32 849 Mijnbouw

Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2016

In mijn brief van 17 augustus 2016 (Kamerstuk 32 849, nr. 82) heb ik aangegeven dat NAM op 28 juni 2016 een tussenrapport heeft gepubliceerd over de herafweging voor de verwerking van productiewater uit het olieveld Schoonebeek.1 Op dit tussenrapport zijn diverse reacties gekomen. Ook heeft hierover overleg plaatsgevonden met de regio. Hierbij informeer ik uw Kamer over mijn conclusies inzake de alternatievenafweging voor verwerking van het productiewater uit het olieveld Schoonebeek. Daarmee geef ik tevens invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om een reactie op de rapportages over de alternatievenafweging voor de verwerking van productiewater uit het olieveld Schoonebeek (commissieverzoek ingezonden 29 september 2016).

Rapportages

NAM heeft op 28 juni 2016 een tussenrapport heeft gepubliceerd over de herafweging voor de verwerking van productiewater uit het olieveld Schoonebeek. Het rapport is opgesteld door RoyalHaskoningDHV (hierna: RHDHV) in opdracht van NAM. Aan het rapport is een «zorgpuntennotitie» toegevoegd, waarin de zorgen en vragen van de regio worden weergegeven en beantwoord. Ik heb het tussenrapport voor advies voorgelegd aan Deltares en aan de Commissie voor de m.e.r. (hierna: Commissie). De adviezen van beide adviseurs heb ik op 12 september 2016 aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 849, nr. 83). Het gaat om de volgende documenten:

  • Deltares, Toetsing Tussenrapport Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek, Notitie Deltares, 1221062–002-BGS-0006, 3 augustus 2016;

  • Deltares, brief met algemeen oordeel rapport Toetsing «Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek, Tussenrapport Alternatievenafweging», 1 september 2016;

  • Commissie voor de milieueffectrapportage, Evaluatie verwerking productiewater Schoonebeek, Advies over het Tussenrapport alternatievenafweging, 8 september 2016, projectnummer: 3093.

Naar aanleiding van de adviezen van Deltares en de Commissie heb ik NAM verzocht enkele aspecten van het tussenrapport over de herafweging te verduidelijken. Dit heeft geleid tot een herziening van de samenvatting van het tussenrapport en tot een notitie van RHDHV met aanvullingen op het tussenrapport. Beide documenten zijn door NAM op 30 september 2016 gepubliceerd op haar website.2 Verder heb ik een reactie op het tussenrapport ontvangen van Burgerinitiatief Stichting Stop Afvalwater Twente (hierna: het Burgerinitiatief).3 Ook heb ik een afschrift ontvangen van een advies van de TU Delft, dat op verzoek van de provincie Overijssel is uitgebracht.4

Reacties op de rapporten

Deltares

In haar algemeen oordeel geeft Deltares het volgende aan: «Uit de toetsing van Deltares blijkt dat in het tussenrapport nagenoeg alle aspecten die van belang zijn voor de afweging van alternatieven voor verwerking van productiewater uit Schoonebeek zijn behandeld. De beschrijving van deze aspecten vindt over het algemeen plaats op een overzichtelijke en logische wijze. Daarmee biedt het rapport een goed uitgangspunt voor het maken van een keuze voor 1 of 2 alternatieven die in de laatste fase van het onderzoek later dit jaar aan een volledige analyse volgens de CE-methodiek worden onderworpen.»

Deltares geeft ook aan dat het rapport op een aantal punten aangevuld en verduidelijkt zou kunnen worden. Deze aanvulling en verduidelijking kan volgens Deltares gebeuren tijdens de volgende fase van het onderzoek, aangezien het niet gaat om cruciale informatie voor het maken van een keuze tussen de alternatieven. Er is een aantal aspecten waarvan Deltares adviseert om die wel in de huidige fase te verduidelijken, om een goede afweging tussen alternatieven mogelijk te maken. Dit advies heb ik opgevolgd en ik heb NAM verzocht om de aspecten die Deltares noemt nader te verduidelijken. Hieraan is gevolg gegeven in een herziening van de samenvatting van het tussenrapport en in de notitie van RHDHV met aanvullingen op het tussenrapport.

Commissie voor de m.e.r.

De Commissie oordeelt dat er één belangrijk punt is dat in het tussenrapport onvoldoende tot uitdrukking komt, namelijk de beoordeling van de effecten van lozing in de diepe ondergrond en op zee. Daardoor zouden de beschreven effecten voor de huidige situatie, het alternatief «waterinjectie Twente-Drenthe» en het alternatief «zoutwater naar zee» mogelijk minder negatief kunnen uitvallen dan in het tussenrapport is aangegeven. De Commissie concludeert vervolgens: «Met inachtneming van dit punt, is de Commissie van oordeel dat de informatie uit het tussenrapport een goede basis vormt voor de keuze van alternatieven die nader uitgewerkt zullen worden.» Ik heb NAM verzocht om een reactie te geven op de opmerkingen van de Commissie. Deze reactie is, zoals hierboven aangegeven, openbaar geworden op 30 september 2016 met de notitie van RHDHV met aanvullingen op het tussenrapport. Uit dit document blijkt dat het zuiveringsproces van het zoute productiewater uit Schoonebeek een ingewikkeld proces is, waarbij niet kan worden uitgesloten dat er een calamiteit optreedt. Zo’n calamiteit zou tot gevolg kunnen hebben dat er ongewenste stoffen in de Eems komen. RHDHV gaat ervan uit dat er maatregelen ontwikkeld kunnen worden om de gevolgen van dergelijk calamiteiten te beperken. Als dit alternatief wordt gekozen dan zal dit aspect nader onderzocht moeten worden.

Overige reacties

Op verzoek van de provincie Overijssel heeft de TU Delft op 25 augustus 2016 een advies uitgebracht over het tussenrapport. De onderzoekers van de TU Delft kwalificeren het rapport van RHDHV als een uitgebreid en gedetailleerd rapport, waarin alle facetten worden beschreven, vaak onderbouwd met gedetailleerde gegevens. Daar staat tegenover dat volgens de onderzoekers van enkele onderdelen de beschrijvingen in het rapport nog algemeen blijven, zonder alle aspecten en details te noemen. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen bij het tussenrapport geplaatst. RHDHV heeft op deze vragen en opmerkingen een reactie gegeven in de eerder vermelde notitie met aanvullingen op het tussenrapport.

Het Burgerinitiatief heeft mij notities gestuurd met bevindingen over het tussenrapport en de op 30 september 2016 gepubliceerde herziende samenvatting en bijgaande notitie van RHDHV. Ik zal de notities van het Burgerinitiatief doorsturen naar de Commissie zodat deze in haar advies over het eindrapport kunnen worden meegenomen.

Tussenstap en overleg met belanghebbenden

Met het tussenrapport, de diverse daarop uitgebrachte adviezen en de aanvullingen die naar aanleiding daarvan zijn opgesteld, zijn op hoofdlijnen de voor- en nadelen van de verschillende vijf alternatieven voor mij voldoende duidelijk. Op 7 maart 2016 heb ik van de Commissie voor de m.e.r. advies gekregen over de opzet en proces van de evaluatie. De Commissie heeft geadviseerd om een tussenstap in te bouwen zodat uitgaande van het tussenrapport en interactie met de regio een keuze kan worden gemaakt voor één of meerdere perspectiefrijke en realistische alternatieven die daarna uitgewerkt worden in het eindrapport. Ik heb dit advies overgenomen.

Op 6 oktober 2016 is overleg gevoerd met regionale bestuurders.5 Tijdens dit overleg zijn de volgende voorkeuren uitgesproken:

  • Unaniem wil men alternatief 1 uitgewerkt zien (productiewater zuiveren, waarna er een vast zoutproduct overblijft);

  • Alternatief 2 (gezuiverd zout water afvoeren naar de Eems) is voor de provincie Groningen niet acceptabel, maar voor de andere bestuursorganen wel een nader onderzoek waard;

  • Geen van de bestuursorganen heeft een voorkeur uitgesproken voor alternatief 3 (injectie van water met een verhoogde concentratie zout (brijnwater));

  • Mocht besloten worden om alternatief 4 (injectie in Twente en Drenthe) nader te laten uitwerken, dan zou de variant «zonder mijnbouwhulpstoffen» meegenomen moeten worden;

  • Voor de provincie Drenthe is waterinjectie in het Roswinkeler gasveld niet bespreekbaar vanwege de aardbevingen die zich daar tijdens de gaswinningsfase hebben voorgedaan.

Naast de regionale bestuursorganen zijn ook Vitens en het Burgerinitiatief geraadpleegd. Beide partijen hebben – om uiteenlopende redenen – een voorkeur voor de nadere uitwerking van twee alternatieven: alternatief 1 (productiewater zuiveren) en alternatief 5 (primair volledige zuivering en secundair injectie in de diepe ondergrond in Drenthe onder een kleisteenlaag). Voor Vitens zou ook alternatief 2 (zout water afvoeren naar de Eems) uitgewerkt kunnen worden. Het alternatief 3 (injectie van brijnwater) en het alternatief 4 (injectie in Twente en Drenthe) kunnen volgens Vitens overwogen worden op het moment dat waterinjectie onder drinkwatergebieden wordt uitgesloten. NAM is ook gevraagd naar haar voorkeur. NAM heeft per brief van 24 oktober 2016 laten weten dat de gecombineerde injectie van water in lege gasvelden in Twente en Zuidoost-Drenthe in haar ogen voor de lange termijn de beste oplossing is.6

Afweging en vervolg

Ik heb de alternatieven afgewogen uitgaande van de rapporten, adviezen, het overleg en de reacties van NAM, regionale overheden, Vitens en het Burgerinitiatief. Ik heb ook het aspect draagvlak hierin meegenomen omdat ik hieraan belang hecht. Ik ben gekomen tot een keuze voor drie alternatieven die realistisch en perspectiefrijk lijken. Deze alternatieven zullen in het eindrapport onderling worden vergeleken conform het voorschrift in de huidige vergunning. Het betreft de volgende alternatieven:

  • Alternatief 1: volledige zuivering van al het in Schoonebeek geproduceerde injectiewater. Daarbij heb ik verzocht om innovatieve technologieën die zijn aangedragen door de TU Delft en het bedrijf Salttech in de uitwerking mee te nemen voor zover dat realistisch en perspectiefrijk is;

  • Alternatief 4: injectie in Twente en Drenthe. Dit alternatief betreft de huidige situatie met een uitbreiding van de waterinjectie in de provincie Drenthe, zodat er voldoende capaciteit is om het injectiewater te bergen. Daarbij heb ik het Roswinkel veld uitgesloten vanwege de aardbevingen die zich daar in het verleden hebben voorgedaan;

  • Alternatief 5: het alternatief van het Burgerinitiatief dat primair volledige zuivering en secundair injectie in de diepe ondergrond van Drenthe onder een kleisteenlaag beoogt.

Ik heb NAM per brief verzocht om begin december 2016 een eindrapport uit te brengen. Ik heb mijn brief aan NAM, waarin ik uitvoerig op de afweging ben ingegaan, als bijlage bij deze brief toegevoegd7.

Ik zal een klankbordgroep oprichten die bij de eindfase van het onderzoek nader wordt geïnformeerd. De klankbordgroep bestaat uit ambtenaren en leden van de eerdergenoemde regionale bestuursorganen en stakeholders. Ik voorzie twee bijeenkomsten. De eerste bijeenkomst op 25 november 2016 zal gaan over de afwegingsmethodiek en de door NAM gebruikte gegevens en aannamen. De tweede bijeenkomst op 16 december 2016 zal gaan over de uitkomsten van de afwegingsmethodiek en de onderbouwing daarvan. De leden van de klankbordgroep zullen worden gevraagd om een reactie op te stellen over het eindrapport. Ik zal deze reacties betrekken in mijn besluitvorming.

Ik zal het eindrapport, net zoals ik gedaan heb met het tussenrapport, ter toetsing voorleggen aan de Commissie en aan Deltares. Ik verwacht in de tweede week van januari 2017 het advies van de Commissie en het advies van Deltares te ontvangen. Uitgaande van deze adviezen en de reacties van de verschillende bestuursorganen en stakeholders zal ik in de tweede helft van januari 2017 een besluit nemen over de toekomst van de verwerking van het injectiewater uit Schoonebeek.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek, Tussenrapport alternatievenafweging, referentie I&BBD9591-100-100R001F02, 02/Finale versie, 28 juni 2016.

X Noot
5

provincies Overijssel, Drenthe en Groningen, gemeenten Coevorden, Emmen, Tubbergen, Oldenzaal, Dinkelland, Losser, Hardenberg, Hellendoorn en waterschap Vechtstromen.

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven