericht op importeurs van mineralen en metalen.

Gegeven deze zeer uiteenlopende posities van het parlement en de Raad heeft Nederland als voorzitter van de Raad gepoogd een compromis te vinden. Daartoe werden alle betrokkenen geraadpleegd. Met de lidstaten vond zowel overleg plaats in plenaire vergaderingen, als in bilaterale gesprekken. Er vonden drie politieke trilogen plaats, op 1 februari, 5 april en 11 mei. Er werd gesproken met betrokken Europees Parlementariërs. Ten slotte zijn zowel maatschappelijke organisaties (onder andere Global Witness, Amnesty International en Actionaid) als het bedrijfsleven (waaronder Eurometaux, BusinessEurope) geconsulteerd.

Op basis van alle overwegingen heb ik op 31 mei jl. een voorstel voor een kader van de verordening gestuurd aan Bernd Lange, voorzitter van het comité internationale handel (INTA) van het parlement, en Cecilia Malmström, Europees Commissaris voor Handel. Commissaris Malmström antwoordde, op 7 juni, dat zij het voorstel van het Nederlands voorzitterschap steunde. Het parlement gaf aan nog een aantal vragen te hebben. Op 15 juni is daarom een vierde triloog gehouden.

Inhoud

De vierde triloog leidde tot een politiek akkoord over het kader van de verordening. Op hooflijnen zijn de volgende afspraken vastgelegd:

  • Importeurs van 3TG mineralen en metalen uit alle conflict- en hoog risicogebieden ter wereld, moeten due diligence toepassen om te voorkomen dat gewelddadige groepen gefinancierd worden door middel van de handel in mineralen. Importeurs die kleine volumes importeren zullen worden uitgezonderd van de verordening. Voor ieder metaal en mineraal wordt een aparte drempelwaarde vastgesteld, waaronder importeurs zijn uitgesloten van de verplichting. Het overgrote deel van het in Europa geïmporteerde volume van deze producten zal onder de verordening vallen.

  • De verplichtingen die voortvloeien uit de verordening dienen gebaseerd te zijn op de OECD due diligence guidance. Specifiek moet nog goed gekeken worden naar het risicomanagementsysteem dat importeurs moeten instellen en de verplichting om een onafhankelijke audit uit te laten voeren.

  • Een centraal element in de verordening is dat bestaande en toekomstige initiatieven, zoals het Conflict-Free Smelters Initiative, worden erkend wanneer ze voldoen aan de eisen uit de verordening. Hiermee wordt voorkomen dat bedrijven die een audit doen binnen een vrijwillig, goedgekeurd initiatief, dubbel werk moeten doen. De erkenning gebeurt op basis van een methodologie die de OESO momenteel op verzoek van de Europese Commissie ontwikkelt.

  • Producten die voor 31 januari 2013 zijn geproduceerd vallen niet onder de verordening. Wanneer metalen geproduceerd zijn uit gerecyclede producten moet de importeur dit bewijzen en gelden andere verplichtingen niet. Voor bijproducten geldt dat hun herkomst herleid moet worden tot het punt waarop ze gescheiden werden van het hoofdproduct.

  • Externe experts zullen een indicatieve lijst met conflict- en hoog risicogebieden opstellen en periodiek actualiseren. Deze lijst beoogt bedrijven te helpen aan de verplichtingen te voldoen.

  • De Commissie zal de werking en effectiviteit van de verordening evalueren en het evaluatierapport bespreken met het parlement en de Raad. De evaluatie zal onder meer bestaan uit een onafhankelijk onderzoek naar de mate waarin downstream bedrijven, zoals elektronica- en autoproducenten, due diligence vrijwillig hebben opgepakt.

Aanvullend op deze afspraken heeft de Europese Commissie tijdens de vierde triloog toegezegd de volgende initiatieven te zullen ontplooien:

  • De Commissie zal prestatie-indicatoren voor het verantwoord inkopen van conflictmineralen en metalen ontwikkelen onder Richtlijn 2014/95/EU over de bekendmaking van niet-financiële informatie. De doelgroep van deze Richtlijn bestaat uit grote organisaties van openbaar belang, zoals verzekeraars, banken en beursvennootschappen. Deze partijen kunnen daarbij gebruik maken van de informatie van smelters, raffinaderijen en importeurs, die onder de conflictmineralenverordening verplicht zijn informatie te delen met hun afnemers. Ook (Europese) bedrijven die onder de Amerikaanse Dodd Frank Act vallen, welke beursgenoteerde bedrijven verplicht stelt te rapporteren of 3TG in hun producten afkomstig uit het Grote Merengebied conflictvrij zijn, zijn gebaat bij de informatie die vrijkomt door de Europese verordening.

  • Mocht blijken dat de gezamenlijke, vrijwillige inspanningen van Europese bedrijven niet voldoende invloed hebben op het gedrag van partijen in productielanden zal de Commissie nadere wetgeving overwegen gericht op Europese bedrijven met producten die 3TG bevatten in hun keten. Dit geldt ook wanneer de Commissie concludeert dat downstream bedrijven niet voldoende eigen initiatief tonen om aan hun due diligence verantwoordelijkheden te voldoen.

Dit akkoord biedt het kader voor een effectieve en werkbare verordening op basis waarvan de Raad, het Europese Parlement en de Europese Commissie de juridische tekst van de verordening kunnen invullen. Nadat de besprekingen hierover zijn afgerond en de verordening van kracht wordt, volgt er een transitieperiode die betrokkenen, zoals bedrijven en nationale toezichthoudende autoriteiten, de tijd geeft om de verplichtingen te implementeren. Het kabinet onderschrijft de evaluatieclausule. Het is immers belangrijk om te leren van de ervaringen met deze vernieuwende vorm van regelgeving. Na de evaluatie kan de aanpak zo nodig kan worden bijgesteld om de effectiviteit te vergroten en tegelijkertijd de kans op negatieve effecten – in productielanden en in de EU – te minimaliseren.

Slowakije neemt per 1 juli a.s. het EU-voorzitterschap van Nederland over. Met de duidelijke en robuuste kader dat nu is vastgelegd, hoopt en verwacht het kabinet dat onder het Slowaaks voorzitterschap de juridische tekst snel kan worden afgerond.

European Partnership for Responsible Minerals

Nederland blijft zich daarnaast inzetten voor het European Partnership for Responsible Minerals, een initiatief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat op 12 mei jl. is gelanceerd. Dit partnerschap geldt als flankerend beleid bij de conflictmineralenverordening. Het partnerschap richt zich in eerste instantie op dezelfde grondstoffen en conflictgebieden als de verordening. Het partnerschap heeft tot doel om bestaande initiatieven rond conflictvrije winning van mineralen verder uit te bouwen en nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Naast projectfinanciering zal het partnerschap een belangrijke informatiefunctie vervullen over het betrekken van en handelen in grondstoffen. Daarmee kan het partnerschap ook Europese bedrijven helpen bij het implementeren van de regels uit de conflictmineralenverordening. Initiële focus van het partnerschap ligt onder ander op de Democratische Republiek Congo.

Deelnemers die zich nu hebben gemeld zijn het Verenigd Koninkrijk, de Europese Commissie (DEVCO), Conflict-Free Sourcing Initiative, Philips, Intel, Valcambi, Solidaridad en International Peace Information Service. De opzet is dat Europese instanties en overheden een financiële startbijdrage geven voor een fonds, waaruit projecten kunnen worden gefinancierd, en dat private deelnemers een jaarlijkse bijdrage aan het partnerschap betalen. De schatting is dat het fonds over de periode van vijf jaar 12 tot 15 miljoen Euro gaat beheren. Deelnemende partijen hebben toegezegd het partnerschap nu verder te ontwikkelen. Streven is het partnerschap in het najaar van 2016 operationeel te hebben.

De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven