32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 229 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Uw Kamer heeft mij op 23 februari jl. verzocht om een reactie op het CE Delft-rapport «CO2-winst met kunststofrecyclaat» dat in opdracht van NRK Recycling is opgesteld en door NRK Recycling aan uw Kamer is verzonden. Ik zend u hierbij mijn reactie op dit rapport toe.

Het rapport bevat de uitkomsten van een onderzoek naar mogelijke klimaatwinst door inzet van kunststofrecyclaat gewonnen uit mechanische recycling ten opzichte van productie van kunststof uit fossiele bronnen.

Ik onderschrijf de voornaamste conclusie uit het rapport dat het toepassen van kunststofgranulaat in nieuwe producten – waar mogelijk – de voorkeur geniet boven de toepassing van kunststof gewonnen uit «primaire, vaak fossiele bronnen». Ik onderschrijf ook de conclusie dat als een kunststof product weggegooid wordt, recycling van dat product de voorkeur geniet boven verbranding in een afvalverbrandingsinstallatie. Dit voorkomt CO2 uitstoot zowel bij productie als bij verbranding van primair fossiel kunststof. Mede door de relatief hoge CO2-impact van kunststof als materiaal heeft dit mijn volle aandacht in de transitie naar een circulaire economie.

Dit heb ik ook aangegeven in het Nationaal Programma Circulaire Economie (hierna: NPCE)1 dat 3 februari jl. met uw Kamer is gedeeld. Een circulaire economie draagt bij aan vier maatschappelijke opgaven: het tegengaan van klimaatverandering, een schoner milieu en een schonere leefomgeving, het herstel van biodiversiteit en een grotere leveringszekerheid van grondstoffen. De uitkomsten van het CE Delft rapport bevestigen het potentieel om met circulaire economie klimaatverandering tegen te gaan.

In de aanbiedingsbrief aan uw Kamer vraagt NRK verpakkingen om stimulerende wetgeving, waaronder een wettelijk verplicht minimumpercentage gerecycled materiaal in kunststofartikelen en -verpakkingen, om afzetmogelijkheden te garanderen. Zoals ook in het NPCE beschreven, is dit iets wat Europees moet worden geregeld en wat op dit moment ook in Europees verband wordt behandeld. Het Commissievoorstel voor een Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten2 zal het mogelijk maken om voor specifieke productgroepen passende minimumpercentages wettelijk vast te leggen. Het Commissievoorstel voor een verordening betreffende verpakkingen en verpakkingsafval3 schrijft verplichte percentages recyclaat voor verpakkingen voor. Over beide voorstellen is uw Kamer per BNC-fiche geïnformeerd4, waarbij ook is aangegeven dat het kabinet groot voorstander is van het op deze manier vastleggen van minimumpercentages recyclaat in nieuwe producten. Het kabinet zet bij de onderhandelingen over deze EU wetgevingsvoorstellen in op hoge percentages verplicht recyclaat. Nederland trekt hierin samen op met gelijkgestemde lidstaten en neemt hierin een voortrekkersrol, zoals ook gevraagd in de motie5 van de leden Bontenbal en Dassen over kabinetsinzet voor versnelde Europese wetgeving voor een minimum hoeveelheid recyclaat in plastic6. Daarnaast verkent het kabinet ook nationale maatregelen om de recyclaatmarkt te versterken en het gebruik van primair fossiel kunststof te ontmoedigen als onderdeel van de integrale besluitvorming over aanvullend klimaatbeleid in de reguliere begrotingscyclus in het voorjaar van 20237.

Om de recycling van materialen te bevorderen werk ik aan de ontwikkeling van een stimuleringsprogramma ter ontwikkeling en opschaling van recycling en hergebruik zoals aangekondigd in het Coalitieakkoord8 en toegelicht in het NPCE. Hiervoor wordt jaarlijks minstens € 7 miljoen vrijgemaakt. Ook bestaat er reeds uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verschillende kunststof- en kunststofbevattende producten, zoals verpakkingen en kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Tevens beoog ik te voorkomen dat recyclebaar materiaal wordt verbrand of gestort door met een gericht pakket aan maatregelen een specifieke materiaalketen te sluiten. Hierbij gaat de aandacht onder andere uit naar de kunststofketen. Welk pakket aan maatregelen daarvoor nodig is, wordt momenteel geïnventariseerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstuk 32 852, nr. 225.

X Noot
2

COM (2022) 142.

X Noot
3

COM (2022) 677.

X Noot
4

Kamerstuk 22 122, nr. 3422 en Kamerstuk 22 112, nr. 3620.

X Noot
5

Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 57.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 3620.

X Noot
7

Kamerstuk 32 813, nr. 1091.

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77.

Naar boven